ECLI:NL:RBNHO:2019:6352

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
7143251 \ CV FORM 18-7104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot compensatie voor gemiste aansluitende vlucht door passagiers van Lufthansa

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Lufthansa German Airlines, omdat zij compensatie eisen voor het missen van hun aansluitende vlucht van Frankfurt naar Vancouver. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht op 5 juni 2018, waarbij de eerste vlucht van Amsterdam naar Frankfurt een vertraging van 24 minuten opliep. Hierdoor misten zij hun aansluitende vlucht, die zonder hen vertrok. De passagiers zijn later omgeboekt naar een andere vlucht, maar arriveerden met een vertraging van 3 uur en 31 minuten in Vancouver.

De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagiers zelf verantwoordelijk waren voor het missen van de aansluitende vlucht, omdat de overstaptijd van 47 minuten voldoende was om de aansluiting te halen.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet voldoende hadden aangetoond dat het missen van de aansluitende vlucht het gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht. De rechter concludeerde dat de passagiers zich tijdig bij de gate hadden moeten melden en dat de vordering om deze reden werd afgewezen. De proceskosten werden aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7143251 \ CV FORM 18-7104
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Beschikking in de zaak van:
[passagier 1],
[passagier 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A. Bos
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Lufthansa German Airlines,
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 14 augustus 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 29 november 2018;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt naar Vancouver International Airport op 5 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht met vluchtnummer LH1003 tussen Schiphol en Frankfurt heeft een vertraging van 24 minuten opgelopen. De vlucht tussen Frankfurt en Vancouver met vluchtnummer AC841 is zonder de passagiers vertrokken. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht waarmee zij met een vertraging van 3 uur en 31 minuten in Vancouver zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Lufthansa heeft primair aangevoerd dat de vertraging van de eerste vlucht niet betekent dat de passagiers daarom de twee vlucht hebben gemist. De feitelijke overstaptijd was door de vertraging van de eerste vlucht 47 minuten. De geldende minimum overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt is 45 minuten. De passagiers hebben zich niet tijdig gemeld voor vlucht AC841. De passagiers hadden indien zij voortvarend handelde de overstap kunnen halen, aldus Lufthansa. De reden waarom de passagiers zich niet – tijdig- bij de gate hebben gemeld ligt volledig in hun risicosfeer en staat los van de aankomstvertraging van vlucht LH1003, aldus nog steeds Lufthansa.
4.3.
De passagiers hebben alleen gesteld dat zij de aansluitende vlucht hebben gemist doordat vlucht LH 1003 met vertraging is uitgevoerd. Gelet op het verweer en de onderbouwing van Lufthansa acht de kantonrechter voldoende vaststaan dat de overstaptijd in Frankfurt 47 minuten bedroeg, hetgeen boven de minimaal benodigde overstaptijd te Frankfurt zit. Van de passagiers mag worden verwacht dat zij hoe dan ook, zeker met een kleine vertraging van 24 minuten, de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Onduidelijk is waarom de passagiers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld voor vlucht AC841. Uit het voorgaande volgt dat niet vast staat dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagiers een gevolg is van de vertraging van het eerste deel van de vlucht. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
4.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de passagier zal afwijzen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Lufthansa tot en met vandaag worden begroot op € 180,00 aan salaris gemachtigde;
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open