ECLI:NL:RBNHO:2019:8258

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
1572001318
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en witwassen in de internationale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de internationale handel in verdovende middelen, waaronder MDMA, cocaïne, LSD en Fentanyl. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en witwassen van een groot geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een actieve rol heeft gespeeld in de uitvoer van 4 kilogram MDMA naar Paraguay. De verdachte heeft de koerier geholpen met het boeken van een vliegticket, hem naar het vliegveld gebracht en contact gehouden tijdens de reis. Op 10 april 2018 werd de verdachte aangehouden op Schiphol met een contant geldbedrag van € 50.795 en zeven paar dure schoenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit misdrijf en dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie bewezen, evenals de feiten van witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/720013-18 (P)
Uitspraakdatum: 4 oktober 2019
Tegenspraak ex 279 Sv
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17, 19 en 20 september 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen de raadsvrouw van verdachte, mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet bedoeld als in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
en/of
opzettelijk heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, en/of verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad vier kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van vier kilogram MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit( en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe
- met [medeverdachte 3] afgesproken en/of voorgesteld dat deze [medeverdachte 3] 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine) zal vervoeren en/of afleveren en/of verstrekken (in Paraguay) en/of buiten het grondgebied van Nederland zal brengen (als terugbetaling) en/of
- 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) besteld en/of ingekocht en/of voorbereid/bewerkt voor transport (in een koffer) en/of afgeleverd/overgedragen en/of doen afleveren/doen overdragen aan [medeverdachte 3] en/of
- een kopie paspoort van [medeverdachte 3] gevraagd om een vliegticket voor vertrek van die [medeverdachte 3] aan te schaffen en/of te doen aanschaffen en/of
- [medeverdachte 3] (met 4 kilogram, althans een handelshoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) opgehaald en/of vervoerd vanuit Nederland naar (de luchthaven van) Frankfurt en/of
- [medeverdachte 3] (telefonisch) instructie(s) en/of informatie gegeven over de levering/verstrekking van de 4 kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) aan een of meer perso(o)n(en), en/of
- [medeverdachte 3] (middels een moneytransfer) 100,= euro toegezonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2017 tot en met 28 augustus 2018 te Hoofddorp en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zwolle en/of te Zwaag, gemeente Hoorn en/of te Westzaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland en/of in/op de Dominicaanse Republiek en/of in Spanje,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere mededader(s),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/ of artikel 10a eerste lid Opiumwet
(te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA
[3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide] [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay]),
en/of
het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen gericht op het binnen en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay] van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van [een] middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]);
3.
hij op of omstreeks 10 april 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795,= euro en/of (een contante uitgave van) 3.500,= euro, althans enig(e) geldbedrag(en), en/of zeven paar schoenen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, en/of
heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dit/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie dit/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
(een) voorwerp(en), te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795,= euro en/of (een contante uitgave van) 3.500,= euro, althans enig(e) geldbedrag(en), en/of zeven paar schoenen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd(e) voorwerp(en) (geldbedrag[en]) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bespreking van een ten aanzien van feit 1 primair gevoerd bewijsverweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van uitvoer van 4 kilogram MDMA moet worden vrijgesproken, omdat hij geen substantiële bijdrage aan het feit heeft geleverd. Verdachte heeft [medeverdachte 3] in Zwolle opgehaald en hem de volgende dag op de luchthaven van Frankfurt afgezet. De telefonische contacten die verdachte met [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gehad, kunnen niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de uitvoer van 4 kilogram MDMA. In de telefoon van verdachte zijn met betrekking tot die periode immers geen verdachte chats aangetroffen over MDMA. Voorts kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die een betaling aan [medeverdachte 3] heeft verricht. Ook indien verdachte deze moneytransfer wel zou hebben verzorgd, dan komt daarmee nog niet de wetenschap van enig strafbaar handelen vast te staan. Volgens de raadsvrouw zijn de handelingen die verdachte ten aanzien van dit feit heeft verricht, onvoldoende om hem als medepleger aan te merken en moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt op grond van de voorhanden bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 3] op 4 februari 2018 vanuit Nederland via Duitsland, Portugal en Brazilië, verdovende middelen naar Paraguay heeft uitgevoerd. Het door [medeverdachte 3] uitgevoerde transport heeft plaatsgevonden in de periode waarin verdachte zich - gelet op de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen voor deelneming van verdachte aan een criminele organisatie (feit 2) - bezig heeft gehouden met de handel in- en de invoer en uitvoer van verdovende middelen. [medeverdachte 1] heeft in deze periode chatcontacten gehad met personen genaamd ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ waarin hij zegt dat hij een koffer klaar heeft met 4 m die hij zaterdag gaat sturen. [medeverdachte 1] zegt dat hij hiervoor een ticket van € 2.200 heeft gekocht. Verdachte is met [medeverdachte 3] naar het reisbureau geweest en heeft een foto gemaakt van de boeking. Deze foto is ook aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] . Op 2 februari 2018 heeft verdachte [medeverdachte 3] in Zwolle opgehaald en hij heeft [medeverdachte 3] een dag later, op zaterdag 3 februari 2018 naar het vliegveld gebracht. [medeverdachte 3] heeft tijdens zijn reis contact met verdachte gehouden. Hij heeft aan verdachte laten weten dat hij in het vliegtuig zat en de volgende dag geappt dat hij in een hostel in Paraguay was gearriveerd en dat godzijdank alles goed was. Verdachte heeft [medeverdachte 3] tijdens diens verblijf in Paraguay een moneytransfer ter waarde van € 100 gestuurd. Uit een WhatsApp gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] kan worden afgeleid dat, nadat [medeverdachte 3] was teruggekeerd naar Nederland, verdachte hem zijn geldelijke beloning heeft gebracht. Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat [medeverdachte 3] MDMA heeft uitgevoerd. Door de bovengenoemde door verdachte uitgevoerde handelingen is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de uitvoer van verdovende middelen bewezen.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat het om MDMA ging. In chats tussen [medeverdachte 1] en anderen betreffende dit transport wordt veelvuldig over ‘M’ gesproken. In een chat tussen [medeverdachte 1] en een man genaamd [naam 3] vraagt [medeverdachte 1] of [naam 3] ‘M’ heeft. [naam 3] antwoordt: M?, waarop [medeverdachte 1] reageert met: MDMA. Voorts zijn in de telefoon van verdachten afbeeldingen van XTC pillen aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat met de uitvoer van ‘4 m’ een hoeveelheid van 4 kilogram wordt bedoeld. De rechtbank gaat er echter wel van uit dat het een handelshoeveelheid MDMA betrof, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat het tijd kostte om de hoeveelheid MDMA te regelen, er veel geld voor het ticket van [medeverdachte 3] is betaald en [medeverdachte 3] na afloop een geldelijke beloning heeft ontvangen.
3.3.2.
Bespreking van een ten aanzien van feit 2 gevoerd bewijsverweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, omdat de medeverdachten en getuigen niet over de rol van verdachte hebben verklaard en verdachte ook geen onderdeel vormt van de OVC gesprekken. Hoewel de namen ‘ [voornaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ tijdens deze gesprekken worden gebruikt, kan niet zomaar worden geoordeeld dat hiermee verdachte wordt bedoeld. Het woord ‘ [bijnaam] ’ betekent in het Spaans vriend of collega. Volgens de raadsvrouw kan op grond van het voorgaande niet worden vastgesteld dat verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen. Voorts is volgens de raadsvrouw geen sprake van een duurzame en stelselmatige samenwerking, nu verdachte pas vanaf 18 maart 2018 in het dossier voorkomt. Indien al sprake zou zijn van een samenwerking, zou dit van zeer korte duur zijn geweest.
Uit de afzonderlijke chatgesprekken valt niet af te leiden waar deze precies over gaan en hoe deze gesprekken verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van een organisatie. Daarom moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadvrouw bepleit de bewezenverklaarde periode in te korten, te weten met een aanvangsmoment op 18 maart 2018, dan wel 25 januari 2018.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw wordt weerlegd door de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. Daaruit blijkt afdoende dat en op welke wijze het samenwerkingsverband vorm en inhoud had. De rechtbank zal op enkele concrete bewijsmiddelen wijzen, maar eerst een algemene voorafgaande opmerking maken: het daadwerkelijk plegen van misdrijven hoeft niet de enige of voornaamste bestaansgrond te zijn en het is ook niet zo dat een deelnemer bekend moet zijn (geweest) met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Om deelnemer te zijn dient men wel te behoren tot de organisatie en een aandeel te hebben in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie dan wel die gedragingen te ondersteunen. Deelneming aan de organisatie is hier de strafbaar gestelde gedraging. Deze vereist niet het meedoen aan door de organisatie beoogde misdrijven, zelfs opzet op die misdrijven is niet vereist. Wel is voor wetenschap van de deelnemer dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, opzet in onvoorwaardelijke zin vereist.
In reactie op de door de raadsvrouw in twijfel getrokken gelijkstelling van haar cliënt aan de persoon die gebruik maakt van de naam ‘ [bijnaam] ’ en degene die ‘ [voornaam] ’ wordt genoemd kan gewezen worden op hetgeen is vastgesteld in het onderzoek aan de telefoons van verdachte: bij de applicatie WhatsApp (Samsung Galaxy S4) maakt verdachte gebruik van de naam [bijnaam] en bij de applicatie Telegram (Apple iPhone 6+) van de naam [bijnaam] De echtgenote van [medeverdachte 1] heeft daarnaast verklaard dat verdachte [bijnaam] wordt genoemd. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij een autobedrijf heeft, genaamd El [bijnaam] Rent a Car. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat, indien in het dossier over ‘ [bijnaam] ’ wordt gesproken, dit verdachte betreft. De voornaam van verdachte is [voornaam] . [medeverdachte 1] heeft tijdens een OVC-gesprek tegen [medeverdachte 2] gezegd dat het stom is dat [voornaam] de pincode van zijn telefoon aan de politie heeft gegeven en doelt daarmee op verdachte. Nu er geen enkele aanwijzing is dat er buiten verdachte nog een persoon met de naam [voornaam] in het dossier voorkomt, kan het niet anders zijn dan dat het verdachte betreft waar de naam ‘ [voornaam] ’ in het dossier wordt genoemd.
In dit geval wisselden [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in december 2017 contactgegevens uit. De rechtbank stelt onder verwijzing naar de bewezenverklaring en bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 vast dat verdachte en [medeverdachte 1] in elk geval vanaf 17 januari 2018 nauwe contacten hebben onderhouden.
Verdachten hielden elkaar op de hoogte van prijzen en mogelijkheden en traden samen in contact met andere partijen. Verdachte en [medeverdachte 2] hadden begin april 2018 in de Dominicaanse Republiek afspraken met een advocaat en met een man van de douane, terwijl [medeverdachte 2] ook voor [medeverdachte 1] een vlucht had gereserveerd opdat ook hij in de Dominicaanse Republiek zou zijn op dat moment. Verdachten spraken veel over verdovende middelen en over de in- en uitvoer daarvan. Er werden onderling, maar ook met anderen, foto’s van verdovende middelen uitgewisseld en er werd gesproken over de kwaliteit van cocaïne, het vervaardigen van fentanylpleisters, de gehaltes werkzame stof in XTC pillen, de logo’s van de XTC pillen en de kosten en de opbrengsten van de verdovende middelen. Ieder van de verdachten had zijn eigen contacten in de criminele wereld en deze contacten werden onderling gedeeld. Verdachten waren zich er constant van bewust dat er heimelijk, via PGP telefoons, gecommuniceerd moest worden. Ook werd er regelmatig van telefoon gewisseld.
Nadat verdachte en [medeverdachte 1] waren aangehouden, hebben zij aan elkaar en aanKoelewijn duidelijk gemaakt dat hun gezamenlijke projecten gewoon door moesten gaan. Toen verdachte vrij kwam, heeft hij contact gehouden met [medeverdachte 2] en zijn er voorbereidingen getroffen om de handel in verdovende middelen voort te zetten. Hieruit blijkt het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake was van een criminele organisatie en dat verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen, zij het dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte reeds voor 17 januari 2018 aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
3.3.3.
Bespreking van een ten aanzien van feit 3 gevoerd bewijsverweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken, omdat verdachte concreet – met een groot aantal documenten – en min of meer verifieerbaar heeft aangetoond waarvan het aangetroffen geld afkomstig was. Voorts is volgens de raadsvrouw niet duidelijk geworden of het geld dat verdachte bij zich had uit enig misdrijf afkomstig was en uit welk misdrijf dit geld is verkregen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende geldbedrag en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen en contant betaalde aankopen.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Vervolgens ligt het dan op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit-, of doorgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag van € 50.000 in zijn koffer toen hij wilde uitreizen naar Madrid. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Verder bestond het aangetroffen geldbedrag uit biljetten van € 50 die verstopt waren in 4 spijkerbroeken. Kort voor zijn vertrek naar de luchthaven heeft verdachte ongeveer € 8.000 uitgegeven in Amsterdam aan kleding, schoenen en eten. In zijn bagage zijn acht paar schoenen van de merken Valentino en Balenciaga aangetroffen en een factuur waaruit blijkt dat op 10 april 2018 voor zeven paar schoenen € 3.500 contant is betaald [1] .
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. In dat geval mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag en, in dit geval, de (aankoop van de) schoenen.
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd over de herkomst van de geldbedragen die in zijn koffer en schoudertas werden aangetroffen en de herkomst van het geld waarmee hij onder meer de bij hem aangetroffen schoenen had bekostigd. Verdachte heeft in wisselende bewoordingen – en hier samengevat – verklaard dat hij over een groot geldbedrag kon beschikken door de verkoop van zijn 30%-aandeel in de bar [naam bar] in Santiago, alsmede de verkoop van drank en meubilair uit die bar en de verkoop van een auto van het merk Honda in de Dominicaanse Republiek.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee een op zichzelf redelijk concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geld en de ter staving van verdachtes verklaring door zijn raadsvrouw verstrekte documenten. [2] Uit het daarover opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt onder andere het volgende. Verdachte heeft in één van zijn verhoren verklaard dat het geldbedrag afkomstig is van de verkoop van zijn aandeel van 30% in de bar [naam bar] . Uit de overgelegde stukken zou slechts kunnen worden opgemaakt dat verdachte ongeveer 8 maanden tegen een salaris van in totaal ruim € 4.000 bij de bar [naam bar] heeft gewerkt, maar niet dat hij voor 30% eigenaar zou zijn of dat aandeel zou hebben verkocht. Uit een ander stuk volgt dat het huurcontract van de bar op 19 november 2017 wordt beëindigd wegens achterstallige huur en het onbetaald laten van een factuur, waarbij twee namen van voor de bar verantwoordelijke personen worden genoemd, maar dat de naam van verdachte hierbij niet naar voren komt.
Verdachte heeft ook verklaard dat hij geld dat hij op zijn kantoor in de [naam bar] had liggen, ongeveer € 50.000 waarvan het bedrag van de verkoop van de auto deel uitmaakte, beetje bij beetje op verschillende plaatsen op verschillende momenten heeft opgenomen en gewisseld naar euro’s in de periode februari 2017 tot net voor zijn aanhouding op 10 april 2018. De overgelegde wisselbewijzen waarvan verdachte zegt die achteraf te hebben verkregen beslaan echter slechts de periode 20 februari 2018 tot en met 2 april 2018, terwijl ze betrekking hebben op in totaal ongeveer € 60.000, zijnde het door verdachte in zijn verhoren genoemde bedrag dat hij op 10 april 2018 in Nederland bij zich had. Bovendien zijn de wisselbewijzen afkomstig van een en hetzelfde kantoor en wordt steeds dezelfde koers gehanteerd, terwijl de data uiteen liggen en daarmee zeer vermoedelijk ook de wisselkoersen zouden moeten variëren.
Ten aanzien van de auto die verdachte zou hebben verkocht is een overeenkomst overgelegd welke door verdachte bij een notaris op 22 januari 2018 in Santiago zou zijn opgemaakt en ondertekend, terwijl uit onderzoek is gebleken dat verdachte zich op die datum in Nederland bevond. De handtekening van verdachte onder de overeenkomst lijkt niet op de handtekeningen die hij onder zijn vier verhoren bij de Fiod heeft gezet.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld niet verifieerbaar is gebleken. De door de raadsvrouw in dit verband overgelegde stukken bieden geen onderbouwing van de verklaring van verdachte.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het bij verdachte aangetroffen geld en de contant betaalde schoenen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
3.3.4
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
Primair:
hij in de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp en/of in de gemeente Zwolle en/of te Frankfurt, Duitsland, en te Lissabon, Portugal en te Sao Paulo, Brazilië en te Asuncion, Paraguay,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet bedoeld als in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
en
opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad
een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine);
2.
hij in de periode van 17 januari 2018 tot en met 28 augustus 2018 te Hoofddorp en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zwaag, gemeente Hoorn en/of te Westzaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland en/of in de Dominicaanse Republiek,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere mededaders,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en artikel 10a eerste lid Opiumwet
(te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van handelshoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/ofMDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide] en/of
het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen gericht op het binnen en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen vanhandelshoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van handelshoeveelheden van middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]);
3.
hij op 10 april 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp, althans in Nederland, voorwerpen, te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795 euro en zeven paar schoenen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dat voornoemde voorwerpen en het geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet
feit 3:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van van 5 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar een aantal uitspraken, verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van ongeveer 9 maanden vrijwel onafgebroken heeft bezig gehouden met de internationale handel in verdovende middelen (MDMA, cocaïne, LSD en Fentanyl). Verdachte had het grootste gedeelte van de genoemde periode met zijn medeverdachten en diverse andere personen veelvuldig contact over hoeveelheden, prijzen en kwaliteit van verdovende middelen en de mogelijkheden voor in- en uitvoer van verdovende middelen. Verdachte verbleef hiervoor regelmatig in de Dominicaanse Republiek.
Verdachte heeft samen met anderen een koffer met een handelshoeveelheid MDMA uitgevoerd naar Paraguay. Verdachte heeft de koerier geholpen zijn ticket te boeken, heeft hem naar het vliegveld gebracht, hield contact met hem tijdens de reis en heeft de koerier na terugkomst zijn beloning gegeven.
Op 10 april 2018 is verdachte aangehouden op Schiphol, toen hij naar Madrid wilde reizen. Hij had onder meer een bedrag van in totaal € 50.795 in zijn bagage en op zak. Verdachte heeft op deze wijze geld dat van misdrijf afkomstig was willen onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht.
Verdachte is na zijn detentie samen met de medeverdachten doorgegaan met de ‘lopende projecten’. Hij speelde ook toen nog een actieve rol. Er werden onder meer voorbereidingshandelingen getroffen voor een verdovende middelenlijn tussen de Dominicaanse Republiek en Canada, waarbij ook een douanier en een advocaat betrokken leken te worden.
De diverse verdovende middelen waarin gehandeld werd brengen grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers met zich mee. Tevens gaat de handel daarin vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit onder de gebruikers, voornamelijk om de hoge kosten van het gebruik te kunnen bekostigen. Daarnaast genereert de handel in en smokkel van verdovende middelen grote illegale geldstromen, hetgeen schadelijke gevolgen heeft voor de samenleving.
De verdachten in deze zaak, die ieder een eigen rol binnen de criminele organisatie hadden, hebben er allen blijk van gegeven bereid te zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van het internationale criminele drugscircuit. Daarbij handelden zij steeds uit winstbejag. Zelfs een periode van detentie kon verdachte niet stoppen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank acht, gelet op het hiervoor overwogene, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden en in overeenstemming met de straffen die door de rechtbank in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd.

7.Bijkomende straf

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal € 50.750, 7 paar schoenen en een telefoon van het merk BQ Aquaris (nrs. 1 tot en met 8 en 10 van de beslaglijst), dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een computer van het merk HP (nr. 9 van de beslaglijst), dient te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 11b van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 JAAR EN 6 MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1. Geld Euro; 1015 x 50, waarde € 50.750,00
2. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92076
3. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92077
4. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92078
5. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92079
6. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92081
7. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92082
8. 1.00 PR Schoeisel BALENCIAGA, nr. 92083
10. 1.00 STK Telefoontoestel BQ AQUARIS, nr. 97926
Gelast de teruggave aan verdachte van:
9. 1.00 STK Computer, merk HP, nr. 97925
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. C.E. Voskens en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2019.

Voetnoten

1.Een schriftelijk bescheid, te weten een kassabon, DOC-009.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2018 (AMB-034).