ECLI:NL:RBNHO:2019:8361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
15.108700.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met geweld in Alkmaar

Op 26 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak in Alkmaar. De zaak vond zijn oorsprong in de nacht van 1 januari 2019, toen de verdachte samen met een medeverdachte een woning binnendrong met de intentie om geld en waardevolle goederen te stelen. De bewoners werden echter wakker en er ontstond een worsteling tussen hen en de inbrekers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte en zijn medeverdachte per ongeluk in de woning waren beland.

De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal, vergezeld van geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander had geprobeerd in te breken, waarbij geweld werd gebruikt tegen de bewoners. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die materiële en immateriële schade hadden geleden door de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie [plaats 1]
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.108700.19 (P)
Uitspraakdatum: 26 augustus 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. O.R.R. Hetterscheidt, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 omstreeks 4:30 uur, in elk geval in de voor de nachtrust bestemde tijd, te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan de [adres], geld en/of (waardevolle) goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geworsteld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en medeverdachte onder invloed van alcoholhoudende drank op zoek waren naar een uitgaansgelegenheid in [plaats 1] om Oud en Nieuw te vieren. Zij zagen een open deur en waren in de veronderstelling dat er een feest aan de gang was. Nadat ze in een woonkamer waren terechtgekomen werden ze geconfronteerd met de bewoner die verdachte meteen vastpakte. Deze bewoner wilde verdachte niet loslaten waardoor de vriend van verdachte deze bewoner heeft weggeduwd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij en zijn medeverdachte per ongeluk in de woning van aangevers zijn terechtgekomen en daarbij dachten dat die woning een café/bar betrof waar zij verder kon feesten, als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich de toegang verschaft tot een woning gelegen boven een winkelpand (growshop) op de begane grond. Vanaf de openbare weg is er een gedeelde voordeur waarachter een centrale hal ligt, met tegen over de voordeur twee (tussen)deuren. Verdachte en medeverdachte hebben de bovenwoning kunnen betreden door eerst de rechter (tussen)deur in de centrale hal te openen en vervolgens via de achter deze deur gelegen vaste trap naar de eerste etage te gaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich daarbij hebben bediend met het lichtschijnsel van zijn telefoon. Uit de verklaringen van de bewoners [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt verder dat in de woning kastjes waren geopend en uit één van de kastjes een witte doos was gehaald. Daarbij komt dat de politie heeft geconstateerd dat in de meterkast gelegen in de centrale hal stoppen waren losgedraaid en dat de kabel van de internetmodem was losgetrokken. Voornoemde feiten en omstandigheden vallen geenszins te rijmen met de verklaring van verdachte en kunnen naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden geduid dan een opzettelijke poging tot diefstal uit een woning. In dat verband betrekt de rechtbank ook nog het opgenomen telefoongesprek van verdachte vanuit het Justitieel Complex Schiphol. Hieruit komt naar voren dat tussen verdachte en ene [betrokkene] kennelijk gesproken wordt over hun betrokkenheid bij de poging tot diefstal met geweld in de woning.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 januari 2019 omstreeks 4:30 uur, in elk geval in de voor de nachtrust bestemde tijd, te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om geld en/of (waardevolle) goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in een woning gelegen aan de [adres] is binnengetreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en de andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld bestond uit het met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben geworsteld.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, in het geval van een bewezenverklaring van het feit, op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke straf moet worden opgelegd, nu verdachte, om nog aanspraak te kunnen maken op de erfenis van zijn oma in de vorm van een woning, zich zo spoedig mogelijk in [plaats 2] moet melden in verband met de afwikkeling van die erfenis.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot diefstal in een woning, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Dat het bij een poging is gebleven, is slechts te danken aan het feit dat verdachte en zijn mededader werden overlopen door de bewoners van die woning. Hierbij is een worsteling ontstaan, waarbij de bewoners lichamelijk letsel hebben opgelopen in de vorm van schrammen en blauwe plekken. Dit moet voor de bewoners een bijzonder beangstigende situatie zijn geweest. Het is bekend dat de negatieve psychische gevolgen van dergelijke gewelddadige feiten voor een slachtoffer nog lang kunnen aanhouden. Uit de toelichting bij de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat zij nog dagelijks kampen met de psychische gevolgen van het handelen van verdachte en zijn mededader. Hun gevoel voor veiligheid is dusdanig aangetast dat zij zich niet meer veilig voelen in hun woning. Voorts veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld;
- het mailbericht van de reclassering aan de rechter-commissaris d.d. 7 mei 2019, waaruit naar voren komt dat, gelet op de sociale status van verdachte en het niet hebben van een zorgverzekering, het niet mogelijk is om een traject in enige vorm op te starten. De reclassering concludeert dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Omdat verdachte geen zorgverzekering heeft, kan ook geen werkstraf worden opgelegd. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf onder meer rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot het bewezenverklaarde feit. Zo wordt bij een inbraak in een woning als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden genoemd. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte de poging tot diefstal samen met een ander heeft gepleegd, gedurende voor de nachtrust bestemde uren, waarbij een fysieke confrontatie met de bewoners van de woning is gevolgd. Voorts betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat verdachte bij onherroepelijk vonnis van 7 december 2018 veroordeeld is terzake van diefstal tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en op 12 juli 2018 terzake diefstal tot een (niet uitgevoerde) taakstraf. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat het gaat om een poging tot diefstal uit een woning. Gelet op het vorenstaande kan slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend worden geacht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 7 maanden moet worden opgelegd. Deze straf is lichter van door de officier van justitie gevorderd, maar de rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.298,74ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen in verband met de door hem bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat de schade met betrekking tot het t-shirt, groot € 12,99, en de immateriële schade, groot € 1.000,-, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en dat de schade met betrekking tot de aanschaf van de beveiligingscamera, groot € 285,75 zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.066,51ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen in verband met de door hem bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat de schade met betrekking tot de pyjama, groot € 39,99 en de immateriële schade, groot € 1.000,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en dat de schade met betrekking tot de gemaakte reiskosten, groot € 26,52 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.298,74, bestaande uit € 298,74 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat de schade met betrekking tot het t-shirt, groot € 12,99, en de immateriële schade, groot € 1.000,-, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en dat de schade met betrekking tot de aanschaf van de beveiligingscamera, groot € 285,75 zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.298,74, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven genoemd.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.066,51bestaande uit € 66,51 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat de schade met betrekking tot de pyama, groot € 39,99, en de immateriële schade, groot € 1.000,-, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en dat de schade met betrekking tot de gemaakte reiskosten, groot € 26,52 zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.066,51, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven genoemd.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. E.M. ten Bos en mr. P.S. Lambertina, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2019.
Mr. P.S. Lambertina is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 12 augustus 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De deur was gewoon open. Er was een trap en ik ging naar boven. Ik was met een vriend. We stonden toen in een ruimte. We gebruikten de telefoon voor het licht. Op dat moment kwamen er een man en een vrouw binnen. Die man pakte mij vast. We vielen om.
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2019 door aangever [slachtoffer 1] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring (pag. 7 en 8):
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning aan de [adres] te [plaats 1], gepleegd op 1 januari 2019 tussen 04.30 uur en 04.43 uur. Omstreeks 04.35 uur bevond ik mij samen met mijn vriendin in de slaapkamer van mijn woning. Mijn woning is gevestigd op de 1e verdieping. Omstreeks genoemd tijdstip schrok mijn vriendin wakker omdat zij gestommel in onze woning hoorde. Ik besloot te gaan kijken. Toen ik onze slaapkamerdeur opende zag ik in de eetkamer twee mij onbekende mannen staan. Ik kon één van de mannen te pakken krijgen en raakte met hem in een worsteling. Deze man betrof een blanke kale man van circa twee meter groot en een fors postuur. Op een gegeven moment gelukte het de man om tijdens de worsteling zich los te rukken en weg te vluchten. Mijn vriendin heeft ook nog geprobeerd om de man tegen te houden maar dit lukte niet. De andere man was het al gelukt om weg te komen. Over deze man kan ik enkel verklaren dat hij een stuk kleiner is dan de man waarmee ik een worsteling was geraakt. Wat er precies tijdens de worsteling allemaal gebeurd is, weet ik niet meer, later bemerkte ik dat ik onder de blauwe plekken en schrammen zat.
In de hal heeft men in de meterkast diverse stoppen eruit gedraaid alsmede de internetmodem los getrokken. In mijn woning zagen we dat er twee kastjes waren geopend.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 11 mei 2019 door getuige [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] afgelegde verklaring (pag. 11 t/m 13):
Op 1 januari 2019 omstreeks 04.43 uur lag ik met mijn vriend [slachtoffer 1] te slapen in onze woning en werd ik op een gegeven moment wakker van gerommel en gestommel in de huiskamer. Door de geopende slaapkamerdeur zag ik lichtschijnsel in huis. Ik zag dat mijn vriend bij de schuifdeur naar de woonkamer een grote kerel had vastgepakt. Er volgde een vechtpartij tussen hem en die man. Dat begon in de woonkamer en ging door in de eetkamer. Het ging er heftig aan toe. De man had een fors postuur. Er was nog een tweede man die een stuk kleiner was.
Ik zag dat een andere man mijn vriend op de grond gooide. Ik ben aan deze man gaan hangen en heb geprobeerd hem naar de grond te krijgen. Ik kan mij nog herinneren dat wij op een gegeven moment allemaal op de grond lagen. Ik heb nog gezien dat ze naar beneden renden.
Bij het kastje stond een witte doos die kennelijk door de mannen uit het kastje was gepakt. Je kon zien dat ze gezocht hadden.
Ik heb van dit incident bloeduitstortingen overgehouden.