ECLI:NL:RBNHO:2019:769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
C/15/276623 / FA RK 18-4037
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie naar Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2019 uitspraak gedaan over de erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie van een minderjarige, geboren in Thailand. Verzoekers, een echtpaar, hadden toestemming gekregen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor de adoptie van een tweede buitenlands kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie naar Thais recht rechtsgeldig was en dat deze adoptie kan worden erkend in Nederland op basis van het Haags Adoptieverdrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie niet leidde tot het verbreken van de familierechtelijke betrekkingen met de biologische ouders, waardoor omzetting naar Nederlands recht mogelijk was. De rechtbank heeft het verzoek tot omzetting toegewezen, waardoor de minderjarige de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen en zijn naam kan worden gewijzigd. Tevens is gelast dat de geboortegegevens van de minderjarige worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/276623 / FA RK 18-4037
beschikking van 30 januari 2019 betreffende erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie (Thailand)
gegeven op het verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
en
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
echtelieden,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. D. van de Lockant-Geschiere, kantoorhoudende te Utrecht,

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 13 juli 2018;
- de brieven, met bijlagen, van de advocaat van verzoekers, ingekomen op 3 augustus 2018 en op 26 september 2018;
- de schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] (verder: ABS), ingekomen op 7 september 2018, op 26 september 2018 en op 5 oktober 2018.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekers zijn op [datum] in [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 15 juli 2014 (nr. B.K.A. [nummer] ) aan verzoekers toestemming verleend voor het opnemen van een tweede buitenlands kind ter adoptie. Uit het stuk “Statement of approval of the decision in the State of Origin that a child should be entrusted to prospective adoptive parents” van 14 juli 2016 van de Minister van Veiligheid en Justitie blijkt dat er geen bezwaren bestaan tegen de beslissing in Thailand dat het hierna te adopteren kind wordt toevertrouwd aan verzoekers en dat de adoptie voortgang kan vinden.
2.3
Op [geboortedatum] is in Thailand geboren de minderjarige van het mannelijk geslacht: [minderjarige] . In de geboorteakte is geen geboorteplaats vermeld en zijn geen namen van de ouders opgenomen.
2.4
De minderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
2.5
Uit de verklaring van het Department of Children en Youth (verder: DCY) te [plaats] , Thailand van 29 juli 2016 (No. [nummer] ) blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is en beschikbaar is voor adoptie. Ook blijkt uit die verklaring dat DCY de bevoegde instantie is om namens de ouders van de minderjarige toestemming te geven voor adoptie en dat op 17 februari 2016 door The Child Adoption Board of Thailand “pre-approval” is verleend voor plaatsing van de minderjarige bij verzoekers in Nederland onder supervisie van Wereldkinderen voor tenminste zes maanden voorafgaand aan de adoptie, welke plaatsing aanvangt vanaf de datum dat verzoekers hebben kennisgemaakt met The Child Adoption Board.
2.6
Uit de verklaring van DCY van 9 augustus 2017 (No [nummer] ) blijkt dat The Child Adoption Board de adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft goedgekeurd en dat verzoekers wordt geadviseerd ter registratie hiervan zich te wenden tot de Thaise ambassade in Den Haag. Blijkens het stuk “Registration of Adoption” (Registration No. [nummer] ) is de adoptie van de minderjarige naar het recht van Thailand door verzoekers op 17 november 2017 geregistreerd bij de Thaise ambassade in Den Haag, onder vermelding van de schriftelijke beslissing van DCY van 9 augustus 2017, inhoudende dat The Child Adoption Board of Thailand de voorgestelde adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft goedgekeurd.
De rechtbank heeft hierbij geconstateerd dat voormelde brief van 9 augustus 2017 in voormeld stuk “Registration of Adoption” abusievelijk is aangeduid met het nummer [nummer] .
2.7
Blijkens het overgelegde stuk “Certificate of the Use of Joint Surname” (No. [nummer] ) van 9 september 2014 heeft “The Registrar” van “The Office of [plaats] , Thailand” toestemming verleend voor het gebruik van de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” ten aanzien van de minderjarige.
2.8
Bij de stukken bevindt zich een gewaarmerkt afschrift van de akte van geboorte van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] , waaruit blijkt dat verzoekers reeds eerder een minderjarige hebben geadopteerd, te weten: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Thailand.

3.Het verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht:
primair:
- de krachtens artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag (HAV) erkende adoptie van de minderjarige door verzoekers om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht, waardoor de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en de biologische ouders worden verbroken en de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en verzoekers ontstaan;
subsidiair:
- voor zover de rechtbank artikel 23 van het HAV niet van toepassing vindt: voor recht te verklaren dat de in Thailand uitgesproken adoptie van de minderjarige door verzoekers voldoet aan de in artikel 109 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde voorwaarden voor erkenning en overeenkomstig artikel 10:111 BW de buitenlandse adoptie om te zetten in een sterke adoptie naar Nederlands recht;
- ingevolge artikel 10:109, derde lid, BW een last af te geven aan de daartoe bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte;
meer subsidiair- de adoptie uit te spreken van de minderjarige door verzoekers;
en voorts:
- te verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal hebben en tevens de wijziging van de voornaam van de minderjarige te gelasten in [voornaam] , zodat de minderjarige zal heten: [minderjarige] ;
- ingevolge artikel 1:25, vijfde lid, BW de inschrijving van het Birth Certificate te gelasten, subsidiair de geboortegegevens van de minderjarige ex artikel 1:25c, derde lid, BW ambtshalve vast te stellen, op de wijze zoals vermeld op het Birth Certificate;
- de ABS te gelasten over te gaan tot inschrijving van alle voornoemde voor inschrijving vatbare beslissingen in de daartoe bestemde registers.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht te oordelen over het onderhavige verzoek, nu verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Erkenning en omzetting
4.2
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of met de hierboven onder 2.6 weergegeven documenten de adoptie naar Thais recht heeft plaatsgevonden.
4.3
Bij beantwoording van deze vraag dient de rechtbank te beoordelen of voormelde adoptie naar Thais recht is aan te merken als een beslissing van een bevoegde autoriteit waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen een minderjarig kind en twee personen tezamen of een persoon alleen tot stand worden gebracht, een en ander zoals is genoemd in artikel 10:104 BW. Daartoe wordt als volgt overwogen. In de hierboven onder 2.6 vermelde verklaring van DCY van 9 augustus 2017 is vermeld dat de door The Child Adoption Board gegeven toestemming voor de adoptie van de minderjarige door verzoekers zal (kunnen) worden voltooid door registratie bij de Thaise ambassade te Den Haag. Deze registratie heeft blijkens voormelde “Registration of Adoption” plaatsgevonden. Gelet op de rechtsregels in Thailand ter zake van adoptie, is de rechtbank van oordeel dat met de hierboven onder 2.6 weergegeven documenten door de beslissing van een bevoegde autoriteit een naar Thais recht rechtsgeldige adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft plaatsgevonden.
4.4
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of deze adoptie in Nederland kan worden erkend.
4.5
Voor de toepasselijkheid van het HAV is vereist dat op de datum van indiening van het verzoek tot beginseltoestemming beide landen waren toegetreden tot gemeld verdrag, hetgeen blijkens de door verzoekers overgelegde stukken in de onderhavige situatie ook het geval was. In Thailand is het HAV op 1 augustus 2004 in werking getreden en in Nederland op 1 oktober 1998. Uit het voorgaande volgt dat het HAV van toepassing is.
4.6
Op grond van artikel 17 van het HAV moeten zowel de Centrale Autoriteit van de staat van herkomst als de Centrale Autoriteit van de staat van opvang de voorgestelde adoptie goedkeuren. Het betreft hier de afstemming tussen de Centrale Autoriteiten van beide bij de adoptie betrokken staten met betrekking tot de wenselijkheid van de adoptie. De afstemming houdt onder meer in dat voordat in de staat van herkomst wordt beslist of de adoptie doorgang zal vinden, wordt geverifieerd of de minderjarige in de staat van opvang zal worden toegelaten en zal mogen blijven.
4.7
Uit de door verzoekers overgelegde stukken blijkt dat:
- de verzoekers met de plaatsing van de minderjarige akkoord zijn gegaan;
- de Thaise autoriteiten met de plaatsing hebben ingestemd;
- alle betrokken autoriteiten hebben ingestemd dat de adoptie voortgang vindt;
- de verzoekers aan de vereisten voor adoptie voldoen en geschikt zijn;
- de minderjarige in aanmerking komt voor verblijf in Nederland.
4.8
Indien de adoptie conform het HAV tot stand is gekomen, wordt in beginsel een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 23 HAV afgegeven, waaruit dit blijkt, opdat de adoptie naar Thais recht in Nederland van rechtswege wordt erkend. Nu deze verklaring aanwezig is, staat vast dat de adoptie naar Thais recht als een verdragsadoptie kan worden aangemerkt en op die grond voor erkenning in aanmerking komt. De adoptie van de minderjarige door verzoekers kan derhalve rechtstreeks worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.9
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het (primaire) verzoek tot omzetting aangevoerd dat de adoptie naar het recht van Thailand niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn verwanten werden verbroken. Verzoekers stellen belang te hebben bij deze omzetting, aangezien de minderjarige eerst na omzetting van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen.
4.1
Artikel 10:110, tweede lid, BW bepaalt dat als de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie dat gevolg ook in Nederland mist.
4.11
De adoptie naar Thais recht heeft niet tot rechtsgevolg dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn verwanten zijn verbroken. In dat geval biedt artikel 10:111 BW de mogelijkheid een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht in te dienen, zoals verzoekers ook hebben gedaan.
4.12
De rechtbank acht het (primaire) verzoek tot omzetting voor toewijzing vatbaar op grond van artikel 10:111 BW in samenhang met artikel 11, tweede lid, van de Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen HAV, inhoudende dat de omzetting van de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en dat uit de stukken blijkt dat aan de in artikel 1:228, eerste lid sub a, BW gestelde voorwaarde is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat eveneens is voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid onder d BW gestelde voorwaarde dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt. Op de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de biologische ouders van het kind is blijkens artikel 10:105, tweede lid, BW toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Op de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige is het Thaise recht van toepassing, nu de minderjarige thans de Thaise nationaliteit bezit. Uit de verklaring van DCY van 29 juli 2016 blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is, en dat DCY de bevoegde instantie is om namens de ouders van de minderjarige toestemming te geven voor adoptie. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de biologische ouders van de minderjarige achterwege blijven.
Op grond van het vorenstaande kan het (primaire) verzoek tot omzetting worden toegewezen.
Voornamen en geslachtsnaam minderjarige
4.13
Op grond van het bepaalde in artikel 10:19, eerste lid, BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid, BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
4.14
De minderjarige heeft thans de Thaise nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarige.
4.15
Nu de minderjarige het tweede kind is tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan, is voor de naamskeuze artikel 1:5, achtste lid BW van toepassing. Uit dit artikel blijkt dat de keuze die voor de naam van het eerste kind van dezelfde ouders is gedaan, beslissend is voor alle volgende kinderen. De minderjarige zal na de adoptie de geslachtsnaam Tresoor dragen. Verzoekers hebben een dienovereenkomstige keuze gedaan.
4.16
Het verzoek tot wijziging van de voornamen van de minderjarige is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 BW en zal daarom worden toegewezen, nu er voldoende zwaarwegend belang is bij inwilliging daarvan.
Geboortegegevens minderjarige
4.17
Bij de stukken bevindt zich het document “Birth Certificate” (Identification No.: [nummer] ), opgemaakt door de Registrar van de “Local Registration Office of [plaats] , Thailand”.
4.18
Met verwijzing naar de overgelegde producties 3, 5, 8 en 11 wordt door verzoekers verzocht de inschrijving van de geboorteakte te gelasten dan wel de geboortegegevens vast te stellen, in het bijzonder dat de minderjarige is geboren in [plaats] , Thailand.
4.19
De ABS stelt zich op het standpunt dat uit de producties waar door verzoekers naar wordt verwezen, niet blijkt dat de minderjarige is geboren in [plaats] . Uit die documenten blijkt immers dat [plaats] de registratieplaats van geboorte dan wel de woonplaats van de minderjarige betreft.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat voormeld “Birth Certificate” geen voor inschrijving vatbare geboorteakte betreft, omdat daarin de geboorteplaats van de minderjarige ontbreekt. Op grond van artikel 1:25c, derde lid, BW, zal de rechtbank de voor het opmaken van een akte van geboorte noodzakelijke gegevens van de minderjarige vaststellen. In artikel 1:25c, tweede lid, BW is bepaald dat de rechtbank daarbij rekening dient te houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. Met inachtneming hiervan ziet de rechtbank, anders dan de ABS heeft aangegeven, aanleiding de door verzoekers verzochte geboorteplaats vast te stellen. Hierbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat de toevoeging “Master” geen onderdeel uitmaakt van de voornamen.
Tenslotte
4.21
Nu het hierboven onder 3.1 vermelde primaire verzoek wordt toegewezen, behoeven het hierboven onder 3.1 vermelde subsidiaire en het meer subsidiaire verzoek geen verdere bespreking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
stelt vast dat op [geboortedatum] in [plaats] , Thailand is geboren een minderjarige van het mannelijk geslacht genaamd: [minderjarige] ;
5.2
bepaalt dat de adoptie, die krachtens de afgegeven verklaring op grond van artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag in Nederland voor erkenning in aanmerking komt, welke adoptie is vastgelegd in voormeld document “Registration of Adoption” van 17 november 2017 (Registration No. [nummer] , wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht;
5.3
gelast de inschrijving van de hierboven vastgestelde geboortegegevens van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
5.4
gelast de toevoeging van een latere vermelding van de omzetting van de adoptie aan de geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
5.5
gelast de wijziging van de voornamen van de minderjarige in: [voornamen] ;
5.6
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.