In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [verzoeker] en [verweerder]. [Verzoeker] had verzocht om te bepalen dat [verweerder] aansprakelijk is voor schade die hij zou hebben geleden als gevolg van een vechtpartij op 21 september 2015. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat er op meerdere punten bewijslevering en deskundigenonderzoek nodig is om vast te stellen of [verzoeker] daadwerkelijk schade heeft geleden en of [verweerder] daarvoor aansprakelijk is. De kantonrechter wees erop dat de deelgeschilprocedure bedoeld is om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, en dat de investering in tijd, geld en moeite moet worden afgewogen tegen het belang van de vordering. In dit geval was er onvoldoende duidelijkheid over de aansprakelijkheid en de schade, en daarom werd het verzoek afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de zaak beter geschikt is voor een gewone bodemprocedure, waarin de verschillende vragen en de bewijslast kunnen worden behandeld. Tevens werd opgemerkt dat het deelgeschil onterecht was ingesteld, omdat er nog geen begin van onderhandelingen was geweest tussen partijen. De kantonrechter besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden, omdat [verzoeker] niet in redelijkheid had gehandeld door het deelgeschil in te dienen.