Indien uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Vervolgens ligt het dan op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit-, of doorgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag van € 50.000 in zijn koffer toen hij wilde uitreizen naar Madrid. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Verder bestond het aangetroffen geldbedrag uit biljetten van € 50 die verstopt waren in 4 spijkerbroeken. Kort voor zijn vertrek naar de luchthaven heeft verdachte ongeveer € 8.000 uitgegeven in Amsterdam aan kleding, schoenen en eten. In zijn bagage zijn acht paar schoenen van de merken Valentino en Balenciaga aangetroffen en een factuur waaruit blijkt dat op 10 april 2018 voor zeven paar schoenen € 3.500 contant is betaald.
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. In dat geval mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag en, in dit geval, de (aankoop van de) schoenen.
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd over de herkomst van de geldbedragen die in zijn koffer en schoudertas werden aangetroffen en de herkomst van het geld waarmee hij onder meer de bij hem aangetroffen schoenen had bekostigd. Verdachte heeft in wisselende bewoordingen – en hier samengevat – verklaard dat hij over een groot geldbedrag kon beschikken door de verkoop van zijn 30%-aandeel in de bar [naam bar] in Santiago, alsmede de verkoop van drank en meubilair uit die bar en de verkoop van een auto van het merk Honda in de Dominicaanse Republiek.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee een op zichzelf redelijk concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geld en de ter staving van verdachtes verklaring door zijn raadsvrouw verstrekte documenten.Uit het daarover opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt onder andere het volgende. Verdachte heeft in één van zijn verhoren verklaard dat het geldbedrag afkomstig is van de verkoop van zijn aandeel van 30% in de bar [naam bar] . Uit de overgelegde stukken zou slechts kunnen worden opgemaakt dat verdachte ongeveer 8 maanden tegen een salaris van in totaal ruim € 4.000 bij de bar [naam bar] heeft gewerkt, maar niet dat hij voor 30% eigenaar zou zijn of dat aandeel zou hebben verkocht. Uit een ander stuk volgt dat het huurcontract van de bar op 19 november 2017 wordt beëindigd wegens achterstallige huur en het onbetaald laten van een factuur, waarbij twee namen van voor de bar verantwoordelijke personen worden genoemd, maar dat de naam van verdachte hierbij niet naar voren komt.
Verdachte heeft ook verklaard dat hij geld dat hij op zijn kantoor in de [naam bar] had liggen, ongeveer € 50.000 waarvan het bedrag van de verkoop van de auto deel uitmaakte, beetje bij beetje op verschillende plaatsen op verschillende momenten heeft opgenomen en gewisseld naar euro’s in de periode februari 2017 tot net voor zijn aanhouding op 10 april 2018. De overgelegde wisselbewijzen waarvan verdachte zegt die achteraf te hebben verkregen beslaan echter slechts de periode 20 februari 2018 tot en met 2 april 2018, terwijl ze betrekking hebben op in totaal ongeveer € 60.000, zijnde het door verdachte in zijn verhoren genoemde bedrag dat hij op 10 april 2018 in Nederland bij zich had. Bovendien zijn de wisselbewijzen afkomstig van een en hetzelfde kantoor en wordt steeds dezelfde koers gehanteerd, terwijl de data uiteen liggen en daarmee zeer vermoedelijk ook de wisselkoersen zouden moeten variëren.
Ten aanzien van de auto die verdachte zou hebben verkocht is een overeenkomst overgelegd welke door verdachte bij een notaris op 22 januari 2018 in Santiago zou zijn opgemaakt en ondertekend, terwijl uit onderzoek is gebleken dat verdachte zich op die datum in Nederland bevond. De handtekening van verdachte onder de overeenkomst lijkt niet op de handtekeningen die hij onder zijn vier verhoren bij de Fiod heeft gezet.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld niet verifieerbaar is gebleken. De door de raadsvrouw in dit verband overgelegde stukken bieden geen onderbouwing van de verklaring van verdachte.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het bij verdachte aangetroffen geld en de contant betaalde schoenen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.