ECLI:NL:RBNHO:2019:6087
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van Dam
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging op basis van de Wet Bopz in het kader van een strafzaak met forensische kliniek advisering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2019 een beschikking gegeven inzake een aanvraag voor een voorlopige machtiging op basis van de Wet Bopz. Betrokkene, die verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zaanstad, is onderwerp van een strafzaak bij de meervoudige strafkamer. In een Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) wordt geadviseerd om betrokkene te plaatsen in een forensische kliniek onder artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de beslissing over de voorlopige machtiging aangehouden.
De officier van justitie heeft op 14 juni 2019 een verzoek ingediend voor de voorlopige machtiging, waarbij een geneeskundige verklaring is overgelegd. Tijdens de zitting op 20 juni 2019 zijn verschillende personen gehoord, waaronder de psychiater en de advocaat van betrokkene, mr. G.Th. Offreins. De psychiater heeft in zijn verklaring aangegeven dat er sprake is van een psychotische stoornis en gevaar voor derden. De raadsman betwist echter de geldigheid van de geneeskundige verklaring, omdat betrokkene zonder tolk is gesproken, wat volgens hem niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek zonder tolk niet voldoet aan de eisen van artikel 5 van de Wet Bopz, maar heeft besloten om het verzoek niet af te wijzen. In plaats daarvan heeft de rechtbank de officier van justitie de gelegenheid gegeven om binnen twee weken een nieuwe geneeskundige verklaring over te leggen. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de Bopz-maatregel losstaat van de strafzaak en dat de beslissing over de voorlopige machtiging aanhangig blijft tot 18 juli 2019.