Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma [naam vof]
2. [gedaagde sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [gedaagde sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [gedaagde sub 4]
1.Het procesverloop
2.De feiten
“De werkzaamheden van de werknemer bestaan uit:* het inpakken van het brood in broodkratten of dozen* volledig verantwoordelijk voor de distributie en routes van de producten aan klanten met de bedrijfswagen* controleren op de kwaliteit van de producten* het tijdig rapporteren van mankementen, onderhoudsbeurten en het wekelijks schoonhouden van de bedrijfswagen* voorts alle werkzaamheden die redelijkerwijs van haar verlangd kunnen worden(…)”
De werkneemster heeft zich op 18 juni 2018 ziekgemeld.
Dezelfde dag stuurt de gemachtigde van de werkgever aan de toenmalige gemachtigde van de werkneemster een email met een oproep om op 9 juli 2018 te verschijnen voor een afspraak bij de mediator.
Ons oordeel is dat u uw eigen werk op 18 juni 2018 wél kon doen”.
In het bijgevoegde rapport is vermeld dat er geen contact is geweest met de werkgever en ook niet met de bedrijfsarts, omdat “
Vanaf datum 29-06-2018 is er geen discussie mogelijk. Door gebruik van bepaalde geneesmiddelen is beroepsmatig gebruik maken van een auto niet toegestaan.” In het rapport is vervolgens nog vermeld: “
Dat de klachten serieus zijn, blijkt uit het feit dat de huisarts geneesmiddelen heeft voorgeschreven vanaf 29-06-2018. Dit betreffen zogenaamde gele sticker medicijnen. Dat betekent dat voorzichtigheid geboden is bij o.a. autorijden. Strikt genomen is cliënte per datum geschil (18-06-2018) geschikt te achten voor haar arbeid omdat er sprake is van een natuurlijke reactie op een voor haar nare situatie. (...) Conclusie: cliënte is per geschildatum d.d. 18-06-2018 wel geschikt te achten voor haar eigen werk.”.
De deskundige overweegt als volgt: “
Eigen onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de informatie uit eerder onderzoek door ondergetekende, medische informatie en informatie uit de aanvraag. Datum geschil is nu 29-06-2018. Bij eerder onderzoek had ik al geconstateerd dat er vanaf 29-06-2018 geneesmiddelen zijn voorgeschreven die het reactievermogen kunnen beïnvloeden. Beroepsmatig besturen van gemotoriseerde voertuigen wordt afgeraden (zeker kort na starten van dergelijke medicatie). Aangezien dat een essentieel onderdeel is van haar arbeid, is zij per 29-06-2018 niet in staat om haar arbeid in volle omvang uit te voeren. (…) Conclusie: cliënt is per geschildatum 29-06-2018 niet geschikt te achten voor haar eigen werk.”
“Ik vertrouw erop dat de loonbetaling vanaf 29 juni 2018 onmiddellijk zal worden hervat. Uiteraard staat [de werkneemster] open voor re-integratie activiteiten en zij zal blijven meewerken met de arbo-arts in dat kader”.
“Cliënte is ziek dus kan niet werken. Mag ik uw verhinderdata nog ontvangen.”.
Diezelfde dag wordt namens de werkgever per email bericht dat de werkneemster voor de volgende dag wordt uitgenodigd om andere werkzaamheden te komen verrichten, dat als de werkneemster zich daartoe bereid verklaart, mediation zal worden herstart en dat als de werkneemster geen passende arbeid verricht de loonstop wordt gehandhaafd.
Cliënte niet zal ingaan op het verzoek om deel te nemen aan mediation. Los van het feit dat cliënte haar eigen werkzaamheden niet kan uitvoeren, lukt het haar ook niet om van haar woonadres naar het werk te reizen”.
3.De vordering
Nu de werkneemster is verstoken van inkomsten heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
de vordering
18 juni 2018 door zowel de bedrijfsarts (advies van 27 juni 2018) als door de deskundige van het UWV (het Deskundigenoordeel van 15 augustus 2018) is geoordeeld dat de werkneemster arbeidsgeschikt was om haar werkzaamheden te verrichten. Verder staat vast dat de werkneemster de werkgever niet heeft geïnformeerd over medicijngebruik en dat zij zich op 5 juli 2018 wederom ziek heeft gemeld, waarop een andere bedrijfsarts op 6 juli 2018 heeft geoordeeld dat de werkneemster arbeidsgeschikt was.
Dat betekent dat voorzichtigheid geboden is bij o.a. autorijden.”Onder de Conclusie vermeldt de deskundige hieromtrent vervolgens niets.
op basis van informatie uit eerder onderzoek, medische informatie en informatie uit de aanvraag”de werkneemster “
per geschildatum29-06-2018 niet geschikt te achten is voor het eigen werk”.Het is in deze procedure niet duidelijk geworden welke informatie de Deskundige in dit oordeel wel heeft betrokken, de aanvraag in het dossier ontbreekt. Ook is onduidelijk welke ziekmelding de Deskundige nu heeft beoordeeld, te meer nu er geen ziekmelding per 29 juni 2018 heeft plaatsgevonden, terwijl van de ziekmelding per 5 juli 2018 en het advies van de bedrijfsarts van 6 juli 2018 geen enkele melding wordt gemaakt. Dit geldt overigens evenzeer voor enige medische informatie nà 29 juni 2018 (zoals medicijngebruik nadien). Daarbij is van belang dat als onweersproken is komen vast te staan dat slechts een deel van de voorgeschreven medicijnen de rijvaardigheid tijdelijk (8 – 16 uur na inname) beïnvloeden en dat deze medicijnen in een kleine hoeveelheid zijn voorgeschreven en beperkt zijn gebruikt. Immers, zoals namens de werkneemster ter zitting is verklaard, zij gebruikte het medicijn “zo nodig”. Dergelijke informatie was ook in oktober 2018 beschikbaar en had de Deskundige derhalve in zijn oordeel kunnen betrekken.
De Deskundige overweegt voorts - zonder enige toelichting - dat het beroepsmatig besturen van gemotoriseerde voertuigen een essentieel onderdeel van de arbeid van de werkneemster is. Door de werkgever is hierover ter zitting verklaard dat het inpakken van broden de essentie van de overeengekomen werkzaamheden betrof en dat het rondrijden slechts een deel van de werkzaamheden betrof en ook niet dagelijks plaatsvond, hetgeen door de werkneemster is beaamd. Daarnaast werden er ook schoonmaakwerkzaakheden verricht.
Zowel ten aanzien van de omvang en invloed van de gebruikte medicijnen als de uit te voeren werkzaamheden is de vraag dan ook gerechtvaardigd of de Deskundige met voornoemde informatie niet tot een ander oordeel was gekomen of dat zijn oordeel uitsluitend is beperkt tot de datum van 29 juni 2018. De kantonrechter kan onder deze omstandigheden de conclusie van de Deskundige van 10 oktober 2018 over het niet kunnen uitvoeren van werkzaamheden niet overnemen.
Zij is vanaf eind juni 2018 bijgestaan door een gemachtigde, maar tussen 10 juli en 15 oktober 2018 is er uitsluitend kort contact geweest tussen gemachtigden over het Deskundigenoordeel van augustus 2018. Op 24 oktober 2018, naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts, is de werkneemster opgeroepen te verschijnen. Hierop is eerst op 13 november 2018 gereageerd met een afwijzing van de voortzetting van de mediation en een verzoek om verhinderdata. Ook hier heeft te gelden dat niet is gebleken dat de werkneemster volledig arbeidsongeschikt was en niet in staat was om haar andere of passende werkzaamheden uit te voeren dan wel een mediationgesprek te voeren. Dat haar zou zijn afgeraden openbaar vervoer te gebruiken is op geen enkele wijze onderbouwd. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de werkneemster niet in staat was te verschijnen, terwijl zij daar wel meermalen toe is opgeroepen onder aanzegging van het voortzetten van de loonstop.
De tegenvordering