ECLI:NL:RBNHO:2019:7890

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
7323163 CV EXPL 18-9604
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na langdurige vertraging van vlucht uitgevoerd door Royal Air Maroc

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A. Bos, een verzoek ingediend tegen Gowair, een buitenlandse luchtvaartmaatschappij, vanwege een langdurige vertraging van hun vlucht van Nador (Marokko) naar Amsterdam-Schiphol op 6 augustus 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Gowair betwistte de vordering en stelde dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was, maar dat deze verantwoordelijkheid lag bij Royal Air Maroc, die het toestel van Gowair had gehuurd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Gowair een toestel inclusief bemanning had verhuurd aan Royal Air Maroc en dat de verantwoordelijkheid voor de vluchtuitvoering bij Royal Air Maroc lag. De rechter oordeelde dat Gowair niet kan worden aangemerkt als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht heeft uitgevoerd in de zin van de Verordening. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af, omdat Gowair niet verantwoordelijk was voor de uitvoering van de vlucht en de passagiers dus geen recht hadden op compensatie. Tevens werden de proceskosten aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

De beslissing van de kantonrechter werd openbaar uitgesproken op 11 september 2019, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7323163 \ CV FORM 18-9604
Uitspraakdatum: 11 september 2019
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

pro se en handelend als wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige kinderen:

3. [passagier sub 3] ,

4. [passagier sub 4] ,

5. [passagier sub 5] ,

6. [passagier sub 6] ,

allen wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de buitenlandse rechtspersoon,
Aura Airlines S.L.h.o.d.n.
Gowair,
gevestigd te Alcobendas, Madrid (Spanje)
verwerende partij,
verder te noemen: Gowair
gemachtigde: mr. E. Jagt

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 5 november 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 19 maart 2019;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben via reisbureau Taoufik Reizen een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagiers op 6 augustus 2018 vervoerd dienden te worden van Nador (Marokko) naar Amsterdam-Schiphol, met vlucht AT 670 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is met een langdurige vertraging van meer dan 3 uur uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Gowair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Gowair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers sub 1 en 2 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen (passagiers sub 3, 4, 5 en 6) te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Gowair te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 augustus 2018;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 augustus 2018.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Gowair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Gowair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Gowair betwist de verschuldigdheid van de hoofdsom. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Gowair voert aan dat zij geen compensatie is verschuldigd, omdat niet zij maar luchtvaartmaatschappij Royal Air Maroc verantwoordelijk was voor het uitvoeren van de vlucht. Ter onderbouwing van haar standpunt licht Gowair toe dat zij als verhurende partij het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd aan Royal Air Maroc heeft verhuurd. Gowair verwijst in dit kader naar de “
wet lease” overeenkomst die als bijlage 1 bij het verweerschrift is overgelegd. Een “
wet lease” overeenkomst houdt in dat de ene luchtvaartmaatschappij een vliegtuig inclusief volledige bemanning, onderhoud en verzekering tegen betaling per gebruikt uur aanbiedt aan een andere luchtvaartmaatschappij, aldus Gowair. Uit de overeenkomst volgt dat Gowair een toestel van het type Airbus A320 (inclusief bemanning, onderhoud en verzekering) aan Royal Air Maroc heeft verhuurd voor de periode 28 juni 2018 tot 10 september 2018. Blijkens de overeenkomst was Royal Air Maroc verantwoordelijk voor de vluchtuitvoering van alle geplande vluchten in de huurperiode en diende Royal Air Marco derhalve alle “
traffic rights, overflight permits and airport slots” te verzorgen. Tot slot wijst Gowair op de verplichting van Royal Air Maroc dat zij verantwoordelijk is voor “
any obligations to passengers arising from Regulation (CE) 261/2004 of the European Parliament and the Council of 11 february 2004 who shall arrange and pay directly for such costs, whenever required.” (appendix A). Krachtens deze voorziening is Royal Air Maroc dan ook verantwoordelijk voor de “
(costs and liability) in regards with passenger baggages and cargo” (paragraaf 6.7), aldus nog steeds Gowair.
4.3.
De vraag die voorligt is of Gowair aan te merken is als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht heeft uitgevoerd. Blijkens overweging 7 van de considerans van de Verordening kan de luchtvaartmaatschappij de vlucht uitvoeren met eigen, dan wel inclusief of zonder bemanning geleasete vliegtuigen, of in enige andere vorm. In dit verband wordt een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, overeenkomstig artikel 2 onder b van de Verordening gedefinieerd als “
een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier.”
4.4.
Uit deze definitie volgen twee cumulatieve voorwaarden om een luchtvaartmaatschappij aan te merken als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Ten eerste de feitelijke uitvoering van de betrokken vlucht en ten tweede het bestaan van een met de passagier gesloten overeenkomst. Het Hof van justitie van de Europese Unie heeft in dit verband overwogen dat de feitelijke uitvoering van een vlucht ligt bij de luchtvaartmaatschappij “
die in het kader van passagiersvervoer besluit een bepaalde vlucht uit te voeren en daarvan het traject vaststelt en hierdoor ter attentie van belangstellenden een aanbod van luchtvervoer creëert”(arrest van 4 juli 2018, C-532/17, ECLI:EU:C:2018:527, punt 20).
4.5.
In het onderhavige geval staat vast dat Gowair een toestel inclusief bemanning heeft verhuurd aan Royal Air Maroc. Uit appendix D van de overgelegde “wet lease” overeenkomst blijkt dat volgens de planning de onderhavige vlucht uitgevoerd zou worden met het, aan Royal Air Maroc verhuurde, toestel. Blijkens de overgelegde overeenkomst tussen Gowair en Royal Air Maroc, lag de verantwoordelijkheid voor zaken met betrekking tot het personeel en onderhoud van het toestel bij Gowair. De verantwoordelijkheid voor alle operationele zaken die betrekking hebben op de vluchtuitvoering lag bij Royal Air Maroc, daarbij inbegrepen het risico op een eventuele annulering of langdurige vertraging van een vlucht. Het besluit tot vaststelling van het traject en de uitvoering van de vlucht zijn dus door Royal Air Maroc genomen. Nu Gowair alleen een toestel inclusief bemanning aan Royal Air Maroc heeft verhuurd oordeelt de kantonrechter dat Gowair niet aangemerkt kan worden als een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in de zin van de Verordening.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vermelding “operated by Gowair” op de door passagiers overgelegde reisbescheiden niet tot een andere beslissing leidt. Het Hof van Justitie oordeelde in het zojuist genoemde arrest van 4 juli 2018 dat een dergelijke vermelding op de boekingsbevestiging van de passagiers een ander doel nastreeft dan de Verordening, die gericht is op compensatiebetaling in geval instapweigering, annuleringen of langdurige vertraging van vluchten. Nu Gowair niet aangemerkt kan worden als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, behoeft de tweede cumulatieve voorwaarde van artikel, 2 onder b, van de Verordening geen bespreking meer.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden afgewezen. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat nu Royal Air Maroc aan te merken is als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij, de vlucht Nador – Amsterdam buiten de reikwijdte ex artikel 3, eerste lid, onder b van de Verordening valt.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Gowair tot en met vandaag worden begroot op € 210,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open