ECLI:NL:RBNHO:2019:8018
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van een jongmeerderjarige zoon na beëindiging van de relatie tussen ouders
In deze zaak verzoekt de jongmeerderjarige zoon een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn vader. Na de beëindiging van de relatie tussen de ouders was afgesproken dat de vader maandelijks € 200 aan de moeder zou betalen voor de zoon. De zoon, inmiddels meerderjarig en woonachtig bij zijn moeder, is voornemens om na zijn VWO-examen een universitaire studie te volgen. De hoogte van de behoefte is ter discussie, waarbij de zoon stelt dat de WSF-norm voor middelbaar beroepsonderwijs moet worden gehanteerd, terwijl de vader betwist dat en de Nibud-tabellen voor minderjarigen wil toepassen. De rechtbank overweegt dat de Nibud-tabellen niet van toepassing zijn voor kinderen ouder dan achttien jaar en besluit de behoefte van de zoon vast te stellen op basis van de WSF-norm voor een thuiswonende student in het beroepsonderwijs. Na aftrek van ontvangen tegemoetkomingen resteert een behoefte van € 299 per maand. De rechtbank oordeelt dat de vader voldoende draagkracht heeft om deze bijdrage te betalen, en bepaalt dat hij met ingang van 23 januari 2019 aan de zoon € 299 per maand moet voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.