Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 oktober 2018 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 16 januari 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van meervoudige comparitie van 4 juni 2019 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
DUUR EN OPZEGGING
Ieder der maten is verplicht tenminste tien jaren lid van de maatschap te blijven.
Verplichtingen
- U verstrekt binnen een jaar na verzending van deze brief opdrachten voor de levering van onderdelen voor de productie-installatie en opdrachten voor de bouw van de productie-installatie en zendt Rijksdienst voor Ondernemend Nederland hiervan een afschrift. (…)
- U neemt de productie-installatie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 jaar na de datum van de beschikking in gebruik.
- Voor wijzigingen in bijvoorbeeld locatie, tenaamstelling, vermogen, datum ingebruikname, startdatum subsidie en andere wijzigingen, moet u
vrijdag 20 maart 2015 12:00 uurdeze brief te ondertekenen.
actiefdeelnemen aan het verdere proces om te komen tot realisatie van ons vervangingsproject Lijsbeth Tijs.
alle andere matenhet eens zijn en het conform is met hetgeen met elkaar is afgesproken, dan leg jij je bij die besluitvorming neer (…)”
heb ik besloten om zelf op geen enkele manier nog zaken met hen te willen doen.
nieuwe afspraken gemaakt over de winstdeling.
maar helaas geldt dit dan ook voor jullie zelf.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Nadat met instemming van [eiser] op 16 mei 2014 met het oog op zeven Gamesa-molens een omgevingsvergunning was afgegeven en in december 2014 door alle maten - inclusief [eiser] - voor de aankoop van Gamesa-molens een intentieverklaring werd ondertekend, ging [eiser] zich echter plotseling verzetten tegen de vervanging van het windmolenpark door Gamesa-molens. Hij wilde onverwacht molens van een andere leverancier. Uit de feitenweergave onder 2. volgt dat [eiser] zich daarbij weinig constructief heeft opgesteld. Zo is [eiser] in 2015 diverse keren niet op maatschapsvergaderingen aanwezig geweest en is hij pas op 12 juni 2015 met een onderbouwing gekomen van zijn standpunt dat er serieuze alternatieven waren voor de Gamesa. Dit terwijl de opdrachten voor de aanschaf en bouw van de nieuwe windmolens op grond van de subsidiebeschikking vóór 1 september 2015 aan de RVO moesten worden toegestuurd. De overige maten hebben op de door [eiser] aangedragen alternatieven steeds serieus en inhoudelijk gereageerd. [eiser] heeft vervolgens zelf een koopovereenkomst gesloten voor een windmolen van een ander merk en onder meer daarover telefonisch contact gehad met de RVO in september 2015. Deze acties hebben de subsidie daadwerkelijk in gevaar gebracht.
Daar staat tegenover dat de overige maten vanaf het begin - ook met het oog op de aan de subsidie verbonden verplichtingen en de voor het project benodigde financiering - ondanks deze obstructie door [eiser] meerdere en verschillende voorstellen aan [eiser] hebben gedaan om uit de impasse te komen, zelfs nog na oprichting van de B.V. Voorts hebben zij de diverse stappen die zij moesten nemen om de onderneming van de maatschap voort te zetten in de B.V. steeds laten toetsen door de rechter in kort geding en ook overeenkomstig gehandeld. Het derde kort geding vonnis is bovendien bekrachtigd door het Hof.