Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Uit de inhoud van het dossier, in het bijzonder de forensische letselbeschrijving van 17 maart 2019 op pagina 27, kan niet worden afgeleid wat het bij het slachtoffer ontstane letsel precies inhoudt en of dit in potentie dodelijk kon zijn. Er wordt slechts vermeld dat de genezingsduur van de zichtbare letsels wordt geschat op drie weken en geen blijvende schade wordt verwacht. De bewijsmiddelen verschaffen derhalve naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende helderheid om zonder meer, in het bijzonder zonder nadere medische informatie, vast te stellen dat door het steken en/of slaan met de spanningzoeker een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer heeft bestaan. Verdachte dient dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie, gedateerd 17 maart 2019, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 66 tot en met 70);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
Aan dit voorwaardelijk strafdeel dient een proeftijd van twee jaren te worden verbonden met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan de gedragsinterventie Alcohol & Geweld, een opname in een instelling voor begeleid wonen en, aangevuld in repliek, het meewerken aan diagnostisch onderzoek, nu door de raadsman naar voren is gebracht dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan diagnostisch onderzoek.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
€ 235,- materiële en € 5.000,- immateriële schade die de benadeelde als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit:
- Nieuwe jas € 100,-
- Nike vest € 90,-
- Beeldscherm Iphone 7+ € 45,-
€ 3.735,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
verbeurdhet onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Spanningzoeker (995900).
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.735,-
(zegge: drieduizend zevenhonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 235,- als vergoeding voor de materiële schade en € 3.500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.735,-
(zegge: drieduizend zevenhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
47 (zevenenveertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
12 juli 2019.