ECLI:NL:RBNHO:2019:8265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
6860814 \ CV FORM 18-3345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Lufthansa German Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt op 15 augustus 2017, gevolgd door een aansluitende vlucht van Frankfurt naar Peking. De eerste vlucht, LH993, vertrok met een vertraging van 1 uur en 25 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht LH720 misten en uiteindelijk 20 uur later dan gepland in Peking aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en een tijdelijke sluiting van de luchthaven in Frankfurt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lufthansa summierlijk maar voldoende heeft aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Lufthansa niet verplicht was om compensatie te betalen, omdat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet aansprakelijk zijn voor compensatie bij vertragingen veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6860814 \ CV FORM 18-3345
Uitspraakdatum: 2 oktober 2019
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Lufthansa German Airlines
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 april 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 15 juni 2018.
  • .

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt met vluchtnummer LH993 op 15 augustus 2017 en aansluitend op dezelfde dag van Frankfurt naar Peking met vluchtnummer LH720.
2.2.
Vlucht LH993 had als geplande vertrektijd 14:55 uur lokale tijd en geplande aankomsttijd 15:55 uur lokale tijd. De vlucht is met een vertraging van 1 uur en 25 minuten uit Amsterdam vertrokken en om 17:15 uur lokale tijd in Frankfurt aangekomen, te weten 1 uur en 20 minuten later dan oorspronkelijk gepland.
2.3.
Vlucht LH720 had als geplande vertrektijd 17:10 uur lokale tijd en als geplande aankomsttijd 08:30 uur lokale tijd op 16 augustus 2017. De passagiers hebben deze vlucht gemist ten gevolge van de vertraging van vlucht LH993. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht en zijn circa 20 uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de eindbestemming te Peking.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uren zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen.
Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is Lufthansa niet verplicht de passagier te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Lufthansa voert aan dat hier sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
Lufthansa heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt door de weersomstandigheden op Frankfurt en de daaruit voortvloeiende capaciteitsbeperkingen op de luchthaven te Frankfurt. Lufthansa heeft een weerrapport van “Wunderground” overgelegd, waaruit blijkt dat er tussen 14:37 uur en 14:53 uur zware onweersbuien waren op de luchthaven van Frankfurt. Voorts heeft Lufthansa een dagrapport van de verkeerscentrale overgelegd, waaruit volgt dat er om 13:25 uur een capaciteitsbeperking is ingesteld voor inkomende vluchten tot 32 vluchten per uur in verband met het naderende onweer, dat de luchthaven gesloten is geweest tussen 14:35 uur en 15:15 uur en dat vanaf 15:35 uur de capaciteitsbeperking in stappen wordt verminderd. En ten slotte heeft Lufthansa een ‘slot’rapport van vlucht LH993 overgelegd, waaruit volgt dat de oorspronkelijke ‘slot’-tijd van 14:55 uur is gewijzigd in 16:20 uur. De kantonrechter stelt vast dat de luchthaven van Frankfurt 45 minuten vóór de geplande aankomsttijd van vlucht LH993 weer open is gegaan en dat de capaciteitsbeperking weer in stappen is verminderd vanaf ongeveer 25 minuten voor de geplande aankomsttijd, maar dat rond de oorspronkelijke vertrektijd (14:55 uur) van vlucht LH993 de luchthaven te Frankfurt gesloten was. Vast staat dat de vlucht een later ‘slot’ toegewezen heeft gekregen. De kantonrechter oordeelt dat Lufthansa met de overgelegde stukken en de toelichting daarop, in samenhang bezien, summierlijk maar voldoende heeft aangetoond dat aan de vlucht een latere ‘slot’-tijd is opgelegd vanwege een capaciteitsbeperking/tijdelijke sluiting van de luchthaven in Frankfurt ten gevolge van weersomstandigheden. Dit vormt naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Lufthansa heeft voorts toegelicht dat de minimale overstaptijd op Frankfurt 45 minuten bedraagt. Dat betekent dat de passagiers oorspronkelijk 30 minuten reservetijd hadden (overstaptijd bedroeg 1 uur en 15 minuten). Hoewel dit niet een hele ruime marge is, kan van Lufthansa evenmin worden verwacht dat zij een buffer inbouwt voor een vertraging van 1 uur en 20 minuten. De passagiers hebben daarom hun aansluitende vlucht gemist ten gevolge van de vertraging van de eerste vlucht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
4.6.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of Lufthansa in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Niet valt in te zien welke maatregelen Lufthansa in dit geval had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. Lufthansa heeft geen invloed kunnen uitoefenen op de weersomstandigheden, noch op de capaciteitsbeperkingen/tijdelijke sluiting van de luchthaven. Nu vaststaat dat de toewijzing van een later ‘slot’ daaraan is toe te schrijven, had Lufthansa daar evenmin invloed op. Daarom oordeelt de kantonrechter dat er in dit geval geen redelijke maatregelen genomen konden worden waarmee de vertraging voorkomen had kunnen worden.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering zal afwijzen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Lufthansa tot en met vandaag worden begroot op € 180,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open