Op 1 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M. Raaijmakers, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, dat haar aanvraag voor opvangvoorzieningen had geweigerd. De voorzieningenrechter heeft in eerdere uitspraken overwogen dat verzoekster voldoende zelfredzaam werd geacht en dat zij kon terugvallen op haar sociale netwerk. Echter, in deze procedure heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de situatie van verzoekster is veranderd en dat zij momenteel onvoldoende ondersteuning ontvangt van haar netwerk.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster, die zwaar wegen vanwege de jonge kinderen, afgewogen tegen de belangen van verweerder. Gezien de omstandigheden, waaronder de opschorting van de uitkering van verzoekster, heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoekster en haar kinderen tijdelijk opvang en ondersteuning moeten krijgen, te beginnen op 5 augustus 2019 voor de duur van zes weken. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.