Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Sorry ik schrik net wakker na een nacht van bijna niet slapen. Ik denk da er een griep aankomt, maar hoop van niet. Ik blijf vandaag iig thuis”. In een e-mail van 18 februari 2018 heeft [werkneemster] aan CDDN geschreven:
“Hallo heren, Helaas moet ik melden dat de griep mij nu echt te pakken heeft. Het hele weekend al plat met koorts, hoofdpijn, bijholteontsteking en meer…”[werkneemster] heeft zich op 28 februari 2018 hersteld gemeld.
“(…) Werknemer is laatstelijk arbeidsongeschikt vanaf 15 maart 2018, derhalve nadat het verzoek door ons is ontvangen. Vanaf 14 februari tot 28 februari 2018 was werknemer ook ziek. Omdat werknemer op 15 maart 2018 binnen vier weken weer ziek is geworden, vindt werknemer dat dit als één ziekmelding moet worden beschouwd en dat dientengevolge sprake is van een opzegverbod. Daargelaten de vraag of de stelling van werknemer steun vindt in de wet, hebben we geen aanknopingspunten om aan te nemen dat werknemer arbeidsongeschikt was op het moment dat wij de ontslagaanvraag ontvingen, Dit blijkt althans niet uit de bijgevoegde probleemanalyse d.d. 20 maart 2018 van de bedrijfsarts. Daaraan doet niet af dat werknemer het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts en een deskundigen oordeel heeft aangevraagd. Wij zijn daarom van mening dat het opzegverbod niet van toepassing is. (…)”
“(…) Duidelijk is dat het momenteel psychisch slechter met u gaat dan ten tijde van uw ziekmelding in maart 2018. (…) De uiteindelijke mededeling van uw werkgever voor ontslag heeft u geleidelijk in het dal doen belanden. (…) Ik acht u dan ook niet belastbaar voor enige werkzaamheden (…)”