ECLI:NL:RBNHO:2019:6844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2866
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring woning niet-ontvankelijk verklaard

Op 28 juni 2019 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot een urgentieverklaring voor een woning. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 16 juli 2019, waarbij verzoeker, vergezeld van zijn echtgenote en kind, aanwezig was en werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Singh. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, mr. E. Willems en D. Ring.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. Het verzoek betreft een tijdelijke toekenning van een urgentieverklaring voor een woning, gerelateerd aan de nieuwe urgentieaanvraag van verzoeker en zijn gezin van 21 mei 2019. De voorzieningenrechter constateert dat er geen bezwaar- en/of beroepsprocedure loopt, wat een voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.

Verzoeker heeft meerdere keren contact gehad met Het Vierde Huis, dat verantwoordelijk is voor de afhandeling van urgentieaanvragen, en heeft op 21 mei 2019 een aanvraag ingediend. De reguliere beslistermijn voor deze aanvraag is acht weken, en er is geen bewijs van een ingebrekestelling of een beroep wegens niet tijdig beslissen. De stelling van verzoekers gemachtigde dat verweerder onverwijld had moeten beslissen, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2019. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2866
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juli 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigden: mr. E. Willems en D. Ring).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 28 juni 2019 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2019. Verzoeker is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en kind, en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening ziet op het treffen van een tijdelijke toekenning van een urgentieverklaring voor een woning en gaat over de nieuwe urgentieaanvraag van verzoeker en zijn gezin van 21 mei 2019. De voorzieningenrechter constateert dat er geen bezwaar- en/of beroepsprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.
3. Uit de stukken blijkt dat verzoeker meerdere malen bij Het Vierde Huis, die de afhandeling van de aanvragen om een urgentie doet voor verweerder, is geweest voor een kansadviesgesprek en dat hij uiteindelijk op 21 mei 2019 een aanvraag voor een urgentieverklaring heeft ingediend. Op de aanvraag is nog niet beslist.
De reguliere beslistermijn is acht weken. Uit de stukken blijkt nergens van een ingebrekestelling of een (rechtstreeks) beroep niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dat verweerder, zoals verzoekers gemachtigde ter zitting heeft betoogd, onverwijld op de aanvraag van 21 mei 2019 had dienen te beslissen en van verzoeker redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij verweerder eerst in gebreke had dienen te stellen alvorens een voorlopige voorziening te vragen, kan niet worden gevolgd. Daar komt bij dat, als al zou worden aangenomen dat de zaak zo zeer spoedeisend is dat een ingebrekestelling niet kan worden afgewacht, er dan wel beroep wegens niet tijdig beslissen had moeten worden ingesteld, en daarvan is niet gebleken.
4. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.