ECLI:NL:RBNHO:2019:7471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
7888706 / VV 19-66
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming sociale huurwoning wegens bedrog en dwaling

In deze zaak heeft de Stichting Parteon een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die in een sociale huurwoning verblijft. Parteon vorderde ontruiming van de woning, omdat de huurovereenkomst tot stand was gekomen onder invloed van bedrog en dwaling. De gedaagde had zich ingeschreven bij WoningNet met vervalste gegevens, waardoor hij ten onrechte de woning toegewezen kreeg. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2019, en de uitspraak volgde op 2 september 2019. De kantonrechter oordeelde dat Parteon voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de schaarste op de woningmarkt en de noodzaak om fraude tegen te gaan. De rechter concludeerde dat de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk was vernietigd, omdat de gedaagde opzettelijk onjuiste gegevens had verstrekt, al dan niet via een tussenpersoon. De gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een vergoeding van € 722,07 per maand te betalen voor het gebruik van de woning vanaf 1 juni 2019. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
zaak/rolnr.: 7888706 / VV EXPL 19-66
datum uitspraak: 2 september 2019
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Parteon, gevestigd te Wormerveer
eiseres, hierna te noemen Parteon
gemachtigde: mr. E.M. de Bie
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats]
gedaagde, hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp.

1.Het procesverloop

1.1.
Parteon heeft een voorziening gevorderd, zoals omschreven in de daartoe op 23 juli 2019 uitgebrachte dagvaarding.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2019. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat door en namens partijen (door de beide gemachtigden mede aan de hand van overgelegde pleitnotities) naar voren is gebracht.
Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen op 15 augustus 2018 (nadere) stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Parteon verhuurt sedert 15 maart 2018 de eengezinswoning [adres 2] (hierna: de woning) aan [gedaagde] . De actuele (kale) huurprijs bedraagt € 722,07 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
De woning werd destijds via WoningNet te huur aangeboden. Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij WoningNet nodig. De inschrijfgegevens bepalen of en voor welke woning een woningzoekende in aanmerking komt. Bij toewijzing van een woning controleert de betreffende woningcorporatie of de inschrijvingsgegevens kloppen.
Bij de inschrijving moeten onder andere gegevens worden verstrekt over de woonsituatie op dat moment, zoals - bij een huurwoning - de ingangsdatum van het huurcontract en de naam van de eigenaar van de woning.
2.3.
Toen [gedaagde] reageerde op de woning stond hij bij WoningNet ingeschreven als huurder van de woning [adres 1] met 13 juni 2001 als ingangsdatum van het huurcontract en met [naam 1] als verhuurder/eigenaar van de woning.
2.4.
Na acceptatie van de woning door [gedaagde] nadat hij deze had bezichtigd, zijn de volgende documenten bij Parteon aangeleverd:
  • een uittreksel uit de Basisregistratie Personen van de gemeente Haarlemmermeer, gedateerd 28 februari 2018, waarop vermeld staat dat [gedaagde] op dat moment op het adres [adres 1] woonde en dat hij op dat adres vanaf 13 juni 2001 ingeschreven stond;
  • een ‘verklaring verhuurder/hypotheekgever’, gedateerd 1 maart 2018, waarin [naam 1] verklaart dat hij verhuurder/hypotheekgever is van de woning [adres 1] en dat deze woning sinds 13 juni 2001 door hem aan [gedaagde] wordt verhuurd;
  • een verhuurdersverklaring, gedateerd 12 maart 2018, van [naam 1] , waarin deze (onder meer) verklaart dat tussen hem als verhuurder en [gedaagde] als huurder sinds 13 juni 2001 een huurovereenkomst bestaat met betrekking tot de woning [adres 1] .
Op basis van onder meer deze door [gedaagde] verstrekte, en door Parteon gecontroleerde, informatie is de woning definitief aan [gedaagde] toegewezen.
2.5.
Bij brief van 21 mei 2019 heeft mr. [naam 2] namens Parteon aan [gedaagde] onder meer meegedeeld: ‘
Het is cliënte gebleken dat de documenten die u voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst hebt aangeleverd, vervalst zijn. Het uittreksel van de Basis Registratie Persoonsgegevens, de inkomensverklaring van de Belastingdienst en overige gegevens blijken niet correct. Er is gefraudeerd. (…)
De informatie die door u is verstrekt, is aantoonbaar onjuist gebleken. De met u gesloten huurovereenkomst is dus onder invloed van bedrog dan wel dwaling tot stand gekomen. Als de juiste informatie zou zijn aangeleverd, dan zou de huurovereenkomst nooit zijn gesloten.
Een huurovereenkomst die onder invloed van bedrog en/of dwaling tot stand is gekomen, is vernietigbaar. Hierbij vernietig ik dan ook de huurovereenkomst die op 15 maart 2018 tussen cliënte en u is aangegaan ter zake de woning aan de [adres 2] . Dit houdt in dat de huurovereenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan en dat u thans zonder recht of titel in de woning verblijft. U zult deze per direct moeten verlaten en ontruimen.
Graag ontvang ik uiterlijk maandag 27 mei 2019 om 12:00 uur uw schriftelijke bevestiging dat u de woning uiterlijk op 30 juni 2019 zult verlaten en leeg en ontruimd aan cliënte zult opleveren en haar de sleutels zullen overhandigen’. (…).
[gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3.De vordering

3.1.
Parteon vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt om de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag. Tevens vordert Parteon dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een vergoeding voor het gebruik van de woning van € 722,07 per maand vanaf 1 juni 2019 tot aan de dag van de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
Parteon legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en dat hij deze op de kortst mogelijke termijn dient te verlaten. Parteon heeft de huurovereenkomst bij brief van 21 mei 2019 buitengerechtelijk vernietigd wegens bedrog en/of dwaling. Op grond van artikel 3:53 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de huurovereenkomst als gevolg van de vernietiging geacht niet te hebben bestaan. Voor de tijd dat [gedaagde] gebruik blijft maken van de woning is hij een vergoeding verschuldigd ter hoogte van de huurprijs en bijkomende kosten van € 722,07 per maand.
3.3.
Parteon heeft in dit verband het navolgende aangevoerd. De huurovereenkomst is op grond van bedrog dan wel onder invloed van dwaling tot stand gekomen. Door dan wel namens [gedaagde] zijn bij het tot stand komen van de huurovereenkomst valse gegevens verstrekt. Het gaat dan met name om de verhuurdersverklaring, het uittreksel BRP en de huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres 1] . Op basis van de juiste gegevens was [gedaagde] volgens het woningverdelingssysteem niet voor de woning in aanmerking gekomen en had Parteon de woning nooit aan [gedaagde] aangeboden. Zo is uit nader onderzoek van Parteon en van in dat kader van de gemeente Haarlemmermeer, het kadaster en Woningstichting Ymere verkregen informatie gebleken dat:
a. [gedaagde] niet vanaf 13 juni 2001 op het adres [adres 1] ingeschreven heeft gestaan, maar slechts van 24 oktober 2017 tot 15 maart 2018, en dat hij in die periode niet de huurder van die woning was;
b. [gedaagde] eerst vanaf 17 november 2015 in de Basisregistratie Personen is opgenomen en in de periode 17 november 2015 tot 24 oktober 2017 heeft ingeschreven gestaan in de volgende gemeenten:
* van 17 november 2015 tot 14 december 2015 in Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder
* van 14 december 2015 tot 20 september 2016 in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
* van 20 september 2016 tot 8 januari 2017 in Heerlen
* van 8 januari 2017 tot 15 mei 2017 in Amsterdam
* van 15 mei 2017 tot 24 oktober 2017 in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met een briefadres;
c. de eigenaar van de woning [adres 1] niet ene [naam 1] is (geweest), maar dat die woning toebehoort en steeds heeft toebehoord aan Woningstichting Ymere;
d. de woning [adres 1] in de periode 2001-2018 niet aan [gedaagde] of [naam 1] verhuurd is geweest;
e. de woning [adres 1] in 2006 is vrijgekomen en sedert 30 mei 2006 aan een en dezelfde persoon verhuurd wordt;
f. Woningstichting Ymere niet bekend is met ‘ [naam 1] ’.
3.4.
Parteon heeft haar spoedeisend belang bij de ontruiming van de woning toegelicht door erop te wijzen dat zij een toegelaten instelling is als bedoeld in artikel 19 Woningwet en dat zij als zodanig verplicht is te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen. Er is veel spanning op de woningmarkt. De wachtlijsten voor een sociale huurwoning worden alleen maar langer. Fraude werkt de spanning op de woningmarkt in de hand. Parteon ziet er streng op toe dat zij haar woningen toewijst aan mensen die daar volgens de geldende criteria recht op hebben. De handelwijze van [gedaagde] doorkruist deze rechtvaardige verdeling.
Tevens heeft Parteon in dit verband gewezen op de signaalwerking ten opzichte van haar andere huurders. Fraude is absoluut niet toegestaan en hiertegen wordt streng opgetreden.
Doordat woningen worden toegewezen aan fraudeurs moeten anderen nog langer wachten.
Ook is het spoedeisend belang gelegen in de maatschappelijke signaalwerking. Fraude bij sociale huurwoningen is een groot en actueel maatschappelijk probleem. Woningcorporaties moeten hier streng tegen optreden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft ter zitting, onder verwijzing naar op voorhand toegezonden documenten, gemotiveerd verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Parteon in haar vordering, althans tot afwijzing van de vordering. Subsidiair heeft hij verzocht de ontruimingstermijn te stellen op een datum, die niet is gelegen vóór eind december 2019 en het betreffende vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zowel primair als subsidiair heeft [gedaagde] verzocht om Parteon in de proceskosten te veroordelen.
4.2.
[gedaagde] heeft het navolgende aangevoerd. Hij is in 2015 naar Nederland gekomen en heeft aanvankelijk in een asielzoekerscentrum verbleven. Nadat hij een verblijfsstatus en (samen met zijn toenmalige echtgenote) een woning toegewezen had gekregen, is hij gescheiden. [gedaagde] kwam op straat te staan en hij heeft ruim 5 maanden op straat gezworven. Hierna lukte het hem om zich in te schrijven bij de gemeente Haarlemmermeer en een woning onder te huren in Nieuw-Vennep. Deze woning was echter niets voor [gedaagde] . [gedaagde] is toen teruggegaan naar het AZC, waar hij in contact is gekomen met een persoon, die hem tegen een vergoeding van € 600,00 wilde helpen met het vinden van een geschikte woning. Via deze persoon kwam [gedaagde] in contact met [naam 3] van de Tellus Adviesgroep, een bedrijf dat zich blijkens het door [gedaagde] ontvangen visitekaartje mede bezighoudt met woningbemiddeling. [gedaagde] betwist niet dat de informatie, op basis waarvan de huurovereenkomst tot stand is gekomen, onjuist is. [gedaagde] heeft echter niet zelf opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt of aan zijn tussenpersoon opdracht gegeven dat te doen. [gedaagde] heeft niet zelf de stukken verstuurd; dat is zijn tussenpersoon [naam 3] geweest. De tussenpersoon heeft frauduleuze documenten ingediend bij Parteon, op grond waarvan de huurovereenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft daarvan geen weet gehad. [gedaagde] vertrouwde erop dat de tussenpersoon juist zou handelen, gelet op zijn visitekaartje en hij hoefde er niet op bedacht te zijn dat de tussenpersoon zijn (aangeleverde) gegevens zou veranderen. [gedaagde] (die toen een slechte beheersing van de Nederlandse taal had en geen enkele kennis over de werking van de Nederlandse woningmarkt) deed waarom hem gevraagd was en dat was geldige, originele, documenten verstrekken. Voor zover de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, heeft [gedaagde] erop gewezen dat een ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van het vonnis (veel) te kort is. Hij heeft verzocht om hem tot eind december 2019 in het genot van de woning te laten, zodat hij gelegenheid heeft zijn cursus Nederlands en het traineeship voor zijn baan af te ronden. Na deze afronding krijgt hij een vast contract en zal hij in staat zijn een andere verblijfsplek te vinden. Voor het opleggen van een dwangsom ziet [gedaagde] geen aanleiding en de door Parteon gewenste hoogte van de dwangsom is bovendien excessief. Voor een veroordeling tot betaling van een aan de huurprijs gelijke gebruiksvergoeding ziet [gedaagde] evenmin aanleiding. Hij heeft nooit de indruk gewekt dat hij niet van plan is om de huurpenningen te betalen. Tenslotte heeft [gedaagde] verzocht een vonnis, waarbij een veroordeling tot ontruiming wordt uitgesproken, niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, gelet op de grote kans dat dan (door de tenuitvoerlegging daarvan) een onomkeerbare, althans bezwaarlijk omkeerbare, situatie ontstaat, waardoor het aanwenden van rechtsmiddelen zinloos zou worden. Gelet op de feiten en omstandigheden ziet [gedaagde] ook geen reden voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling jegens hem.

5.De beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Parteon een voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. Parteon heeft ter onderbouwing van haar spoedeisend belang onweersproken gewezen op haar rol in de rechtvaardige verdeling van schaarse sociale woningen, de signaalwerking van streng optreden in geval van fraude en de spanningen op de woningmarkt.
5.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van Parteon in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Daarbij is voorts van belang dat bij toewijzing van een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming, in kort geding grote terughoudendheid dient te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt en daarnaast het praktisch gezien onomkeerbare karakter van een veroordeling tot ontruiming.
5.4.
Aan de orde is de vraag of Parteon de huurovereenkomst met [gedaagde] op goede grond buitengerechtelijk heeft vernietigd. Parteon heeft aan die vernietiging ten grondslag gelegd dat er sprake is van bedrog dan wel dwaling bij het aangaan van de huurovereenkomst.
5.5.
Voor het aannemen van bedrog is vereist dat aan Parteon opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt, waardoor Parteon met [gedaagde] een huurovereenkomst is aangegaan.
5.6.
[gedaagde] heeft erkend dat de aan Parteon verstrekte gegevens onjuist zijn en dat op basis van die gegevens een huurovereenkomst tussen Parteon en hem tot stand is gekomen. Op basis hiervan staat vast dat opzettelijk valse gegevens zijn verstrekt en er dus sprake is van bedrog bij het aangaan van de huurovereenkomst. Uit artikel 3:44 lid 5 BW volgt dat indien de huurovereenkomst tot stand is gekomen door bedrog van iemand die geen partij bij de huurovereenkomst is (in dit geval [naam 3] van het bemiddelingsbureau) Parteon hierop geen beroep jegens [gedaagde] kan doen indien [gedaagde] geen reden had het bestaan van het bedrog te veronderstellen.
5.7.
Op basis van de thans bekende feiten is niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] had moeten vermoeden dat de tussenpersoon de documenten zou vervalsen. Daarvoor is redengevend dat [gedaagde] er onbetwist op heeft gewezen dat hij zijn (niet vervalste) gegevens, waar het gaat om een uittreksel uit de BRP, salarisspecificaties en (een kopie van) zijn identiteitsbewijs, aan de tussenpersoon heeft verstrekt. Ook is thans onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] de documenten die de tussenpersoon aan Parteon heeft verstrekt in het kader van het sluiten van de huurovereenkomst heeft gezien voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst. Aldus is thans onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] had moeten aannemen dat de tussenpersoon bedrog zou plegen. Hierbij weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] , gelet op zijn achtergrond en zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal, niet of minder goed bekend verondersteld kan worden met de schaarste op de sociale woningmarkt in de stadsregio Amsterdam, waar Zaanstad onder valt, en de enorme wachtlijsten.
5.8.
De tweede grondslag betreft het beroep op dwaling door Parteon bij het aangaan van de overeenkomst. Van dwaling is sprake als een partij uitgaat van bepaalde onjuiste gegevens bij het aangaan van een overeenkomst door een onjuiste voorstelling van zaken van de andere partij. Als bij een juiste voorstelling van zaken die overeenkomst niet zou zijn gesloten, kan de overeenkomst worden vernietigd indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij de wederpartij mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder de inlichting zou zijn gesloten. Anders dan bij bedrog, hoeft bij dwaling de onjuiste mededeling niet opzettelijk te zijn verricht. Met andere woorden: ook zonder dat een wederpartij een verwijt kan worden gemaakt, kan jegens deze een beroep op dwaling worden gedaan.
5.9.
Vaststaat dat de gegevens die zijn aangeleverd ten behoeve van het sluiten van de overeenkomst niet juist zijn. Voldoende aannemelijk is voorts dat [gedaagde] niet in aanmerking zou zijn gekomen voor de woning als de juiste gegevens waren verstrekt. Zijn woonduur was daarvoor te kort.
Er wordt daarom vanuit gegaan dat Parteon de huurovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten.
Het feit dat niet [gedaagde] zèlf de documenten en gegevens aan WoningNet dan wel Parteon heeft verstrekt maar dat de tussenpersoon dat heeft gedaan, kan [gedaagde] niet baten. [gedaagde] heeft zijn persoonlijke gegevens aan de tussenpersoon verstrekt, die vervolgens op naam van [gedaagde] de stukken heeft ingediend dan wel gegevens bij WoningNet heeft ingevoerd. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat hij zijn DigiD aan de tussenpersoon heeft verstrekt, maar de ter zitting namens Parteon aanwezige [naam 4] heeft onweersproken gesteld dat slechts met gebruikmaking van een DigiD toegang kan worden verkregen tot WoningNet, waarna wijzigingen kunnen worden aangebracht in de inschrijvingsgegevens, waaronder het aantal woonjaren. De informatie die (feitelijk) door de tussenpersoon is verstrekt op naam van [gedaagde] moet worden aangemerkt als een inlichting die door [gedaagde] zèlf is gedaan. Door [gedaagde] is niet gesteld dat Parteon wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon feitelijk de verstrekker van de gegevens was, in welk geval op Parteon een verzwaarde onderzoeksplicht zou hebben gerust. Dat de documenten zijn vervalst en de gegevens die bij WoningNet zijn opgegeven niet juist zijn moet in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van [gedaagde] komen. Doordat hij in het geheel geen zicht heeft gehouden op het handelen van de bemiddelaar en zijn persoonlijke gegevens heeft afgedragen, heeft hij dat risico aanvaard.
5.10.
Gelet op het vorenstaande is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat een bodemrechter zal oordelen dat Parteon de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens dwaling en dat [gedaagde] daarmee zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen. [gedaagde] heeft verzocht de veroordeling tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Met het spoedeisend belang dat voor het treffen van een voorziening in kort geding aanwezig moet zijn en dat in dit geval ook aanwezig is, is in beginsel echter niet verenigbaar dat een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Het is immers niet wenselijk, dat bij een verleende voorlopige voorziening aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van een kortgedingvonnis kan opschorten. De kantonrechter ziet in hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd geen aanleiding van vorenstaand uitgangspunt af te wijken en de veroordeling tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, temeer nu hem een redelijke termijn wordt gegeven om de woning te ontruimen, zoals uit het navolgende blijkt.
5.11.
De termijn van de ontruiming zal ruimer worden gesteld dan is gevorderd, maar niet zo ruim als door [gedaagde] is verzocht. De kantonrechter acht een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis gerechtvaardigd. Daartoe is redengevend dat aan [gedaagde] enige tijd moet worden gegund om andere woonruimte te zoeken. De gevorderde termijn, waarop de woning moet zijn ontruimd, is daarvoor wel erg kort. Daarentegen is een termijn als door [gedaagde] verzocht wel erg lang, gelet op het niet betwiste spoedeisende karakter van deze procedure en het feit dat [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat eind december 2019 zijn cursus Nederlands en het traineeship daadwerkelijk zullen zijn afgerond èn hij dan een vast contract zal hebben, waarmee hij gemakkelijk(er) vervangende woonruimte zal kunnen vinden. Daar komt bij dat [gedaagde] al sinds 21 mei 2019 op de hoogte is van de door Parteon gewenste ontruiming en hij er rekening mee heeft moeten houden dat hij de woning op enig moment zou moeten verlaten.
5.12.
De gevorderde dwangsom voor het geval [gedaagde] weigert de woning te verlaten, wordt afgewezen. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van de bewoners/gebruikers de woning betreden en ontruimen. Parteon heeft de vordering op dit punt onderbouwd door te wijzen op organisatorische en logistieke beperkingen bij ontruimingen. Die omstandigheden komen echter voor rekening en risico van Parteon.
5.13.
De gevorderde vergoeding voor het gebruik van de woning vanaf 1 juni 2019 tot aan de dag van de ontruiming is toewijsbaar. Het enkele feit dat [gedaagde] nooit de indruk heeft gewekt dat hij van plan is huurpenningen niet te betalen, is onvoldoende om aan toewijzing van dit onderdeel van de vordering in de weg te staan. Het gaat hier bovendien niet (langer) om huur, gelet op de buitengerechtelijke vernietiging van de huurovereenkomst, maar om een vergoeding voor de tijd dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Parteon worden gemaakt.
5.15.
Wat partijen verder hebben aangevoerd kan onbesproken blijven nu dit de uitkomst van de zaak niet anders maakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres 2] met de daarin vanwege hem aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen, en met afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Parteon te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Parteon te betalen € 722,07 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat hij de woning na 1 juni 2019 in gebruik heeft gehouden;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Parteon tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 101,06
griffierecht € 121,00
salaris gemachtigde € 480,00;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Parteon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.