Op 4 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een inwoner van [woonplaats 1], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, dat haar gelastte het gebruik van haar woning aan de [adres] als recreatiewoning te staken. Dit besluit was genomen op 9 augustus 2019 en verzoekster had hiertegen op 6 september 2019 bezwaar gemaakt. Op 13 september 2019 verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de vertegenwoordigers van verweerder ook aanwezig waren. De derde-partijen waren afwezig. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoekster te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1024,-.
De voorzieningenrechter motiveerde zijn beslissing door te stellen dat er onomkeerbare gevolgen van het besluit tegengegaan moesten worden en dat de termijn om aan de last te voldoen opgeschort moest worden. Verweerder had zich niet verzet tegen de opschorting van de gevolgen van het besluit op bezwaar tot zes weken na de bekendmaking. De voorzieningenrechter benadrukte dat partijen de bezwaarprocedure kunnen gebruiken om verschillende zaken nader te onderzoeken, waaronder het beroep op het overgangsrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.