ECLI:NL:RBNHO:2019:6783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
6574080 CV EXPL 18-162
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartmaatschappij wegens annulering vlucht en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens de annulering van vlucht BA 446 op 31 oktober 2016 van Londen Heathrow naar Amsterdam-Schiphol. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. British Airways heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in combinatie met een besluit van de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben echter betoogd dat British Airways niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways niet heeft kunnen bewijzen dat de annulering van de vlucht het directe gevolg was van de weersomstandigheden en de capaciteitsreductie opgelegd door de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelt dat de omstandigheden die tot de annulering hebben geleid niet als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de luchtvaartactiviteit. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 590,75, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij annuleringen en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden. De rechter heeft ook geoordeeld dat de passagiers recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij aannemelijk hebben gemaakt dat deze kosten zijn gemaakt in verband met hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6574080 \ CV EXPL 18-162
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink, M.A.P. Duinkerke,
tegen
de buitenlandse vennootschap British Airways Plc.
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudend te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 september 2017 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 31 oktober 2016 diende te vervoeren van Londen Heathrow naar Amsterdam-Schiphol met vlucht BA 446 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd en de passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met de voornoemde annulering.
2.3.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, dan wel € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 december 2016;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht BA 446 preventief is geannuleerd vanwege (verwachte) slechte weersomstandigheden in combinatie met door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties. Ten slotte verweert British Airways zich tegen de verschuldigdheid van de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten.
4.2.
Voor zover relevant wordt bij de beoordeling nader ingegaan op het verweer van British Airways.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat vlucht BA 446 is geannuleerd. Gelet hierop is British Airways in beginsel verplicht de passagiers te compenseren, tenzij British Airways ingevolge artikel 5, lid 3, van de Verordening kan aantonen dat de annulering is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Ten aanzien van de door British Airways aangevoerde buitengewone omstandigheden geldt het volgende. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich voor kunnen doen wanneer er sprake is van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
British Airways heeft de omstandigheden die geleid hebben tot de annulering van de vlucht toegelicht. Ter onderbouwing voert zij aan dat het vliegverkeer op Londen Heathrow te maken kreeg met dikke mist waardoor door de luchtverkeersleiding een capaciteitsreductie werd afgekondigd die ernstige vertraging tot gevolg had. Als gevolg van deze omstandigheden werden er om 8:45 uur lokale tijd 14 vluchten, waaronder de onderhavige vlucht, geannuleerd. Uit het bij antwoord overgelegde Operational Daily Log, welke van British Airways zelf afkomstig is, volgt dat er op 31 oktober 2016 ‘s ochtends tussen 1:00 uur en 9:00 uur lokale tijd een waarschuwing gold vanwege mist. Eveneens wordt in datzelfde rapport vermeld dat er tot 9:00 uur (lokale tijd) vanwege de mist een landingsrestrictie van kracht zou zijn geweest waardoor er maximaal 26 vliegtuigen per uur konden landen. Uit de bij antwoord overgelegde METAR volgt dat in de loop van de ochtend het zicht toenam waardoor de capaciteit vanaf 10:05 uur (lokale tijd) weer was verhoogd naar het maximum van 45 vliegtuigen per uur. Omstreeks de geplande vertrektijd van de vlucht (14:20 uur lokale tijd) bedroeg het zicht meer dan 10 km en was het onbewolkt. Beoordeeld dient te worden of de weersomstandigheden en de door de luchtverkeersleiding afgegeven capaciteitsreductie aan te merken zijn als buitengewone omstandigheden.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de annulering het directe gevolg is geweest van de weersomstandigheden in combinatie met een besluit van de luchtverkeersleiding. Uitgangspunt is dat de omstandigheden die tot de annulering leiden alleen ‘uitzonderlijk’ zijn in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening indien zij verband houden met omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende komen vast te staan dat er sprake was van een door de luchtverkeersleiding afgegeven capaciteitsreductie, noch dat de reductie geleid heeft tot een besluit van de luchtverkeersleiding voor dit specifieke toestel. Daarbij volgt uit het door British Airways overgelegde Operational Daily Log dat de capaciteitsreductie in ieder geval niet meer van kracht was op de geplande vertrektijd (14:20 uur lokale tijd) van de vlucht. Ook het verweer met betrekking tot de weersomstandigheden kan British Airways niet baten. Uit de door partijen overgelegde weerrapporten volgt dat naar verwachting de (weers)omstandigheden omstreeks de geplande vertrektijd van de vlucht sterk zouden verbeteren, waardoor geen sprake is van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. De keuze om de vlucht al dan niet preventief te annuleren vanwege verwachte slechte weeromstandigheden in combinatie met de (eerder geldende) capaciteitsreductie betreft in dit geval geen buitengewone omstandigheid. Het beroep van British Airways op buitengewone omstandigheden slaagt niet.
5.6.
Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 590,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 31 oktober 2016, en over € 90,75 vanaf 29 september 2017, tot aan de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 120,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter