ECLI:NL:RBNHO:2019:8303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
19_4092
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gebruik woning als recreatiewoning

Op 4 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een inwoner van [woonplaats 1], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, dat haar gelastte het gebruik van haar woning aan de [adres] als recreatiewoning te staken. Dit besluit was genomen op 9 augustus 2019 en verzoekster had hiertegen op 6 september 2019 bezwaar gemaakt. Op 13 september 2019 verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de vertegenwoordigers van verweerder ook aanwezig waren. De derde-partijen waren afwezig. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoekster te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1024,-.

De voorzieningenrechter motiveerde zijn beslissing door te stellen dat er onomkeerbare gevolgen van het besluit tegengegaan moesten worden en dat de termijn om aan de last te voldoen opgeschort moest worden. Verweerder had zich niet verzet tegen de opschorting van de gevolgen van het besluit op bezwaar tot zes weken na de bekendmaking. De voorzieningenrechter benadrukte dat partijen de bezwaarprocedure kunnen gebruiken om verschillende zaken nader te onderzoeken, waaronder het beroep op het overgangsrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/4092

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van4 oktober 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats 1] , verzoekster

gemachtigde: mr. K. van Driel,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

gemachtigden: M.R. Becker en mr. T.M.M. van Hooff, medewerkers bij verweerder.
Als derde-partijen heeft de voorzieningenrechter aangemerkt:
[naam 1], te [woonplaats 2] en
[naam 2], te [woonplaats 3] .

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster bij last onder dwangsom gelast het gebruik van de woning aan de [adres] in strijd met het bestemmingsplan vóór 1 oktober 2019 te staken en gestaakt te houden door de woning niet meer als recreatiewoning te (laten) gebruiken.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit op 6 september 2019 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter op 13 september 2019 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De derde-partijen zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In haar verzoekschrift heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd onomkeerbare gevolgen van het besluit tegen te gaan en de termijn om aan de last in het in bezwaar bestreden besluit te voldoen minstens 6 maanden op te schorten tot na bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar. Uit hetgeen door verweerder ter zitting naar voren is gebracht, begrijpt de voorzieningenrechter dat verweerder zich tegen de opschorting van de gevolgen van het besluit op bezwaar tot zes weken na de bekendmaking daarvan niet verzet en dat tot een opschorting van de begunstigingstermijn in voorkomend geval, na een daartoe strekkend verzoek van een betrokkene in de bezwaarfase, in beginsel ook altijd wordt overgegaan. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en de voorziening te treffen die hiervoor onder beslissing is beschreven. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat partijen de bezwaarprocedure kunnen gebruiken om een aantal zaken - waaronder het beroep op het overgangsrecht – nader te onderzoeken.
3. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
4. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat verzoekster bij verweerder niet expliciet heeft verzocht om opschorting van de begunstigingstermijn geen grond om af te zien van de hoofdregel tot een veroordeling van verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 4 oktober 2019.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.