ECLI:NL:RBNHO:2019:8314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
15/147130-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld tegen 73-jarige slachtoffer in Zuid-Scharwoude

Op 8 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval in Zuid-Scharwoude op 19 juni 2019. Tijdens deze overval, die plaatsvond in de nachtelijke uren, werd het 73-jarige slachtoffer met geweld bedreigd en mishandeld. De daders hebben het slachtoffer onder andere bij de keel gepakt, hem op de grond gegooid, geslagen, geschopt en met een mes verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van diefstal met geweld, gepleegd met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat zijn verklaringen onbetrouwbaar waren omdat hij geen tolk had. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder shockschade voor de echtgenote van het slachtoffer, werden toegewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer en zijn echtgenote. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werden ook toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/147130-19 (P)
Uitspraakdatum: 8 oktober 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven op het adres [adres] , België,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, Huis van Bewaring te Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T. Yilmaz, advocaat te
‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, in een woning gelegen aan [adres] , omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- geld, en/of
- een tablet (van het merk Samsung), en/of
- portemonnees en/of
- een handtas (van het merk Desigual) met inhoud,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- bij de keel vast te pakken en/of de keel dicht te knijpen, en/of
- op/tegen de grond te gooien/duwen, en/of
- met een mes, zwaard en/of schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in het lichaam te steken en/of te snijden, en/of
- over de grond te trekken en/of te duwen, en/of
- tegen het lichaam te slaan, en/of
- tegen het lichaam te schoppen en/of
- zijn armen en/of benen vast te binden met een snoer en/of de mouwen van een kledingstuk, althans met enig voorwerp.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten eerste aangevoerd dat de beide verklaringen, die verdachte bij de politie heeft afgelegd, niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Verdachte had tijdens beide verhoren geen bijstand van een tolk. Tijdens het tweede verhoor was evenmin een raadsman (die wel was geconsulteerd) aanwezig. Verdachte heeft de vragen van de politie niet goed begrepen, waardoor de antwoorden onbetrouwbaar zijn. Verbalisanten hebben ten onrechte nagelaten een tolk in te schakelen toen verdachte aangaf Nederlands moeilijk te verstaan als er snel wordt gesproken. De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat de raadsman heeft beoogd te betogen dat de verdachte de bekennende verklaring, die hij bij de politie heeft afgelegd, niet had willen afleggen.
Voorts heeft de raadsman verzocht de verdachte vrij te spreken. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij geweldshandelingen heeft verricht en dat hij goederen heeft weggenomen. Het DNA van de verdachte is op het aangetroffen mes gekomen doordat hij het mes van [verdachte 2] heeft afgepakt, teneinde te voorkomen dat het slachtoffer om het leven zou worden gebracht. Evenmin had de verdachte de intentie zich de door de medeverdachten weggenomen goederen toe te eigenen.
Uiterst subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en met het geringe aandeel van verdachte in de overval. Volgens verdachte was het de bedoeling om met de eigenaar van de wietkwekerij een goede prijs af te spreken voor de aankoop van zijn planten waarna er een beroving plaatsvond.
3.3.
Betrouwbaarheid verklaringen verdachte bij de politie
Uit het dossier blijkt het volgende.
Uit het proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding van 19 juni 2019 (dossierpagina 158 e.v.) blijkt dat verdachte zichzelf in staat acht om in de Nederlandse taal te communiceren. Verbalisant constateert dat verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst. Ook bij het verhoor voor de inverzekeringstelling van 19 juni 2019 (dossierpagina 161 e.v.) acht verdachte zichzelf in staat in de Nederlandse taal te communiceren en constateert verbalisant [naam] , hulpofficier van justitie, dat verdachte het Nederlands voldoende beheerst. Verdachte verklaart de hulpofficier goed te verstaan en goed Nederlands te spreken.
Tijdens zijn eerste verhoor op 19 juni 2019 om 11.15 uur (dossierpagina 170 e.v.), waarin verdachte is bijgestaan door mr. M.R. Ploeger, wordt aan verdachte gevraagd of hij de Nederlandse taal goed verstaat. Verdachte antwoordt bevestigend, maar hij geeft aan dat het moeilijk is het Nederlands te verstaan als er snel wordt gepraat. Afgesproken wordt om rustig te praten. Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte eenmaal - tijdens het sociale verhoor - aangeeft dat hij de vraag niet goed heeft begrepen, waarna de vraag op een andere manier wordt gesteld en vervolgens wordt beantwoord. Op alle andere vragen heeft verdachte uitvoerig antwoord gegeven en niet is gebleken dat de raadsman heeft moeten ingrijpen omdat verdachte een vraag niet goed zou hebben begrepen.
Tijdens het tweede verhoor op 20 juni 2019 om 14.35 uur (dossierpagina 176 e.v.) geeft verdachte aan dat hij contact heeft gehad met mr. M.R. Ploeger en dat hij het verhoor wil ingaan zonder bijstand van een advocaat. Uit dit proces-verbaal blijkt niet dat verdachte is gevraagd of hij bijstand van een tolk wilde. Gelet op het feit dat verdachte al driemaal had aangegeven geen bijstand van een tolk te willen en al driemaal zonder problemen was verhoord in de Nederlandse taal, konden verbalisanten naar het oordeel van rechtbank ervan uitgaan dat ook ditmaal verhoor zonder bijstand van een tolk zou volstaan, tenzij zou blijken dat verdachte de vragen niet goed begreep. Uit het proces-verbaal van het tweede verhoor van verdachte is daarvan niet gebleken. Integendeel, verdachte geeft uitvoerig antwoord op de vragen van de verbalisanten.
De processen-verbaal van beide inhoudelijke verhoren zijn door verdachte doorgelezen en vervolgens ondertekend. Niet gebleken is dat verdachte om nadere uitleg heeft gevraagd van hetgeen in de processen-verbaal is genoteerd.
De rechtbank overweegt tot slot dat verdachte op 21 juni 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris, tijdens welk verhoor hij werd bijgestaan door een tolk Arabisch en raadsman mr. V.E. de Haas, ook zijn strafbare betrokkenheid bij de overval heeft bekend, zij het dat hij dan op enkele onderdelen terugkomt. Deze bijstellingen worden bij die gelegenheid door hem evenwel niet in verband gebracht met de condities waaronder hij eerder was verhoord. Bovendien staat de bij de rechter-commissaris afgelegde bekennende verklaring in contrast met de vergaand terugtrekkende bewegingen die de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat de verdachten [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte] de gang van zaken tijdens de overval zo weergeven dat zij in meer of mindere mate hun eigen rol bij de woningoverval minimaliseren en de nadruk leggen op het aandeel van de andere daders. Dit betekent dat de verklaringen van deze drie verdachten op onderdelen tegenstrijdig zijn. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de aangifte in grote lijnen wordt bevestigd door hetgeen verdachten [verdachte 3] en [verdachte] bij de politie en de rechter-commissaris hebben verklaard.
Uit de aangifte blijkt dat de drie personen die de woning binnenvielen gezamenlijk opereerden, dat ieder van hen een aandeel in het geweld heeft gehad en dat ieder van hen opzet had op het geweld dat werd toegepast. Eveneens blijkt uit de aangifte dat elk van de drie overvallers het opzet had op het wegnemen van de goederen die in de bewezenverklaring zijn vermeld. Op deze kernpunten vindt de aangifte bevestiging in de genoemde verklaringen van [verdachte 3] en [verdachte] . Ook op relevante en, deels, significante details komen de verklaringen overeen. In het rapport van forensisch arts [naam arts] , waarin het letsel van de aangever wordt beschreven, ziet de rechtbank voorts bevestiging voor het in de aangifte genoemde geweld.
Dit leidt tot de slotsom dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht wat aan de verdachte ten laste is gelegd.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 juni 2019 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, in een woning gelegen aan [adres] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten omstreeks 4.00 uur, tezamen en in vereniging met anderen
- geld en
- een tablet (van het merk Samsung) en
- portemonnees, en
- een handtas (van het merk Desigual) met inhoud,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1]
- bij de keel vast te pakken en de keel dicht te knijpen en
- op de grond te gooien en
- met een mes in het lichaam te steken en te snijden en
- over de grond te trekken en
- tegen het lichaam te slaan en
- tegen het lichaam te schoppen en
- zijn armen met de mouwen van een kledingstuk en zijn benen met een snoer vast te binden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het, vanuit het perspectief van de verdediging, geringe bewijsbare aandeel van verdachte in de woningoverval en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte loopt in België nog in een proeftijd en hij is tevens voornemens de Belgische nationaliteit aan te vragen. Bij een langdurige detentie dreigt verdachte zijn woning in België kwijt te raken.
De raadsman heeft de rechtbank voorts verzocht om het bevel voorlopige hechtenis op te heffen. Naar de rechtbank begrijpt heeft hij aan dit standpunt de opvatting ten grondslag gelegd dat de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich voordoet.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een overval op een woning. Bij deze overval hebben verdachte en zijn mededaders fors geweld uitgeoefend op het 73-jarige slachtoffer en hem diverse malen met een mes gesneden en gestoken in de borstkas en het hoofd. Hij heeft daardoor onder meer een klaplong gekregen. Forensisch arts [naam arts] heeft beschreven dat steekwonden in de hals- en borstregio potentieel levensbedreigend kunnen zijn. Het slachtoffer is daarnaast geslagen en geschopt. Hij heeft ook de vernedering moeten ondergaan dat hij over de vloer door zijn eigen woning is gesleept waarbij geschreeuwd werd om zijn geld. Voordat verdachte en zijn mededaders met de buit vertrokken, hebben zij het slachtoffer vastgebonden aan zijn armen en benen. De echtgenote van het slachtoffer heeft in hun slaapkamer moeten aanhoren hoe verdachte en zijn mededaders het slachtoffer pijn deden, zonder te weten waar het op het slachtoffer uitgeoefende geweld toe zou leiden. Het kennelijke gemak waarmee de drie daders het slachtoffer in zijn woning hebben mishandeld en beroofd is schokkend. De ontremming waarvan sprake lijkt te zijn geweest, was mede veroorzaakt door, zo moet op grond van de verklaringen worden aangenomen, het gebruik van alcohol en drugs.
Het bewezen verklaarde feit houdt een ernstige aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van niet alleen het slachtoffer maar ook diens echtgenote. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Uit de toelichting op de vorderingen tot schadevergoeding blijkt dat dit bij het slachtoffer en zijn echtgenote niet anders is. Daarnaast roept een dergelijk feit algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij puur uit materiële overwegingen heeft gehandeld en kennelijk niet heeft stil gestaan bij de angst die hij, samen met zijn mededaders, teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer van de overval en diens echtgenote. Dat verdachte slechts een beperkt aandeel had in de overval, vindt daarnaast geen steun in de bewijsmiddelen. Integendeel, hij deed volop mee.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank verder mee dat hij ter terechtzitting in grote lijnen zijn betrokkenheid bij de overval heeft ontkend. Dat houdt in dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wil nemen voor het door hem bij de slachtoffers aangerichte leed.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat slechts een straf die vrijheidsbeneming voor lange duur met zich brengt, passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de oriëntatiepunten straftoemeting, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken. Volgens deze oriëntatiepunten is een gevangenisstraf met een duur van vijf jaar passend voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft als strafverzwarende omstandigheden meegewogen het forse geweld (met name het steken en snijden met een mes), het daardoor veroorzaakte letsel, de samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, het nachtelijke tijdstip en het feit dat het slachtoffer en zijn echtgenote mensen op leeftijd zijn. Voorts legt de onverschillige houding van de verdachte ter terechtzitting gewicht in de schaal.
Al het voorgaande in overweging nemende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden.
Gelet op het voorstaande zal de rechtbank het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.586,77 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
- € 211,04 eigen risico ziektekostenverzekering
- € 60,00 daggeldvergoeding ziekenhuis (2 dagen)
- € 32,50 reparatie halsketting
- € 60,00 pyjama
- € 11,50 hemd
- € 11,50 onderbroek
- € 53,33 overhemd
- € 26,90 twee opladers, tablet en mobiele telefoon
- € 120,00 beredderingskosten (schoonmaken en opruimen woning): 6 uren x 20 euro.
Voor vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevraagd, in verband met de fysieke en psychische gevolgen van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.518,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 18,00 wegens de aanschaf van medicijnen in verband met slaapproblemen.
De immateriële schade ad. € 7.500,00 betreft shockschade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht beide vorderingen voldoende onderbouwd zodat deze in zijn geheel toegewezen dienen te worden.
Standpunt verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden door de verdediging betwist: verdachte ontkent enig aandeel te hebben in de schade. Bovendien zijn de vorderingen niet eenvoudig van aard. Behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze omstandigheden dienen volgens de raadsman elk tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen te leiden.
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
[slachtoffer 1]overweegt de rechtbank als volgt:
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
[slachtoffer 2]overweegt de rechtbank als volgt:
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en dat de vordering wat betreft dit onderdeel voor toewijzing in aanmerking komt.
Wat betreft de criteria voor de beoordeling van bestaan en omvang van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de criteria die zijn ontwikkeld in de inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door
( i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of
(ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan.
Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van shockschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting door gemachtigde [naam] nader toegelicht, in die zin dat is betoogd dat [slachtoffer 2] geestelijk letsel heeft opgelopen, zowel vanwege het feit dat er een woningoverval plaatsvond terwijl zij in de woning was alsook vanwege het feit dat zij haar man heeft horen lijden en hem daarna verwond heeft aangetroffen. De huisarts heeft de diagnose Post Traumatische Stress Stoornis (hierna: PTSS) gesteld en heeft [slachtoffer 2] doorverwezen voor psychologische hulp.
Uit de toelichting op de vordering begrijpt de rechtbank dat bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok is teweeggebracht doordat zij vanuit de slaapkamer en badkamer heeft moeten aanhoren hoe haar echtgenoot door de overvallers pijn werd gedaan en zij hem vervolgens – nadat de daders blijkbaar waren vertrokken - hevig bloedend heeft aangetroffen. Daarmee is voldaan aan het confrontatievereiste.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 2] door dit beeld van haar toegetakelde echtgenoot getraumatiseerd is geraakt. Zij krijgt het beeld van haar echtgenoot die onder het bloed zit, niet meer uit haar hoofd. Sinds de overval ervaart [slachtoffer 2] slaapproblemen en kampt zij met angst- en onveiligheidsgevoelens. [slachtoffer 2] heeft zich vanwege aanhoudende psychische klachten bij haar huisarts gemeld. De huisarts heeft geconstateerd dat er sprake
isvan PTSS en [slachtoffer 2] doorverwezen voor psychologische hulp. Er zal een intakegesprek plaatsvinden met een psycholoog en een behandelplan worden opgesteld. Gelet op de ernst van de aanwezige klachten, zijn op voorhand reeds zes behandelafspraken ingepland. De rechtbank acht met het door de huisarts vaststellen van PTSS en het door de psycholoog op voorhand inplannen van in ieder geval zes behandelingen voldoende onderbouwd dat de confrontatie met haar bloedende echtgenoot heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten PTSS. In dit licht valt niet in te zien dat de summiere betwisting hiervan namens de verdachte tot andere conclusies moet leiden. Daarmee is voldaan het vereiste dat geestelijk letsel is toegebracht.
Gelet daarop kan de benadeelde partij [slachtoffer 2] aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank acht de vordering redelijk en zal de gehele vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte deze bedragen geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: woningoverval met geweld tijdens de nachtelijke uren] aanleiding ter zake van de vorderingen van beide benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.586,77(zegge: tienduizend vijfhonderdzesentachtig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit € 586,77 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.586,77, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
87 (zevenentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.518,00(zegge: zevenduizend vijfhonderdachttien euro), bestaande uit € 18,00 als vergoeding voor de materiële en € 7.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.518,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderdachttien euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. H.E. van Harten en mr. R.P. Boon, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2019.
Mr. Boon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 176 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 20 juni 2019 door verdachte [verdachte] ten overstaan van verbalisanten [naam] en [naam] afgelegde verklaring:
We volgden [O.] . We waren allemaal in die woning. [O.] [de rechtbank begrijpt: [verdachte 2] ] pakte hem [de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1] ] vast en legde hem op de grond en ik vroeg waar is het geld. Dat is daar zei de man. Het lag in de kasten in de blauwe doosjes. [A.] [de rechtbank begrijpt: [verdachte 3] ] heeft het geld gepakt en in de rugzak gedaan. We hadden ook nog de laptop en wat geld in de rugtas gedaan. We hadden, denk ik, alle drie een mes, dat was om hem [de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1] ] bang te maken. Ik had een wat kleine langere, ik heb dat weggegooid toen we weggelopen zijn.
Nadat verbalisanten opmerken dat er bloed op de kleding van verdachten zit:Ja ze hebben hem geslagen en zo. Ik dacht eerst dat het nattigheid van de planten was. Die man heeft wel geroepen niet slaan, niet slaan.
We hebben om de beurt de rugtas naar de auto gedragen, die was vrij zwaar.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 201 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juni 2019 door verdachte [verdachte 3] ten overstaan van verbalisanten [naam] en [naam] afgelegde verklaring:
Ze [de rechtbank begrijpt: [verdachte 2] en [verdachte] ] gingen gelijk naar binnen en doken op die man [de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1] ]. Ik ben ook naar binnen gegaan. Die man lag op de grond. Ik ging met mijn knieën op die man zitten. Dit was nog in de hal. De jongens riepen om geld, geld, geld. De man zei dat er geld in de keuken was. We hebben de man toen naar de keuken getrokken, dat deden we alle drie. De man wees ook naar de kastjes en zei dat daar geld lag. Ik deed de keukenkastjes open en ik zag blauwe bakjes staan en daar zat geld in. Bovenop lag kleingeld en onderin lagen briefjes. Ik heb die bakjes in een zwarte rugzak gedaan. Toen ik dat geld had, wilden die andere twee de man nog vastbinden. Ik zag dat ze hem vastbonden aan zijn handen en benen, meen ik. Ik zag ook dat ze een tablet meenamen.
Ik heb met mijn knieën op hem gezeten, de man pakte mij vast en toen heb ik de man geschopt.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 211). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 24 juni 2019 door verdachte [verdachte 3] ten overstaan van verbalisant [naam] afgelegde verklaring:
Er werd ook nog een gekleurde handtas meegenomen. Ze hadden eerst die man met die handtas vastgebonden. Maar [H.] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] trok nog aan die tas toen wij wegliepen.
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 119 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juni 2019 door aangever [slachtoffer 1] ten overstaan van verbalisanten [naam] en [naam] afgelegde verklaring:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld in mijn woning aan [adres] te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk op 19 juni 2019. Ik werd vannacht omstreeks 04.00 uur wakker in onze slaapkamer, die zich op de begane grond bevindt. Ik hoorde vreemde geluiden, gestommel. Dit kwam vanuit de woonkamer. Ik zag toen drie man op mij afkomen. Ze vlogen op mij af. Ze pakten mij bij mijn keel en gooiden mij op de grond en vroegen om geld. Ik was in de kamer en in de hal aan het vechten. Er werd geroepen: "Geld, waar is je geld". Ik zei: "In de keuken". Eén van hen, de langste, liep naar de keuken. De andere twee gingen door met vechten. Ik stikte zo wat en ik riep dat ook.
Het geld konden ze niet vinden en ze trokken mij de woonkamer in. Ik zei: "Naast de boter, in de keukenkast". In de hal waren ze ook nog met
messenbezig. In de woonkamer niet.
Nadat het geld was gepakt knoopten ze mijn armen bij elkaar door gebruik te maken van de mouwen van een jas
.Met een snoer van een oplader knoopten ze mijn benen bij elkaar. Hierna gingen ze weg.
Ik kon mijzelf los maken. Eerst mijn armen en toen mijn benen. Ik ben toen naar mijn vrouw gelopen en die had ondertussen 112 gebeld.
Ze hadden alle drie een bivakmuts op. De kleinste van de drie had mij constant bij mijn keel vast
.Hij kneep mijn keel dicht
.Hij had mijn keel aan de voorkant vast. Zijn bivakmuts was af gegaan en ik zag een smal jong gezicht. Hij was licht getint, gebruind. Ik heb nog zijn middelvinger, die hij om mijn keel had, gepakt, maar ik kreeg zijn hand niet van mijn keel. Die greep deed pijn. Ik riep nog: "Losser, ik ga er aan". Ik stikte zowat en riep: "Help, help, help".
De langste ging naar de keuken om geld te zoeken. Het geld, opbrengst van de verkoop van aardbeien, zat dus in die oude champignonbakjes. Er stonden ongeveer veertien bakjes. Ik denk dat het in totaal ongeveer 600 euro was.
Zoals ik al zei, in de hal gebruikten zij ook messen
.Ik werd gestoken. Ik ben onder andere in mijn borst gestoken. Ik heb meerdere hechtingen. Ik heb ook een steekwond in mijn linker wang en linker oor. Ik zag op de grond ook nog een zwaard liggen.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 148 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juni 2019 door getuige [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisanten [naam] en [naam] afgelegde verklaring:
Ik werd wakker en hoorde een worsteling in de gang bij de kapstok. Ik hoorde [voornaam] (de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1] ) kreunen dat hij pijn had en dat het zeer deed. Toen het stiller werd hoorde ik [voornaam] lopen en schuifelen en kwam hij bij mij in de badkamer. Hij bloedde verschrikkelijk.
Mijn Samsung tablet en mijn rood gebloemde handtas van het merk Desigual zijn weg. In de tas zat geld en van alles wat normaal gesproken in een handtas zit.
Een schriftelijke bescheid (pagina 130 e.v.), zijnde een rapport Forensisch Geneeskunde GGD Hollands Noorden, gedateerd 20 juni 2019, opgesteld door [naam arts] , GGD Forensisch arts KNMG.
Lichamelijk onderzoek [slachtoffer 1] .
Er is sprake van een aantal rode/roodpaarse verkleuringen van de huid aan het hoofd, variërend in grootte, tussen 1 à enkele centimeters doorsnede, georiënteerd aan het voorhoofd en de behaarde hoofdhuid bovenop.
Aan het hoofd ter hoogte van het linker jukbeen/wang lopende tot aan het oor, waarbij ook het oorlelletje is beschadigd, een lijnvormige huidbeschadiging van ongeveer 10 cm lang. Tussen het oorlelletje en de huidbeschadiging ter hoogte van jukbeen/wang is een onderbreking van de huidbeschadiging zichtbaar. Ongeveer halverwege de lijnvormige huidbeschadiging ter hoogte van het jukbeen/wang zit een knik.
Er zijn meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen aan het gelaat.
Aan de rechterzijde van de hals is een lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van 1 cm lengte. Aan weerzijden van de hals lijkt sprake van enige zwelling.
Aan de borstkas, 2 cm aan de buitenzijde van de rechtertepel is een lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte.
Aan de borstkast ongeveer 7 cm aan de buitenzijde schuin boven de linkertepel, nabij de oksel, is een lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte.
Aan de linker bovenarm, ongeveer halverwege aan de buitenzijde is een lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1 cm lengte.
Aan de linker bovenarm/schouder aan de buitenzijde, is een lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 2 cm lengte.
Tevens is er ter hoogte van de bovenarm/schouder, bovenop, een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 3 x 3,5 cm.
Aan de rug, links van de ruggengraat, ter hoogte van de bekkenkam is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 2 x 2 cm.
Aan de rug, links van de ruggengraat, ongeveer 1/3 van de onderzijde van de rug, is een boogvormige blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 10 x 2 cm.
Aan de rug ter hoogte van het rechter schouderblad is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 1,5 x 1,5 cm.
Aan de linkerarm ter hoogte van de strekzijde van de elleboog zijn een tweetal huid beschadigingen zichtbaar van ongeveer 0,5 x 0,5 cm.
Aan de linker arm ter hoogte van de binnen/rugzijde van de bovenarm, nabij de oksel, is een rood paarse verkleuring van de huid zichtbaar van 1,5 x 1,5 cm, met centraal een lijnvormige huidbeschadiging.
Aan de linker arm ter hoogte van de buigzijde van de elleboog zijn gegroepeerd blauwpaarse verkleuringen van de huid zichtbaar over een oppervlakte 4,5 x 3,5 cm, met oppervlakkige ontvelling.
Aan de strekzijde van de onderarm, ongeveer halverwege is een huidbeschadiging zichtbaar van 0,5 x 0,5 cm.
Aan de rechterarm, ongeveer halverwege de buitenzijde van de onderarm is een lijnvormige huidbeschadiging van 1,5 cm lengte zichtbaar.
Aan de rechterarm, ongeveer halverwege de binnenzijde van de onderarm is een lijnvormige huidbeschadiging van 4 cm lengte zichtbaar.
Tevens zijn er op de rechter handrug twee lijnvormige huidbeschadigingen van beide ongeveer 1 cm lengte zichtbaar.
Aan de linker voet is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 5 x 2 cm. Er is sprake van enige zwelling.
Aan het linker been ter hoogte van de knie is een oppervlakkige huidbeschadiging zichtbaar van 1,5 x 2 cm en 0,5 x 0,5 cm.
Aan de rechter voet ter hoogte van de grote teen zijn enkele oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar van telkens ongeveer 1 x 0,5 cm.
Aan het rechter been ter hoogte van de knie is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 1x1 cm.
Aan het rechter been ter hoogte van de binnenzijde van het bovenbeen is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 3 x 12 cm.
Aan het linker been ter hoogte van de bil is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 2 x 1 cm.
Aan het linker been ter hoogte van de kuit is een blauwpaarse verkleuring van de huid zichtbaar van 2,5 x 2,5 cm.
De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel.
Samenvattend is er sprake van een aantal zwellingen, rode, roodpaarse en blauwpaarse
verkleuringen van de huid en oppervlakkige huidbeschadigingen, allen passende bij een stompe geweldsinwerking gecombineerd met een schurend contact met een ruw oppervlak, zoals bijvoorbeeld door slaan/schoppen, stevig vastpakken, op de grond vallen/geduwd worden en slepen over de grond.
Er is tevens sprake van een aantal lijnvormige huidletsels, passende bij een contact met een
scherprandig/scherppuntig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes. Hierbij geldt dat in dit kader korte en diepere lijnvormige huidbeschadigingen meer passend zijn bij steekverwondingen en langere meer oppervlakkige lijnvormige huidbeschadigingen meer passend zijn bij snijverwondingen. Hierbij is de locatie van de lijnvormige huidbeschadigingen aan de rechter onderarm suggestief voor afweerletsel.
Een schriftelijke bescheid (pagina 128 e.v.), zijnde de brief van [naam arts] , GGD Forensisch arts KNMG, van 20 juni 2019, inhoudende beoordeling van medische gegevens van de heer [slachtoffer 1] .
Steekwonden in de borstkasregio kunnen potentieel levensbedreigend zijn. Dit is onder andere afhankelijk van de lengte van het voorwerp waarmee het letsel wordt veroorzaakt, de diepte die in het lichaam wordt bereikt en welke organen of andere belangrijke structuren (bv bloedvaten/zenuwen) beschadigd worden. Gezien er wordt gesproken over een klaplong rechts, is de diepte van de beschreven steekverwonding aan de rechterzijde van de borstkas dus dieper geweest dan alleen doordringen van de huid. Ook de longruimte is hierbij geraakt.
Er wordt ook gesproken over steekverwondingen aan het hoofd. In algemene zin kan ik zeggen dat het tijdens een eventuele worsteling niet ondenkbaar is dat er ook verwondingen op naastliggende locaties hadden kunnen ontstaan zoals bv in de halsregio. In de halsregio bevinden zich onder andere de hals(slag)aders en belangrijke zenuwen. Een steek/snijwond in dat gebied kan ook potentieel levensbedreigend zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 28 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
Toen ik na de melding van de woningoverval vanaf de N504 linksaf de Westelijke Randweg op reed, zag ik een voertuig aan komen rijden vanuit tegenovergestelde richting. Omdat dit voertuig kwam uit de richting die wij reden naar het adres [adres] , besloot ik het voertuig te doen stoppen. Ik zag in het voertuig meerdere personen zitten. Ik zag een vrouwelijke bestuurder, een mannelijke passagier naast haar en drie mannelijke passagiers op de achterbank. Ik zag dat het een Volkswagen Golf betrof met een Belgisch kenteken [kenteken] .
Een proces-verbaal van relaas (pagina 10). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
In het voertuig met Belgisch kenteken [kenteken] zaten vier mannen en een vrouw. De bestuurder en de passagiers zijn aangehouden.
De volgende verdachten werden aangehouden: [bestuurster] , [verdachte] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [medepassagier] .
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 32). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [naam] :
Ik zag dat er op de auto bij de spullen van [verdachte] een gekleurd vrouwentasje lag.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 50 e.v.) Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [naam] en [naam] dan wel een van hen:
Onderzoek inbeslaggenomen Volkswagen Golf met het Belgische kenteken [kenteken] .
In de kofferbak werd een zwarte rugtas aangetroffen met daarin – onder meer - de volgende goederen:
- een tablet
- 20 blauwe champignonbakjes met kleingeld
- kleine coupures papiergeld
- 2 portemonnees waarvan 1 een briefje bevatte met de tekst: “ [slachtoffer 1] [adres] ”.
Het totaalbedrag aan geld betrof 412,90
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 80 e.v.) Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [naam] en [naam] dan wel een van hen:
Op 21 juni 2019 zijn wij, verbalisanten, met de in beslag genomen goederen uit de auto van de
verdachten langsgegaan bij de aangever en zijn vrouw.
Zij hebben in ontvangst genomen de Samsung tablet, 20 blauwe bakjes, 412,90 euro kleingeld en papiergeld en twee donkerbruine leren portemonnees (naar de rechtbank begrijpt: die hun eigendom zijn).
Van de overige goederen verklaren zij dat die niet van hen waren.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] te Zuid-Scharwoude) (pagina 370 e.v.) Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisanten [naam] en [naam] dan wel een van hen:
In het gras ter hoogte van de dubbele schuifdeuren van de serre trof ik een blauw/wit gestreept overhemd van het merk McGregor aan. Ik zag meerdere bloed lijkende sporen verspreid over het overhemd. Ik zag dat het overhemd door de bruine hengsels van een tas was gestoken.
Op het vloerkleed naast de eettafel zag ik een samoerai zwaard liggen. Ik zag dat het heft onder andere uit textiel bestond en grijs van kleur was. Op sommige plekken zag ik een rode gloed, lijkend op bloed.
Tussen de eettafel, de hal en de keuken in trof ik diverse bloed lijkende sporen op de vloer aan.
Bij de bureaustoelpoot bij het bureau zag ik een knipmes liggen. Ik zag op het mes bloed
lijkende sporen op zowel het lemmet als het heft. Op het heft zag ik dactyloscopische
sporen in/met bloed gezet. Ik heb het mes veiliggesteld voor verder dactyloscopisch
en DNA-onderzoek (SIN AAKY6589NL).
Een schriftelijk bescheid (separaat) zijnde het NFI rapport, gedateerd 29 augustus 2019 en opgesteld door dr. [naam] :
Onderzoeksmateriaal: mes (AAKY6589NL).
Bemonsteringen:
AAKY6589NL#03 bemonstering (met bloed) van de ruwe delen van het heft van het mes
AAKY6589NL#04 bemonstering (met bloed) van de binnenkant van het heft van het mes
Resultaten:
AAKY6589NL#03 en #04 DNA-profiel van minimaal 2 personen: slachtoffer [slachtoffer 1] en verdachte [verdachte]
Bewijskracht:
Hypothese 3: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en slachtoffer
[slachtoffer 1] .
Hypothese 4: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] en één willekeurige
onbekende persoon.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAKY6589NL#03 is
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Een schriftelijk bescheid (separaat) zijnde het NFI rapport, gedateerd 6 september 2019 en opgesteld door dr. [naam] :
Onderzoeksmateriaal: broek (AAMN2572NL).
[de rechtbank begrijpt: de broek van verdachte [verdachte] , kvi pagina 459 in combinatie met het proces-verbaal vooronderzoek lab broek AAMN2572NL pagina 83 aanvullend dossier]
Bemonstering:
AAMN3813NL#01 een bemonstering (voorzijde te broekspijp op opzetzak, AAMN2572NL)
AAMN3772NL#O1 een bemonstering (achterpand te achterzak onderzijde, AAMN2572NL)
Resultaat:
AAMN3813NL#01 en AAMN3772NL#01: DNA-mengproflel van minimaal twee personen
- afgeleid DNA-hoofdprofiel slachtoffer [slachtoffer 1] matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard
- DNA-nevenkenmerken verdachte [verdachte] (matchkans niet berekend,
bemonstering van de kleding bevat doorgaans DNA van de drager van de kleding).
Een schriftelijk bescheid (separaat) zijnde het NFI rapport, gedateerd 17 september 2019 en opgesteld door dr. [naam] :
Onderzoeksmateriaal: broek (AAMN4277NL).
[de rechtbank begrijpt: de broek van verdachte [verdachte 2] , kvi pagina 344]
Bemonstering:
AAMN4277NL#01 deel van een bloedspoor op de linkerpijp van de broek ter hoogte van de knie.
Resultaat:
AAMN4277NL#01 DNA-mengprofiel van minimaal 4 personen: verdachte [verdachte 2] en slachtoffer
[slachtoffer 1]en minimaal 2 andere personen.
Bewijskracht:
Hypothese 1:
De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte 2] , slachtoffer [slachtoffer 1] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2:
De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte 2] en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMN4277NL#01 is
meer dan 1 miljoen keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.