Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
- een vergoeding van € 2.475,38 bruto, wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW);
- het achterstallige vakantiegeld over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 28 februari 2019;
- de eindafrekening per einde dienstverband op 28 februari 2019, waaronder uitbetaling van opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, uitbetaling van ‘tegoed spaaruren’ en ‘compensatie Feestdagen’;
- de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van algehele betaling;
- de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
Voorts verzoekt [verzoeker] Bak te veroordelen tot verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie ter zake het loon en de eindafrekening en een correcte jaaropgave over 2018 en zodra van toepassing van 2019, op straffe van een dwangsom van 500,00 per dag.
4.Het verweer en het tegenverzoek
Met betrekking tot de rit naar Spanje voert Bak aan dat [verzoeker] de ritopdracht heeft ontvangen en bevestigd aan Bak met de mededeling dat hij diezelfde dag nog even zou bellen, hetgeen niet is gebeurd. Sterker nog, [verzoeker] heeft helemaal niets meer van zich laten horen, is niet meer op het werk verschenen terwijl hij zich niet heeft ziekgemeld en is tot begin december 2018 voor Bak onbereikbaar geweest. Bak heeft zelfs ziekenhuizen en gevangenissen gebeld om na te gaan waar [verzoeker] was. Bak vermoedt dat er iets in de persoonlijke situatie van [verzoeker] is gebeurd waardoor hij zijn werkzaamheden niet meer kon verrichten. In de verwijdering uit de Whats-Appgroep en het niet uitbetalen van het salaris – uitbetaling gebeurt consequent op vaste dagen – was voor [verzoeker] geen aanleiding om (eerder dan 10 december 2018) contact met Bak op te nemen. Strootman geeft pas in de brief van 8 januari 2019 aan dat hij bereid is om te werken, zodat het feit dat [verzoeker] niet meer heeft gewerkt vanaf oktober 2018 een gevolg is van zijn eigen keuze.
5.De beoordeling
6.De beslissing
- € 2.475,38 bruto, ter zake de aanzegvergoeding;
- het achterstallig loon over de periode van 21 december 2018 tot en met 28 februari 2019, te vermeerderen met een toeslag van gemiddeld € 320,07 per maand;
- te vermeerderen met de wettelijke verhoging in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7:625 BW, zij het voor de periode van 21 december 2018 tot en met 28 februari 2019 met een maximum van 25%;