In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Duinbehoud en anderen tegen het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het verzoek was gericht tegen een besluit van 20 maart 2019, waarbij aan HeliCentre onder bepaalde voorschriften ontheffing was verleend van het verbod om buiten een luchthaven te landen en op te stijgen vanaf het Circuit Park Zandvoort. De verzoekers stelden dat deze ontheffing in strijd was met de Wet natuurbescherming, specifiek artikel 3.1, en dat er geen natuurtoets was uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van de ontheffing.
Tijdens de zitting op 14 mei 2019, waar de verzoekers en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vraag of er sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming geen onderdeel uitmaakt van het beoordelingskader voor de ontheffing die aan HeliCentre is verleend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de helikoptervluchten een wezenlijke verstoring van de beschermde vogelsoorten zouden veroorzaken.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van HeliCentre bij het uitvoeren van de helikoptervluchten opweegt tegen de belangen van de verzoekers. De uitspraak houdt in dat er geen aanleiding is om het besluit van de gedeputeerde staten te schorsen, en dat er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierechten aan de verzoekers wordt opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.