ECLI:NL:RBNHO:2019:6849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
15.087936.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing tijdens overval op pizzeria met gebruik van geweld

Op 8 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft op 3 november 2018 een overval gepleegd op een pizzeria in IJmuiden, waarbij hij een klauwhamer heeft gebruikt en zich dreigend heeft opgesteld naar het personeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.087936.19 (P)
Uitspraakdatum: 8 augustus 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.J. Hes, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, in/uit een bedrijf gelegen aan de [adres] , een geldbedrag (van in totaal ongeveer 385 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal ongeveer 385 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan deze of aan een ander, te weten aan [bedrijf] toebehoorde,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of
- dwingend heeft geroepen “geef me je geld!” en/of “geld, geld” en/of “geef mij het muntgeld”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- daarbij een (klauw)hamer heeft getoond.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde geweld. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een personeelslid van de pizzeria alleen een duw heeft gegeven. De klauwhamer die verdachte bij zich had heeft hij niet gebruikt. Van geweld is daarom geen sprake, aldus de raadsvrouw.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Naar het oordeel van de rechtbank is de duw en het tonen van de klauwhamer wel als (bedreiging met) geweld aan te merken. Daardoor werd het personeel van de pizzeria immers gedwongen om geld aan verdachte af te geven.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 november 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, in een bedrijf gelegen aan de [adres] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 385 euro, dat aan [bedrijf] toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en
- dwingend heeft geroepen “geef me je geld!” en “geld, geld”, en
- daarbij een klauwhamer heeft getoond.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op een het rapport van de psycholoog M.G.H. van Willigenburg, gedateerd 17 juli 2019 het rapport van de psychiater A.M. de Jong, gedateerd 18 juli 2019. De conclusie in deze rapporten luidt onder meer dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dit ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde het geval was en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapporten en met de open proceshouding van verdachte, die het feit heeft bekend. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden en daarbij te bepalen dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel lager is dan door de officier van justitie is geëist. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte zichzelf heeft gemeld en het feit heeft bekend. Verdachte heeft ook op de terechtzitting zijn spijt betuigd. Hij is bereid de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden na te komen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een pizzeria, waarbij hij een klauwhamer heeft gebruikt en zich dreigend opgesteld heeft naar het personeel van die pizzeria. Door dergelijke feiten wordt niet alleen financiële schade toegebracht, maar worden ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de medewerkers van de pizzeria in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen, aangewakkerd. De rechtbank is gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit, een vrijheidsbenemende straf van enige duur een passende reactie is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten en ook voor een soortgelijk feit onder meer tot deels voorwaardelijke jeugddetentie is veroordeeld;
- het rapport van de psycholoog M.G.H. van Willigenburg, gedateerd 17 juli 2019. De conclusie luidt – kort samengevat – dat er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een matig ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en gamen. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
Het is slechts beperkt mogelijk zicht te krijgen op betrokkenes gedachteninhoud, emotionele belevingswereld en besluitvorming. Bovengenoemde problematiek lijkt gepaard te gaan met een verminderd vermogen tot plannen, organiseren en overzicht behouden, en een verminderd vermogen tot abstract denken. Alhoewel betrokkenes overwegingen ten aanzien van de overval zelf naar zijn zeggen opportunistisch en financieel gemotiveerd waren, kan de problematische sociaal-maatschappelijke situatie waarin hij zich bevond grotendeels in samenhang met de beschreven psychiatrische en verslavingsproblematiek worden gezien. De beperkingen in de probleemoplossende vaardigheden, de zucht naar middelen en een sterk verminderd vermogen zich in anderen te verplaatsen, lijken verder factoren te zijn geweest die de drempel tot het tenlastegelegde gedrag verlaagd hebben.
Op basis van voorgaande overwegingen wordt geadviseerd betrokkene het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.
De kans dat betrokkene in de komende periode tot gewelddadig handelen zal komen wordt ingeschat als matig tot hoog. Mocht betrokkene nu in vrijheid worden gesteld dan heeft hij geen woonplek, geen netwerk of familie waar hij op terug kan vallen en geen financiële basis.
Alhoewel het recidiverisico op vergelijkbare feiten wordt ingeschat als matig tot hoog, is de verwachting dat het recidiverisico op korte termijn niet hoog is en dat het kader van de bijzondere voorwaarden op dit moment voldoende is om betrokkene goed in behandeling te krijgen en zijn financiële huishouding op orde te krijgen;
- het rapport van de psychiater A.M. de Jong, gedateerd 18 juli 2019. De conclusie luidt – kort samengevat – dat er sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een stoornis in het gebruik van cannabis en van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
Er wordt geadviseerd betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Betrokkene wist wat de gevolgen konden zijn van het plegen van een overval en hij heeft dit ook op meerdere momenten kunnen afwegen. Hij kon echter niet volledig helder denken, omdat hij door zijn emoties (boosheid gericht naar vader) in beslag werd genomen. Zijn bijzondere rigide denkbeelden voortkomend uit de persoonlijkheidsstoornis hebben ervoor gezorgd dat hij makkelijker tot handelen is overgegaan. De kans op recidive wordt, bij het ontbreken van enige vorm van behandeling, als hoog ingeschat. Wanneer hij adequate hulp/behandeling krijgt en weer invulling kan geven aan zijn leven dan neemt dit risico af naar matig tot laag.
Om de kans op recidive te minimaliseren behoeft betrokkene een behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en zijn cannabisverslaving. Deze behandeling kan het best geboden worden vanuit een ambulant kader. Het is van belang dat betrokkene goed in beeld is van de hulpverlening en dat hij frequent gezien wordt om voldoende zicht te houden op het ontwikkelen van psychotische klachten en zijn cannabisverslaving. Behandeling vanuit een FACT-team wordt als een aangewezen behandeling gezien. In de behandeling moet er aandacht zijn voor het systeem, psycho-educatie, de schulden, zijn coping, zijn cannabisverslaving en zijn persoonlijkheidsstructuur. Medicamenteuze ondersteuning voor zijn klachten moet overwogen worden. Betrokkene heeft geen woning meer, een begeleid wonen setting wordt aanbevolen. Bovenomschreven behandeling kan het best plaatsvinden vanuit een voorwaardelijk strafdeel.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 juli 2019 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. In dit rapport is het volgende geconcludeerd:
We hebben geen beschermende factoren kunnen vaststellen. De persoonlijke omstandigheden van de [verdachte] zijn zorgelijk te noemen. Betrokkene is zonder vaste woon- en verblijfplaats, heeft geen inkomen, geen dagbesteding. Betrokkene heeft schulden en er is sprake van middelenproblematiek alsmede een gameverslaving. Voorts zijn er vermoedens van een negatief sociaal netwerk. De zorgelijke omstandigheden zijn reeds ontstaan op jonge leeftijd en betrokkene lijkt niet zelf in staat te zijn om zijn leven een andere wending te geven. Uit het pro Justitia onderzoek is gebleken dat betrokkene een schizotypische persoonlijkheidsstoornis heeft. Gelet op de risico's, schatten wij de kans op recidive hoog in. Om deze reden vinden wij het wenselijk dat betrokkene hulp krijgt bij het stabiliseren van zijn leven. Gezien de ernst van onderhavig ten laste gelegde, kan dit ook plaatsvinden in het kader van detentiefasering.
Indien betrokkene toch een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd, vinden wij onderstaande bijzondere voorwaarden geïndiceerd. De [verdachte] heeft dan de mogelijkheid om geplaatst te worden in een begeleid wonen traject bij ‘Vast en Verder’. Indien er niet direct plek is, zal betrokkene ter overbrugging verblijven in pension [pension] . Dit is reeds met hem besproken door
zijn begeleidster, mevrouw [naam] .
• Meldplicht bij reclassering
• Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Meewerken aan schuldhulpverlening
• Meewerken aan middelencontrole
• Andere voorwaarde het gedrag betreffende
Wij adviseren dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
Wij adviseren om de reclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene daarbij te begeleiden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een overval met licht geweld. Dit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt voor de straf.
De hiervoor aangehaalde justitiële documentatie zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen bij de strafoplegging.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte in het bijzonder meewegen dat hij verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, zoals hiervoor reeds overwogen. Daarnaast zal de rechtbank, in het voordeel van verdachte, rekening houden met het feit dat hij zich uiteindelijk zelf heeft gemeld bij de politie en direct een bekennende verklaring heeft afgelegd. Op de terechtzitting heeft verdachte zijn spijt betuigd. Hiermee laat verdachte blijken het laakbare van zijn handelen in te zien.
Al het voorgaande afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 20 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank het – gelet op de hiervoor aangehaalde adviezen – noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarden, de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden te bevelen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt bij de verslavingsreclassering Fivoor op het adres [adres] en zich hierna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat behandelen door FACT Team Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor bijvoorbeeld crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of aanvullende diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zal verblijven in ‘Vast en Verder’ te [plaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Brouwer, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. A.J.E. Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019.
Mr. A.J.E. Schouten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen:
- de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 25 juli 2019;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , gedateerd 3 november 2018 (doorgenummerde blz. 14 tot en met 16);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , gedateerd 3 november 2018 (doorgenummerde blz. 51 en 52);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] , gedateerd 3 november 2018 (doorgenummerde blz. 57 en 58);
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , gedateerd 12 april 2019 (doorgenummerde blz. 30 tot en met 40);
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , gedateerd 3 november 2018 (doorgenummerde blz. 55 en 56).