ECLI:NL:RBNHO:2019:661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
6513404 \ CV EXPL 17-11031
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij; beoordeling van buitengewone omstandigheden en verwijzingsincident

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen China Eastern Airlines Corporation Limited wegens compensatie voor een vertraging van meer dan tien uur van vlucht MU772 van Amsterdam naar Shanghai op 4 juli 2016. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. China Eastern betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slecht weer en capaciteitsbeperkingen door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft de argumenten van China Eastern beoordeeld en vastgesteld dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat China Eastern niet had aangetoond dat de weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht daadwerkelijk hebben verhinderd. Bovendien was er geen bewijs dat de vlucht niet tot de 30% van de vluchten behoorde die wel konden vertrekken. De kantonrechter wees de incidentele vordering van China Eastern tot verwijzing naar de rechtbank Rotterdam af, omdat deze niet vóór alle weren was ingesteld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier toegewezen en China Eastern veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging rechtvaardigden, en dat de passagier recht had op compensatie op basis van de Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6513404 \ CV EXPL 17-11031
Uitspraakdatum: 6 februari 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
China Eastern Airlines Corporation Limited
statutair gevestigd te Shanghai (China)
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
hierna te noemen China Eastern
gemachtigde mr. T.L. Butter

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 november 2017 een vordering tegen China Eastern ingesteld. China Eastern heeft schriftelijk geantwoord en (subsidiair) een incidentele vordering tot verwijzing ingesteld.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna China Eastern een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met China Eastern een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan China Eastern de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Shanghai (China) met vluchtnummer MU772 op 4 juli 2016 met als geplande vertrektijd 20:15 uur Central European Time (CET), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan tien uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van China Eastern gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
China Eastern heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
China Eastern voert aan dat op dit moment bij de rechtbank Rotterdam een procedure aanhangig is (met zaaknummer 5955783 CV EXPL 17-15917) ten aanzien van de vertraging van dezelfde vlucht als in de onderhavige procedure. Het laatste processtuk in die zaak betreft de conclusie van repliek van de eisers in die procedure.
3.2.
Volgens China Eastern zijn de onderhavige vordering en de vordering die reeds aanhangig is in Rotterdam gelijk. China Eastern acht het doelmatig en gewenst, in het kader van de rechtseenheid, dat beide zaken gelijktijdig voor dezelfde rechter beoordeeld worden. Zo wordt volgens China Eastern voorkomen dat tegenstrijdige uitspraken worden gedaan. China Eastern verzoekt de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, te verwijzen naar de rechtbank Rotterdam.
3.3.
De passagier refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Ingevolge artikel 220 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan verwijzing naar een andere gewone rechter van gelijke rang worden gevorderd, indien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp eerder bij die andere rechter aanhangig is gemaakt of indien de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij die andere rechter aanhangig is. Ingevolge artikel 220 lid 3 Rv moet de vordering door de gedaagde worden ingesteld bij met redenen omklede conclusie vóór alle weren op de voor het nemen van de conclusie van antwoord bepaalde roldatum.
4.2.
China Eastern heeft haar incidentele vordering als voorwaardelijk en subsidiair verweer gevoerd. Alleen voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de passagier ontvankelijk is in haar vordering in de hoofdzaak, voert China Eastern aan dat de zaak naar de rechtbank Rotterdam dient te worden verwezen. Het verwijzingsincident is daarmee niet vóór alle weren ten gronde ingesteld. De kantonrechter ziet hierin alleen al hierin aanleiding de incidentele vordering af te wijzen. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat deze rechtbank onbevoegd is om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.
4.3.
Gelet op de referte door de passagier, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De vordering en het verweer in de hoofdzaak

5.1.
De passagier vordert dat China Eastern bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
5.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat China Eastern vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
5.3.
China Eastern betwist de vordering. Zij voert, onder meer, het volgende aan. Op 3 juli 2016 tussen 11:30 China Standard Time (CST) en 22:00 CST was er sprake van ernstig noodweer, te weten onweer en regen. Als gevolg hiervan is de voorafgaande vlucht van Shanghai naar Amsterdam (MU771) met als geplande vertrektijd 3 juli 2016 om 12:00 CST met een vertraging van 12 uur en 14 minuten vertrokken uit Shanghai en met een vertraging van 12 uur en 43 minuten aangekomen in Amsterdam (op 4 juli 2016) om 07:13 CET. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden zijn beperkingen door de luchtverkeersleiding van Shanghai ingesteld. Als gevolg van deze beperkingen zijn slechts 30% van de geplande vluchten uitgevoerd. Iedere vlucht van China Eastern naar Europa was ruim vertraagd of geannuleerd. De crew van vlucht MU771 stond ook ingepland om vlucht MU772 uit te voeren. Door de verplichte rusttijd van minstens 22 uur kon de vlucht niet tijdig uitgevoerd worden. Vlucht MU772 is vervolgens op 5 juli 2016 met een vertraging van 12 uur en vier minuten vertrokken vanaf Schiphol en met een vertraging van 10 uur en 45 minuten aangekomen te Shanghai.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
Zoals hierboven reeds is vermeld, stelt China Eastern zich primair op het standpunt dat de passagier niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij legt daaraan ten grondslag dat de passagier bij deze rechtbank reeds een procedure met kenmerk 6392751 CV EXPL 17‑9397 is gestart waarin op basis van dezelfde gronden en ten aanzien van dezelfde vlucht compensatie wordt gevorderd op basis van de Verordening. De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat de door China Eastern bedoelde procedure is doorgehaald. Gelet hierop kan het niet ontvankelijkheidsverweer van China Eastern niet slagen.
6.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Shanghai, zodat China Eastern op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien China Eastern kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
6.3.
Ten aanzien van de door China Eastern aangevoerde buitengewone omstandigheden geldt in algemene zin het volgende. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
6.4.
Voor zover er op 3 juli 2016 sprake was van de door China Eastern gestelde slechte weersomstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval niet gebleken dat de weersomstandigheden op zichzelf de uitvoering van de voorafgaande vlucht (MU771) heeft vertraagd. China Eastern heeft immers aangevoerd dat de voorafgaande vlucht niet volgens schema kon worden uitgevoerd wegens een (capaciteits)beperking van de luchthaven te Shanghai door een beslissing van de luchtverkeersleiding. Dit betekent dat er ondanks het onweer en de regen wel degelijk vliegverkeer mogelijk was van en naar de luchthaven van Shanghai. China Eastern heeft daarom niet heeft aangetoond dat weersomstandigheden de uitvoering van de voorgaande vlucht hebben verhinderd. China Eastern kan gelet op het voorgaande geen geslaagd beroep doen op (doorwerking van) overweging 14 van de considerans van de Verordening.
6.5.
China Eastern kan zich evenmin op overweging 15 van de considerans van de Verordening beroepen. Voor zover er sprake was van algemene capaciteitsrestricties heeft te gelden dat restricties niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen leiden. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat de duur en mate van de restricties hebben geleid tot de vertraging van de vlucht in kwestie dan wel de daaraan voorafgaande vlucht. China Eastern heeft in de conclusie van antwoord verwezen naar berichten van het Air Traffic Information Platform. Anders dan de passagier, ziet de kantonrechter geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de vertaling van die berichten. Hieruit blijkt dat op 3 juli 2016 de capaciteit beperkt was met ongeveer 70% tussen 11:30 en 22:00 (CST). China Eastern heeft echter niet aangetoond dat vlucht MU771 gedurende circa 12 uur niet tot de 30% vluchten behoorde die wel konden vertrekken.
6.6.
In de conclusie van dupliek heeft China Eastern aangevoerd dat de vliegroute vanaf Shanghai naar Europa geblokkeerd was door het noodweer en dat de beperkingen van de luchtverkeersleiding voor iedere vlucht vanaf Shanghai naar Europa golden, waardoor geen enkele vlucht richting Europa kon vertrekken. Dit heeft China Eastern niet onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat 30% van de vluchten die wel uitgevoerd konden worden een bestemming buiten Europa had. Een algehele blokkering door de luchtverkeersleiding gaat ook niet samen met de capaciteitsreductie die China Eastern eveneens heeft aangevoerd. Overigens heeft China Eastern erkend dat de vertraging niet is veroorzaakt door een voorafgaande vlucht met hetzelfde vliegtuig, maar doordat de crew die de vlucht moest uitvoeren niet de wettelijk verplichte rusttijd had genoten. Het feit dat de bemanningsleden van het toestel als gevolg van de vertraging uit de uren is gelopen vormt een operationeel probleem.
6.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet voldaan is van de vereisten van punt 15 van de considerans van de Verordening en dat derhalve geen sprake is van een buitengewone omstandigheid. Nu geen sprake is van een buitengewone omstandigheid komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of China Eastern voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van een eventuele vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de compensatie zal, gelet op de duur van de vertraging, worden toegewezen.
6.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
6.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
6.10.
De proceskosten komen voor rekening van China Eastern, omdat zij ongelijk krijgt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
7.3.
veroordeelt China Eastern tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
7.4.
veroordeelt China Eastern tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,10;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 240,00
7.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter