ECLI:NL:RBNHO:2019:615

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van ambtenaren na reorganisatie binnen de politie en de beoordeling van functie-eisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 31 januari 2019, zijn twee eisers, werkzaam als IBT-docent bij de politie, in beroep gegaan tegen hun plaatsing als functievolger in de functie van Docent B na een reorganisatie. De eisers stelden dat zij ten onrechte niet waren geplaatst in de functie van Operationeel Begeleider B, ondanks dat zij dezelfde werkzaamheden verrichtten als hun collega’s die wel in deze functie waren geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de eisers, die sinds 2007 en 2012 als IBT-docent werkzaam waren, niet op juiste gronden waren geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de strikte opleidingseis voor de functie van Operationeel Begeleider B, die een allround politiediploma vereiste, in de praktijk niet werd gehandhaafd. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van de korpschef en plaatste de eisers met terugwerkende kracht in de functie van Operationeel Begeleider B, met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, en kende hen de bijbehorende salarisschaal toe. Tevens werden de proceskosten van de eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/2640 en HAA 18/2287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2019 in de zaak tussen

1. [eiser 1]te [woonplaats 1] ,
(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
2. [eiser 2]te [woonplaats 2] ,
(gemachtigde: mr. J.H. Gerritsen),
eisers
en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. de Wit en J. Wegen).

Procesverloop

De zaak van [eiser 1] (HAA 18/2640)
Bij besluit van 24 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 1 september 2017 als functievolger geplaatst in de functie van Docent B (schaal 9), met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing bij het Politiedienstencentrum, Dienst HRM, Operationele Begeleiding en Training (OBT) Noord Holland, Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT) (NH).
Bij besluit van 16 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak van [eiser 2] (HAA 18/2287)
Bij besluit van 22 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 1 september 2017 als functievolger geplaatst in de functie van Docent B (schaal 9), met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing bij het Politiedienstencentrum, Dienst HRM, Operationele Begeleiding en Training (OBT) Noord Holland, Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT) (NH).
Bij besluit van 9 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Beide zaken
De rechtbank heeft beide zaken ter behandeling gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser [eiser 1] is op 14 mei 2007 aangesteld als IBT-docent, in de rang van inspecteur, bij de voormalige politieregio Zaanstreek-Waterland. Voor die tijd was eiser sinds 2001 werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee in dezelfde functie.
1.2
Eiser [eiser 2] is sinds 2012 aangesteld als IBT-docent bij de voormalige politieregio Kennemerland. Voor die tijd was eiser vanaf 1996 werkzaam als IBT-docent bij de Douane en sinds 2009 werkzaam bij de politie bij het Schipholteam als rechercheur.
1.3
De werkzaamheden van eisers bestaan uit het begeleiden, coachen en observeren van collega politiemedewerkers op alles wat met gevaar en geweld te maken heeft. Ook houden zij zich bezig met het afnemen van (verplichte) toetsen bij reeds gediplomeerde collega’s teneinde de vakbekwaamheid te beoordelen. Deze werkzaamheden vinden deels plaats op het IBT-centrum en de schietbaan en voor een ander deel betreft het training ‘on the job’, waarbij eisers met hun collega’s mee de straat op gaan. Ook dan is sprake van coachende en observerende begeleiding en indien noodzakelijk verrichten eisers interventies. Eisers oefenen hun werkzaamheden op straat uit in uniform en zijn uitgerust met geweldsmiddelen.
1.3
In het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en de zogenoemde reorganisatie Politiewet 2012 (fase 1) zijn eisers per 1 juli 2016 als functievolger geplaats in de LFNP-functie van Docent B, domein Ondersteuning. Dit betreft een functie voor administratieve, technische en andere taken ten dienste van de politie (ATH-functie) waaraan geen toelage wegens Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) is verbonden.
1.4
In 2014 heeft de Politieacademie de Minister verzocht om enkele aanpassingen in het LFNP aan te brengen, onder meer omdat daarin geen rekening was gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk. De Minister heeft deze kwestie ingebracht in het Centraal Georganiseerd Overleg Politieambtenaren (CGOP). In 2016 is in het CGOP overeenstemming bereikt over een structurele oplossing en de termijn daarvoor. Op 24 april 2017 is de Regeling van de Minister van 11 april 2017, houdende wijziging van de vaststelling van de Regeling vaststelling LFNP, in de Staatscourant gepubliceerd (Staatscourant 2017 nr. 22386). Deze wijziging is met terugwerkende kracht met ingang van 7 juli 2016 in werking getreden en houdt onder meer in dat in bijlage 1, behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP in het domein Uitvoering het vakgebied Operationele Begeleiding is toegevoegd met daarin de functies van Operationeel Begeleider A (schaal 10) en Operationeel Begeleider B (schaal 9). De kerntaak van deze functies is het trainen, begeleiden en coachen van politiemedewerkers en teams tijdens de uitvoering van hun operationele werkzaamheden in de openbare ruimte. Deze functies zijn executief en geven recht op een OVW-toelage.
1.5
Op 8 juni 2017 is in het CGOP overeenstemming bereikt over de reorganisatie van de afdeling OBT van de dienst HRM van het Politiedienstencentrum. Per 1 september 2017 zijn de functies van Operationeel Begeleider A en B aan de formatie van de afdeling OBT (NH) toegevoegd. In verband met deze reorganisatie heeft verweerder, na een voornemen daartoe, eisers per 1 september 2017 geplaatst op de functie Docent B zoals hiervoor vermeld onder procesverloop.
2. Eisers hebben zich in beroep – samengevat – op het standpunt gesteld dat zij hadden moeten worden geplaats op de (nieuwe) functie van Operationeel Begeleider B vanwege hun werkzaamheden als IBT-docent bij de afdeling OBT die zij altijd hebben verricht en nog altijd op dezelfde manier verrichten. Er is bovendien geen verschil tussen de werkzaamheden die eisers verrichten en de werkzaamheden van de collega’s die wel op de functie Operationeel Begeleider B zijn geplaatst. Eisers zijn van mening dat ook met de opleidingen die zij hebben gevolgd, als ook met de hun gegeven bevoegdheden, zij geplaatst kunnen worden op de functie van Operationeel Begeleider B. Subsidiair hebben eisers aangevoerd dat verweerder in hun geval de hardheidsclausule had moeten toepassen.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers terecht zijn geplaatst als functievolger op de functie van Docent B. Voor eisers geldt op grond van artikel 1 van de Regeling landelijk sociaal statuut politie (LSS), dat hun uitgangspositie voor de reorganisatie van de afdeling OBT de LFNP-functie is waarop zij de dag voor de reorganisatie zijn aangesteld. Voor eisers is dat de functie van Docent B. Volgens verweerder komt deze functie zowel in de oude als de nieuwe organisatie voor en is er sprake van een vergelijkbare en uitwisselbare functie. Eisers voldoen niet aan de functie-eis die geldt voor de functie van Operationeel Begeleider B, te weten dat sprake is van een allround politiediploma. Dit is een strikte voorwaarde waarvan volgens verweerder in geen geval kan worden afgeweken.
4. Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 55lb, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
4.2
Bij Besluit plaatsingssystematiek reorganisatie OBT van 16 juni 2017 (Besluit plaatsingssystematiek) heeft de korpschef besloten – voor zover hier van toepassing – dat voor de reorganisatie OBT geldt dat er sprake is van een vergelijkbare of uitwisselbare functie (artikel 55lb):
- als de oorspronkelijke functie ongewijzigd terugkomt in de nieuwe organisatie, tenzij
- de medewerker voldoet aan de functie-eisen (o.a. politiediploma) voor de functie van Operationeel Begeleider B. In dat geval wordt de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B.
Voor de overwegingen die tot dit besluit hebben geleid wordt verwezen naar de afspraken die in het GOP zijn gemaakt onder briefnummer CGOP/17.00391.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1
Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt een beslissing van een bestuursorgaan een ambtenaar in het kader van een reorganisatie als functievolger aan te merken vol getoetst (vergelijk de uitspraak van de CRvB van 28 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3864). De rechtbank staat dan ook geplaats voor de vraag of eisers op juiste gronden zijn geplaats als functievolger op de functie van Docent B.
5.2
Vaststaat dat eisers in het kader van de zogenoemde fase 1 van de reorganisatie Politiewet 2012 in 2016 zijn aangewezen als functievolger voor de functie Docent B in het domein Ondersteuning. Vaststaat ook dat tijdens deze fase de functie van onder meer Operationeel Begeleider B nog niet aan het LFNP was toegevoegd. Bij de functievergelijking in fase 1 kon de functie van Operationeel Begeleider B dan ook niet in de beoordeling worden betrokken. Het gevolg hiervan is geweest, zo blijkt ook uit de onder 4.2 genoemde brief van het CGOP, dat alle IBT-docenten in fase 1 zijn geplaatst op de functies van respectievelijk Docent A of Docent B.
5.3
Voor de reorganisatie van de afdeling OBT heeft verweerder met het Besluit plaatsingssystematiek besloten dat de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie in de zin van artikel 55lb van het Barp wordt aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B, als wordt voldaan aan de functie-eisen. In dit besluit is, onder verwijzing naar het opleidingsprofiel van de functie Operationeel Begeleider B, wel als strikte voorwaarde gesteld dat de medewerker in het bezit moet zijn van een diploma Allround Politiemedewerker. IBT-docenten bij de afdeling OBT met de LFNP-functie Docent B, in het bezit van een allround politiediploma, zijn geplaatst op de nieuwe functie van Operationeel Begeleider B. IBT-docenten bij de afdeling OBT met de LFNP-functie Docent B, zonder een allround politiediploma, zoals eisers die een andere vooropleiding hebben, zijn geplaatst (gebleven) op de functie Docent B. Bij de reorganisatie van de afdeling OBT, is om te bepalen of sprake is van een vergelijkbare of uitwisselbare functie in de zin van artikel 55lb van het Barp, dus niet de oorspronkelijke functie van de IBT-docent doorslaggevend geweest, maar uitsluitend het hebben van de juiste vooropleiding.
5.4
Ter zitting hebben eisers verklaard dat hun werkzaamheden, zoals omschreven onder 1.3, met de reorganisatie van de afdeling OBT niet zijn gewijzigd. Ook hebben eisers ter zitting verklaard dat de collega’s die wel op de functie van Operationeel Begeleider B zijn geplaats, belast zijn met dezelfde werkzaamheden als eisers. Eisers hebben tevens verklaard dat hun teamchefs te kennen hebben gegeven niet voornemens te zijn om aan eisers andere werkzaamheden op te dragen, die meer passen bij de functie van Docent B die is gericht op het geven van onderwijs in een klassikale omgeving, omdat in dat geval operationele problemen zullen ontstaan. Verweerder heeft ter zitting deze situatie niet weersproken, maar beaamd dat het zeker mogelijk is dat eisers nog altijd dezelfde werkzaamheden verrichten en dat hier na de reorganisatie van de afdeling OBT geen verandering in is gekomen. Ook heeft verweerder beaamd dat het zo kan zijn dat medewerkers, geplaatst als Operationeel Begeleider B, dezelfde werkzaamheden verrichten als eisers. Verweerder is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er gerechtvaardigde organisatorische redenen zijn om dezelfde werkzaamheden op de afdeling OBT te laten uitvoeren door medewerkers met een verschillende functie.
5.5
Op grond van deze verklaringen concludeert de rechtbank dat daar waar op papier een strikte opleidingseis is gesteld voor het kunnen uitvoeren van de werkzaamheden behorend bij de functie van Operationeel Begeleider B, deze eis in de praktijk niet wordt gehandhaafd. Immers, eisers worden belast met dezelfde werkzaamheden in de operationele uitvoeringspraktijk als hun collega’s die wel op de functie Operationeel Begeleider B zijn geplaatst. Omdat daarvoor geen gerechtvaardigde organisatorische redenen bestaan, is de rechtbank met eisers van oordeel dat het stellen van een strikte opleidingseis voor het plaatsen op de functie van Operationeel Begeleider B niet redelijk is. Bovendien leidt het gemaakte onderscheid in functie tot ongelijke beloning voor het verrichten van dezelfde werkzaamheden. Het Besluit plaatsingssytematiek dient dan ook in zoverre buiten toepassing te blijven. Te meer nu in het CGOP is erkend dat de functie van Docent B ziet op het werken in een klassikale omgeving en niet op het geven van trainingen in de operationele uitvoeringspraktijk, zoals eisers dat doen. Dit volgt ook uit een inhoudelijke vergelijking van de functiebeschrijvingen van Docent B en Operationeel Begeleider B. Het betoog van verweerder ter zitting dat de voorwaarde voor plaatsing (een allround politiediploma) in overleg met het CGOP is goedgekeurd, maakt dit niet anders. Uit de in dit kader ingediende stukken blijkt namelijk op geen enkele manier dat in deze overleggen aandacht is geweest voor de situatie van medewerkers zoals eisers, die reeds jarenlang werkzaam zijn geweest als IBT-docent in de operationele uitvoeringspraktijk, zonder dat zij beschikten over een allround politiediploma.
5.6
Nu uit het Besluit Plaatsingssystematiek voor de reorganisatie van de afdeling OBT volgt dat de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie kan worden aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B en ten aanzien van eisers de daarin opgenomen strikte opleidingseis buiten toepassing dient te blijven, wordt geoordeeld dat eisers niet op juiste gronden zijn geplaatst als functievolger op de functie van Docent B. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eisers moeten plaatsen op de functie van Operationeel Begeleider B, gelijk hun collega IBT-docenten met de juiste vooropleiding, die dezelfde werkzaamheden in de operationele uitvoeringspraktijk verrichten en die eerder ook geplaatst waren op de LFNP-functie Docent B.
5.7
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, als verweerder het van belang vindt dat voor IBT-docenten werkzaam in de operationele uitvoeringspraktijk anders dan voorheen een opleidingseis geldt, maar verweerder deze opleidingseis aan bestaande IBT-docenten niet wil tegenwerpen, het meer in de rede had gelegen om voor bestaande IBT-docenten zoals eisers, een overgangsregeling te treffen.
6. Uit het vorengaande volgt dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten, omdat die zijn genomen in strijd met artikel 55lb van het Barp en de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en eisers met ingang van 1 september 2017 te plaatsen in de functie van Operationeel Begeleider B met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, salarisschaal 9.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser [eiser 1] en de door eiser [eiser 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor eiser [eiser 1] op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar en beroep vast op € 2.048,- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 512,- en een wegingsfactor 1). De kosten voor eiser [eiser 2] worden op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.024,-
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Uit de gedingstukken van eiser [eiser 2] is niet gebleken dat een verzoek om proceskosten in bezwaar als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 9 april 2018 en 16 mei 2018;
  • herroept de primaire besluiten van 24 augustus 2017 en 22 september 2017;
  • plaatst eisers met ingang van 1 september 2017 in de functie van Operationeel Begeleider B, met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, salarisschaal 9;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten van 9 april 2018 en 16 mei 2018;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser [eiser 1] tot een bedrag van € 2.048,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser [eiser 2] tot een bedrag van
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het in beroep door ieder van hen betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Buiskool, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.