ECLI:NL:RBNHO:2019:7551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
C/15/281460 / FA RK 18-6365
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een Nigeriaanse adoptie en vaststelling van geboortegegevens

Op 4 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de erkenning en omzetting van een Nigeriaanse adoptie. Verzoekers, een echtpaar, hebben op 13 november 2018 een verzoekschrift ingediend voor de erkenning van hun adoptie van een minderjarige uit Nigeria. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie naar Nigeriaans recht is uitgevoerd en dat de vereiste legalisaties aanwezig zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning volgens het Nederlandse recht, en heeft de adoptie omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht. Tevens zijn de geboortegegevens van de minderjarige vastgesteld, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de minderjarige de voornamen van de buitenlandse adoptie zal behouden. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de adoptie en de geboortegegevens in de registers van de burgerlijke stand op te nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Zaak-/rekestnr.: C/15/281460 / FA RK 18-6365
beschikking van 4 september 2019 betreffende erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie (Nigeria) dan wel het uitspreken van een adoptie naar Nederlands recht
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren op [datum] in de gemeente [gemeente] ,
en
[verzoekster] ,
geboren op [datum] in de gemeente [gemeente] ,
echtelieden,
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 13 november 2018;
- het aangepaste verzoek van verzoekers, ingekomen op 27 november 2018;
- de stukken van verzoekers, ingekomen op 18 december 2018, op 6 mei 2019 en op 29 mei 2019;
- het mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), ingekomen op 18 juni 2019;
- de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (verder: ABS), ingekomen op 2 augustus 2019.
1.2
Er heeft geen mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekers zijn gehuwd op [datum] in de gemeente [gemeente] .
2.2
Uit het huwelijk van verzoekers is op [datum] in de gemeente [gemeente] geboren de minderjarige [minderjarige] .
2.3
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op 22 juni 2016 (nr. B.K.A. [nr.] ) aan verzoekers toestemming verleend voor het opnemen van een eerste buitenlands kind ter adoptie, waarbij is gelet op de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.
2.4
Op [datum] is te [plaats] , Nigeria geboren de minderjarige van het mannelijk geslacht: [minderjarige] . Uit de stukken is op te maken dat de vader is genaamd: [vader] en dat de moeder is genaamd: [moeder] .
2.5
Uit het door verzoekers overgelegde stuk “Enrolment of Order” van “In the Chief Magistrate’s Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota” van 17 april 2018 (SUIT NO: [nr.] ) en het overgelegde stuk “Final Adoption Order” van het “Ministry of Women Affairs and Social Development te [plaats] , Ogun State, Nigeria” van 19 april 2018 (SW. [nr.] ), blijkt dat de adoptie van de minderjarige door verzoekers naar het recht van Nigeria tot stand is gekomen.
2.6
Sedert de adoptie naar het recht van Nigeria is de minderjarige ook wel genaamd: [minderjarige] .
2.7
Blijkens het door verzoekers overgelegde stuk “Release of [minderjarige] ” van “The Ministry of Women Affairs and Social Development te [plaats] , Ogun State, Nigeria” van 19 april 2018 (SW. [nr.] ) heeft de minderjarige met het doel van adoptie zijn geboorteland mogen verlaten.
2.8
De minderjarige woont - blijkens de gegevens uit de basisregistratie personen van de gemeente [gemeente] - sinds 3 september 2018 aan het woonadres van verzoekers en wordt aldaar door verzoekers tezamen verzorgd en opgevoed.
2.9
De minderjarige is het tweede kind tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.
2.1
De Raad heeft aangegeven dat het gezin van verzoekers bij de Raad bekend is vanwege de afgifte van een beginseltoestemming. De Raad ziet geen reden voor nader onderzoek.

3.Verzoek

3.1
Verzoekers hebben, na aanpassing van het verzoek, verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. de in Nigeria tot stand gekomen adoptie te erkennen op grond van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 10:109 BW en (eventueel) om te zetten in een sterke adoptie;
subsidiair:
b. de adoptie van de minderjarige uit te spreken naar Nederlands recht
Voorts is verzocht de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen, voor zover de overgelegde geboorteakte van de minderjarige niet vatbaar is voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3, aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht te oordelen over het onderhavige verzoek tot (erkenning van de) adoptie, nu verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.2
Bij de beoordeling van het verzoek is afdeling 3 van titel 6 van Boek 10 BW van toepassing. Deze afdeling bevat voorschriften ter zake het toepasselijke recht op de in Nederland uit te spreken adoptie en haar rechtsgevolgen, alsmede de erkenning en haar rechtsgevolgen, van een adoptie die tot stand is gekomen in een staat die op het moment dat de beginseltoestemming is aangevraagd (nog) geen partij is bij het Haags Adoptieverdrag. Op de onderhavige zaak is artikel 10:109 BW van toepassing, nu verzoekers ten tijde van de adoptie hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, terwijl de minderjarige in Nigeria zijn gewone verblijfplaats had.
Ten aanzien van het verzoek tot erkenning
4.3
Het verzoek strekt tot afgifte van een verklaring voor recht, die inhoudt dat de hierboven onder 2.5 weergegeven beslissingen tot adoptie voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in artikel 10:109 BW.
4.4
De rechtbank stelt vast dat de beslissingen zoals vervat in de hierboven onder 2.5 genoemde stukken “Enrolment of Order” en “Final Adoption Order”, voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in artikel 10:109 BW, inhoudende dat de procedure van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie moet zijn gevolgd, terwijl daarnaast de weigeringsgronden van artikel 10:108, tweede en derde lid, BW zich niet voordoen. De erkenning is in het kennelijk belang van de minderjarige.
4.5
Met betrekking tot het standpunt van de ABS in voornoemde brief van 2 augustus 2019 overweegt de rechtbank als volgt.
De ABS heeft aangegeven dat Nigeriaanse documenten dienen te worden gelegaliseerd door het Nigeriaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Aan de hand van de overgelegde kopieën kan niet worden beoordeeld of de overgelegde Nigeriaanse documenten aan de legalisatievereisten voldoen. Ervan uitgaande dat de originele buitenlandse documenten zijn voorzien van de legalisaties door de Nigeriaanse autoriteiten, heeft de ABS geen bezwaar tegen de verzochte verklaring voor recht, alles aldus de ABS.
Uit de stukken “Enrolment of Order” en “Final Adoption Order” blijkt dat de legalisatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nigeria door middel van een droogstempel is afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat de vereiste legalisaties hebben plaatsgevonden. Gelet hierop en op hetgeen hierboven onder 4.4 is overwogen dat de aldaar genoemde stukken voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in artikel 10:109 BW, is de rechtbank van oordeel dat die stukken daarmee vatbaar zijn voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
4.6
De rechtbank zal op de voet van artikel 10:109, derde lid, BW de ABS gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand toe te voegen.
Ten aanzien van het verzoek tot omzetting van de adoptie naar het recht van Nigeria in een adoptie naar Nederlands recht
4.7
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat sprake is van een “sterke” adoptie, in die zin dat de adoptie naar het recht van Nigeria tot gevolg heeft dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en de biologische ouders zijn verbroken. Voor zover de rechtbank van oordeel mocht zijn dat sprake is van een “zwakke” adoptie, inhoudende dat door de adoptie naar het recht van Nigeria niet alle familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en de biologische ouders zijn verbroken, stellen verzoekers belang te hebben bij de omzetting, omdat dan pas volledige familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en verzoekers ontstaan. De minderjarige zal dan tevens de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.
4.8
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van eerdere adoptiezaken uit Nigeria is de rechtbank ermee bekend dat onduidelijk is of op grond van de federale Child’s Rights Act 2003 sprake is van een sterke of een zwakke adoptie. Hier bestaat discussie over, omdat in die wet een aantal rechtsgevolgen onbesproken worden gelaten. Daarnaast speelt dat de adoptiewetgeving per staat kan verschillen. Aangezien de rechtbank op grond van het vorenstaande niet kan vaststellen of sprake is van een sterke adoptie, gaat de rechtbank ervan uit dat de Nigeriaanse adoptie moet worden aangemerkt als “zwakke” adoptie.
4.9
Artikel 10:110, tweede lid, BW bepaalt dat ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie ook in Nederland dat gevolg mist.
4.1
De rechtbank acht dit verzoek voor toewijzing vatbaar op grond van artikel 10:111 BW in samenhang met artikel 11, lid 2 van de Wet tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, inhoudende dat de omzetting van de adoptie in het kennelijke belang van de minderjarige is en dat uit de stukken blijkt dat aan de in artikel 1:228, eerste lid, sub a en sub d BW gestelde voorwaarden is voldaan. Daarmee kan het verzoek tot omzetting worden toegewezen.
Aantekening in het gezagsregister
4.11
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2 onder sub k. van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Voornamen en geslachtsnaam minderjarige
4.12
De rechtbank stelt vast dat verzoekers geen verzoek hebben gedaan omtrent (wijziging van) de voornamen van de minderjarige.
4.13
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:19, eerste lid, BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid, BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
4.14
De minderjarige bezit thans de Nigeriaanse nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarige.
4.15
Uit de stukken blijkt dat uit het huwelijk van verzoekers het hierboven onder 2.2 genoemde minderjarige kind is geboren. Nu de minderjarige het tweede kind is tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan, is voor de naamskeuze artikel 1:5, achtste lid, BW van toepassing. Uit dit artikel blijkt dat de keuze die voor de naam van het eerste kind van dezelfde ouders is gedaan, beslissend is voor alle volgende kinderen. De minderjarige zal na de adoptie de geslachtsnaam [geslachtsnaam] dragen. Verzoekers hebben een dienovereenkomstige keuze gedaan.
4.16
Om misverstanden daarover te voorkomen zal de rechtbank in het dictum opnemen dat wordt verstaan dat de minderjarige de bij de buitenlandse adoptie verkregen voornamen “ [voornamen] ” zal behouden.
Geboortegegevens minderjarige
4.17
Uit het overgelegde stuk “A report on [minderjarige] ” van het “Ministry of Women Affairs and Social Development te [plaats] , Ogun State, Nigeria” van 4 december 2017 blijkt dat de naam van de minderjarige “ [minderjarige] ” is. In het overgelegde stuk “Re: Adoption of [minderjarige] approval for commencement of process” van het “Ministry of Women Affairs and Social Development te [plaats] , Ogun State, Nigeria” van 5 maart 2018 wordt de minderjarige aangeduid met de namen “ [voornamen] ”. In de hierboven onder 2.5 en onder 2.8 weergegeven documenten wordt de minderjarige aangeduid met de namen “ [namen] ”.
Bij de stukken bevindt zich een “Certificate of Birth” ( [nr.] ), dat is opgemaakt op 20 april 2018. Daarin staat vermeld dat de minderjarige [minderjarige] een kind is van het mannelijk geslacht en is geboren op [datum] te [plaats] , Nigeria. De daarop vermelde naam van de vader is: [verzoeker] en de daarop vermelde naam van de moeder is: [verzoekster] .
4.18
Voormeld stuk “Certificate of Birth” betreft geen voor inschrijving vatbare geboorteakte, omdat daarin niet de oorspronkelijke geboortegegevens van de minderjarige zijn vermeld. De rechtbank zal op de voet van artikel 1:25c, eerste en derde lid, BW en met inachtneming van het standpunt van de ABS, de geboortegegevens vaststellen als na te melden.
4.19
Aangezien het (primaire) verzoek tot erkenning en omzetting wordt toegewezen, behoeft het subsidiaire verzoek geen verdere bespreking.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
stelt de geboortegegevens van de minderjarige als volgt vast:
KIND
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
Voornamen : [voornamen]
Plaats van geboorte : [plaats] , Nigeria
Dag van geboorte : [datum]
Geslacht : M (mannelijk)
VADER
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
Voornamen : [voornamen]
MOEDER
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
Voornamen : [voornamen]
5.2
verklaart voor recht dat worden erkend de beslissingen, zoals vervat in het overgelegde stuk “Enrolment of Order” van “In the Chief Magistrate’s Court Ogun State of Nigeria, in the Ota Magisterial District holden at Ota” van 17 april 2018 (SUIT NO: [nr.] ) en het overgelegde stuk “Final Adoption Order” van het “ Ministry of Women Affairs and Social Development te [plaats] , Ogun State, Nigeria” van 19 april 2018 (SW. [nr.] ) tot de adoptie naar het recht van Nigeria van de minderjarige van het mannelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Nigeria,
door verzoekers voornoemd;
5.3
verklaart voor recht dat de zwakke adoptie naar het recht van Nigeria wordt omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht;
5.4
verstaat dat de minderjarige de bij de buitenlandse adoptie verkregen voornamen “ [voornamen] ” zal behouden;
5.5
beveelt de inschrijving van de hierboven vastgestelde geboortegegevens van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
5.6
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.7
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.8
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.