ECLI:NL:RBNHO:2019:7110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB) door de gemeente op basis van medische geschiktheid voor treinreizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een oudere vrouw met diverse medische klachten, en FMMU Advies B.V., de verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB), omdat zij door haar medische situatie, waaronder de ziekte van Parkinson en reumatoïde artritis, niet in staat zou zijn om met de trein te reizen. De gemeente heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat zij van mening was dat eiseres, met de juiste begeleiding en hulpmiddelen, wel degelijk in staat was om te reizen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de aanvraag op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de medische informatie van eiseres in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat eiseres, ondanks haar klachten, niet met de trein kon reizen met de nodige ondersteuning. De rechtbank heeft de criteria uit het Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget als leidend beschouwd en vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een HPKB.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en benadrukt dat, hoewel de situatie van eiseres begrijpelijk is, de regelgeving vereist dat er objectieve medische gegevens zijn die aantonen dat reizen met de trein niet mogelijk is. Eiseres heeft de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen als haar medische situatie verslechtert. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3721

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: H.J. Penning),
en

FMMU Advies B.V., verweerder

(gemachtigde: mr. V.A.J. Henskens).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB) afgewezen.
Bij besluit van 31 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, de schoonzoon van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig mevrouw [naam] , de dochter van eiseres.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende, niet in geschil zijnde, feiten en omstandigheden. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft, mede door haar zeer hoge leeftijd, verschillende medische problemen. Eiseres heeft de ziekte van Parkinson en reumatoïde artritis. Daarnaast heeft eiseres last van pijnscheuten en duizeligheid. Eiseres heeft een HPKB aangevraagd, omdat zij zichzelf vanwege haar medische klachten niet (meer) in staat acht om met de trein te reizen. Eiseres kan hierdoor haar dochter en kleinkind in Zaandam niet bezoeken.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt, kort samengevat, dat eiseres medisch objectief gezien in staat is om in een rolstoel, met behulp van Valys, een begeleider en assistentie door NS reizigers, te reizen met de trein. Hierdoor komt eiseres niet in aanmerking voor een HPKB.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De grondslag voor een HPKB vormt het “Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget” (hierna: het Protocol). Blijkens het Protocol komt een aanvrager in aanmerking voor een HPKB als de aanvrager:
1. beschikt over een WMO-vervoersvoorziening, een WMO-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart en
2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde ‘mens-machinecombinatie’) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en/of
3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaan de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Het vervoerssysteem Valys met het daarbij behorende (standaard en hoog) PKB heeft, voor zover hier van belang, als uitgangspunt dat een gehandicapte die ook met assistentie door NS Reizigers bij het – zo nodig per rolstoel – binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om zelf een begeleider mee te nemen en met hulp van de Valys-chauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om chronische medische redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht op een HPKB ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Factoren als gebrek aan ervaring met het Valys-systeem of een uitgebreide vervoersbehoefte spelen op zichzelf in het beoordelingskader van het Protocol in beginsel geen rol (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656).
4. De rechtbank acht het door verweerder verrichte (medisch) onderzoek voldoende zorgvuldig. Verweerder heeft de klachten en beperkingen van eiseres vastgesteld aan de hand van eigen (telefonisch) onderzoek en de door eiseres zelf verstrekte medische informatie. Dat eiseres meerdere medische beperkingen heeft, is door verweerder niet betwist. Evenmin is gebleken dat verweerder is uitgegaan van een onjuiste vaststelling van die beperkingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich een voldoende duidelijk beeld heeft kunnen vormen over de beperkingen van eiseres ten aanzien van het reizen per trein en daarom heeft kunnen afzien van een lichamelijk onderzoek.
4.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom eiseres in staat moet worden geacht met de trein te reizen. Eiseres kan reizen in een rolstoel en kan gebruik maken van de Valys-taxi, een eigen begeleider en assistentie van NS Reizigers. De begeleider, die gratis mee kan reizen, regelt de reis voor eiseres, reist de hele reis met haar mee en duwt de rolstoel. De rechtbank acht deze hulp toereikend voor eiseres om met de trein te kunnen reizen. Hoewel voorstelbaar is dat het belastender is om met de trein te reizen, blijkt uit de medische stukken niet dat dit vanwege de medische situatie van eiseres niet, met begeleiding van deur tot deur, mogelijk is. Dit is volgens de strenge regelgeving op dit punt echter wel vereist. Dat eiseres op weg naar haar dochter en kleinkind vaak moet overstappen en daarom liever niet met de trein en in een rolstoel wil reizen, is heel begrijpelijk maar maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft daarnaast in de omstandigheden van het geval geen aanleiding hoeven zien om van de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria af te wijken. Voor zover eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat haar medische situatie is verslechterd sinds het bestreden besluit, overweegt de rechtbank dat eiseres een nieuwe aanvraag kan indienen, zodat verweerder opnieuw kan beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor het gevraagde HPKB.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.