ECLI:NL:RBNHO:2019:6072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
15/810184-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en oplichting met betrekking tot kwetsbare slachtoffers

Op 11 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en oplichting. De zaak betrof de uitbuiting van twee kwetsbare slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van misleiding en misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft misleid door haar te laten geloven dat zij een affectieve relatie hadden, terwijl hij haar dwong tot prostitutie en haar financiële middelen afnam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en dat hij haar heeft gedwongen om haar bankgegevens en geld aan hem ter beschikking te stellen. Daarnaast heeft de verdachte samen met zijn medeverdachte [slachtoffer 2] gedwongen tot seksuele handelingen, terwijl zij onder invloed van drugs verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel, oplichting en het plegen van seksuele handelingen met iemand die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en moet een schadevergoeding betalen aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810184-17 (P)
Uitspraakdatum: 11 juli 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2019 in de zaak tegen:
[adres],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.H.R. Hogewind, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 26 september 2017 te Alkmaar en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een ander, genaamd [slachtoffer 1] ,
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang, geweld of een andere feitelijkheid, door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die [slachtoffer 1] , met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
[te weten arbeid of diensten van seksuele aard en/of huishoudelijke arbeid of diensten en/of het ter beschikking stellen van haar bankpas en/of bankrekening (en/of op die bankrekenening aanwezige geldbedragen) en/of de pincode en/of inloggegevens van haar bankrekening]
dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van [voornoemde] arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid hebben/heeft bestaan uit:
- het (meermalen) mishandelen van die [slachtoffer 1] door haar te slaan en/of te stompen en/of aan de haren te trekken;
- het uiten van bedreigingen tegen die [slachtoffer 1] ;
- het opsluiten en/of opgesloten houden, althans het (in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] ;
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken;
- het verantwoordelijk houden van die [slachtoffer 1] voor en/of het aanspreken op en/of dwingen tot voldoen van die [slachtoffer 1] van (geheel of grotendeels, althans gedeeltelijk fictieve) schulden (welke schulden zouden zijn voortgekomen uit het veroorzaken van schades in/aan de woning en/of de auto van hem, verdachte en/of welke schulden zouden voortvloeien uit door die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te betalen “leefgeld” en/of huur)
en/of waarbij voornoemde (onder 2)) “enige handeling” heeft bestaan uit:
- het regelen van één of meer werkplek(ken) voor die [slachtoffer 1] ;
- het onderbrengen van die [slachtoffer 1] in de woning van zijn, verdachtes, broer, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 1] zouden worden verlangd;
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het “omhoog plaatsen”) van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het ter beschikking stellen van condooms voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] ;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 26 september 2017 te Alkmaar, en/of te Amsterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
- de afgifte van meerdere geldbedragen en/of een bankpas, en/of
- het ter beschikking stellen van haar bankrekening (alsmede de pincode en/of inloggegevens van die bankrekening) en/of de op die bankrekening aanwezige geldbedragen,
- het verlenen van huishoudelijke diensten,
door voor te wenden dat hij, verdachte, een exclusieve en/of duurzame en/of affectieve relatie met die [slachtoffer 1] onderhield en/of door die [slachtoffer 1] voor te houden dat zij “leefgeld” en/of huur diende te betalen (aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of dat zij veel geld kostte en/of door die [slachtoffer 1] voor te houden dat zij schulden bij hem, verdachte, had (terwijl dit geheel of grotendeels, althans gedeeltelijk fictieve schulden betrof) (welke schulden zouden zijn voortgekomen uit het veroorzaken van schades in/aan de woning en/of de auto van hem, verdachte en/of welke schulden zouden voortvloeien uit (voornoemd) door die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te betalen “leefgeld” en/of huur);
Feit 3:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 15 mei 2016 in de gemeente Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten:
- het (telkens) brengen van zijn/hun vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (telkens) brengen van zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (telkens) brengen van zijn/hun vingers in de anus van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit:
- het aanbieden van grote hoeveelheden alcohol en/of een of meerdere XTC-pil(len) aan die [slachtoffer 2] , waardoor die [slachtoffer 2] (zwaar) onder invloed van (die) alcoholhoudende drank en/of (die) XTC is geworden/geraakt, en/of waardoor die [slachtoffer 2] minder goed weerstand kon bieden tegen die verdachte (n) en/of de handelingen van die verdachte(n), en/of
- het op dwingende en/of denigrerende en/of harde toon praten en geven van opdrachten en/of bevelen aan die [slachtoffer 2] , als “je moet mij niet boos maken”, en/of “ik ga je billen blauw slaan”, en/of “je moet pijpen, anders trek ik zo je geile haren uit je hoofd”, en/of “ik wil je horen schreeuwen hiero”, en/of “je verdient een pak slaag”, en/of “ga op je knieën”, en/of
- het (meermalen) (met kracht) spreiden van de benen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (meermalen) slaan op de billen van die [slachtoffer 2] en/of
- het (meermalen) knijpen in de borsten en/of tepels van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (meermalen) slaan tegen de borsten van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (meermalen) slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (meermalen) met kracht vastpakken en/of vasthouden van de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het (meermalen) vastpakken van de haren van die [slachtoffer 2] en/of
- het (meermalen) duwen van het hoofd van die [slachtoffer 2] in de richting van zijn/hun penis en/of
- het (met kracht) vastpakken van de mond van die [slachtoffer 2] en/of speeksel in de mond van die [slachtoffer 2] brengen.
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 15 mei 2016 in de gemeente Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer 2] , van wie hij/zij, verdachte(n), wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, immers was die [slachtoffer 2] (zwaar) onder invloed van alcoholhoudende drank en/of drugs in de vorm van XTC, een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten:
- het (telkens) brengen van zijn/hun vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (telkens) brengen van zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (telkens) brengen van zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (telkens) brengen van zijn/hun vingers in de anus van die [slachtoffer 2] ;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Met betrekking tot de feiten 1. en 2. heeft de verdediging hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is, en dat de verklaringen die zijn afgelegd door [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn vanwege tegenstrijdigheden in haar verklaringen en deze bovendien niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Aldus is er geen wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde oogmerk van uitbuiting, voor misleiding of misbruik van een kwetsbare positie noch voor het dwingen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft opgelicht, nu zijn handelingen niet als zodanig kunnen worden gekwalificeerd. Met betrekking tot het primair onder 3. ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van dwang en verder dat het voor verdachte niet kenbaar was dat de handelingen tegen de wil van [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. Dit laatste geldt ook voor het subsidiair onder 3. ten laste gelegde feit, waarbij de verdediging bovendien heeft aangevoerd dat [slachtoffer 2] zichzelf vrijwillig onder invloed heeft gebracht.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Partiële vrijspraak van het primair onder 3. ten laste gelegde feit
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair onder 3. ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat niet is gebleken dat sprake was van dwang.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de feiten tenlastegelegd primair onder 1., onder 2. en subsidiair onder 3. op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2
Betrouwbaarheid [slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt omtrent het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer als volgt. Het staat vast dat [slachtoffer 1] op verschillende momenten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De aanwezigheid van tegenstrijdigheden kan ertoe leiden dat één of meer verklaringen onvoldoende betrouwbaar moeten worden geacht en om die reden van het bewijs moeten worden uitgesloten. Dit is echter niet het geval wanneer er een aannemelijke verklaring is voor de verschillen in de relevante onderdelen van de verklaring en de verklaringen overigens in essentie voldoende consistent en geloofwaardig zijn. In de onderhavige situatie is hiervan naar het oordeel van de rechtbank sprake. [slachtoffer 1] heeft over [verdachte] verklaard dat hij haar sloeg, dat zij het geld dat zij met de prostitutiewerkzaamheden verdiende aan hem gaf en dat [verdachte] en [medeverdachte] over haar bankpas en pincode beschikten. Die onderdelen van haar verklaring worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank gaat er van uit dat daar waar [slachtoffer 1] anders verklaart en verdachten lijkt te ontlasten, dit voortkomt uit haar verliefdheid op [verdachte] en de wens om samen met hem een gezin te stichten. [slachtoffer 1] geeft immers ook met zoveel woorden tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris aan dat het haar stelregel is om over hem geen belastende verklaring af te leggen. Nu de verklaringen van [slachtoffer 1] verder voldoende consistent zijn is de rechtbank dan ook van oordeel dat haar verklaringen op de onderdelen die ondersteund worden door of in lijn zijn met (een) ander(e) bewijsmiddel(en) betrouwbaar en geloofwaardig zijn en derhalve voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Misleiding
Van misleiding is sprake wanneer een verdachte het slachtoffer doelbewust een onjuiste voorstelling van zaken geeft. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval sprake was. [slachtoffer 1] was verliefd op [verdachte] en hij liet haar in de waan dat sprake was van een wederzijds affectieve relatie en dat zij samen een gezin zouden stichten. Om dit doel te bereiken zouden de verdiensten van de door [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden moeten worden opgespaard (om een basis te vormen). Gebleken is dat [slachtoffer 1] zelf niets heeft overgehouden aan de prostitutieopbrengsten en dat [verdachte] gelijktijdig relaties onderhield met andere vrouwen. Bovendien heeft hij haar, nadat er op 13 maart 2017 een prostitutiecontrole in zijn woning heeft plaatsgevonden, naar zijn halfbroer gebracht. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] herhaaldelijk voorgehouden dat zij -naar uit de bewijsmiddelen volgt geheel of grotendeels fictieve- schulden bij hem had en hem leefgeld was verschuldigd. Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte] kennelijk niet van plan is geweest om zijn leven met [slachtoffer 1] te delen, maar uitsluitend uit is geweest op geldelijk gewin.
Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
Bij misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht gaat het om een geobjectiveerd bestanddeel waardoor bescherming wordt geboden aan hen die in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn. Met betrekking tot dit bestanddeel geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. In de onderhavige zaak is hiervan sprake geweest.
[verdachte] wist dat [slachtoffer 1] verliefd op hem was en een gezin met hem wilde stichten, ook [medeverdachte] was daarvan op de hoogte. Daarnaast waren verdachten ervan op de hoogte dat zij lijdt aan Asperger. Hoewel concrete en medisch onderbouwde informatie daarover ontbreekt, blijkt uit de bewijsmiddelen voldoende dat [slachtoffer 1] een kwetsbare persoon is, die zich gemakkelijk laat beïnvloeden en domineren. Van dit alles hebben verdachten misbruik gemaakt. Zo was er sprake van relationele ongelijkheid. [slachtoffer 1] was totaal ondergeschikt aan [verdachte] en in het verlengde daarvan ook aan [medeverdachte] . Dit blijkt onder meer uit het feit dat [slachtoffer 1] niet over haar eigen geld kon beschikken. Voor huisvesting en eten was zij afhankelijk van hen. Vóór haar verblijf bij [verdachte] was zij immers min of meer dakloos. Verder kon zij niet zelf bepalen wat er met haar verdiensten gebeurde en mocht zij het huis niet verlaten. Tevens werd zij geslagen wanneer huishoudelijke taken in de ogen van [verdachte] niet naar behoren waren verricht. Ook [medeverdachte] heeft haar geslagen, zo blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] verkeerde dan ook niet in een situatie die gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
De voorgaande omstandigheden tezamen leveren een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op, waaraan [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden. Verdachten waren op de hoogte van het overwicht dat vooral [verdachte] op haar had en verdachten hebben daar misbruik van gemaakt.
Handelingen (sub 1)
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] bij [verdachte] in huis heeft verbleven. Nadat er op 13 maart 2017 een prostitutiecontrole in zijn woning heeft plaatsgevonden heeft [slachtoffer 1] , zoals door haar op 27 september 2017 is verklaard, af en toe bij [medeverdachte] maar meer structureel bij de halfbroer van [verdachte] , [halfbroer] verbleven. Daarbij is ook de controle over [slachtoffer 1] bij afwezigheid van [verdachte] overgedragen aan zijn halfbroer. Bij hem thuis gold eenzelfde regiem op het punt van onvrijheid en geld en daarnaast moest [slachtoffer 1] seks met hem hebben. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaringen die hierover zijn afgelegd door [slachtoffer 1] en [halfbroer] . Ook als zij bij [medeverdachte] verbleef was zij beperkt in haar bewegingsvrijheid en moest zij veelal boven blijven. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] na haar vertrek uit het Oranjehuis naar Alkmaar gebracht.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachten [slachtoffer 1] hebben vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met inbegrip van de overdracht van de controle over haar.
Oogmerk van uitbuiting (sub 1)
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (Vergelijk: HR 5 februari 2002, LJN AD5235). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de situatie waarin [slachtoffer 1] verkeerde is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een uitbuitingssituatie.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat instemming met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt.
Bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4)
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen en het voorgaande dat [verdachte] , bijgestaan door [medeverdachte] door middel van misleiding en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en het ter beschikking stellen van haar bankpas en -gegevens. Die handelwijze levert gezien de aard van die handelingen uitbuiting op. Alhoewel het bestanddeel uitbuiting geen deel uitmaakt van de delictsomschrijving van artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr, moet het als impliciet bestanddeel daarin worden gelezen. Gelet op hetgeen eerder is overwogen over het oogmerk van uitbuiting acht de rechtbank ook dit (impliciete) bestanddeel bewezen.
Bevoordeling uit de opbrengst van de seksuele handelingen (sub 9)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en het voorgaande bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] in vereniging door middel van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] hebben bewogen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan [verdachte] af te staan.
Voordeel trekken (sub 6)
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor omschreven gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte] volgt dat zij opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen en het voorgaande dat verdachten door middel van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en het ter beschikking stellen van haar bankpas en -gegevens. Die handelwijze levert gezien de aard van die handelingen uitbuiting op. Alhoewel het bestanddeel uitbuiting geen deel uitmaakt van de delictsomschrijving van artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr, moet het als impliciet bestanddeel daarin worden gelezen. Gelet op hetgeen eerder is overwogen over het oogmerk van uitbuiting acht de rechtbank ook dit (impliciete) bestanddeel bewezen.
Bevoordeling uit de opbrengst van de seksuele handelingen (sub 9)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en het voorgaande bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] in vereniging door middel van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] hebben bewogen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan [verdachte] af te staan.
Voordeel trekken (sub 6)
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor omschreven gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte] volgt dat zij opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Pleegperiode
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde pleegperiode ten aanzien van de uitbuiting van [slachtoffer 1] moet worden ingekort. Uit het dossier volgt dat de seksadvertentie op [website] is aangemaakt op 29 december 2016. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat vanaf op zijn vroegst 1 november 2016 is begonnen met het voorbereiden van [slachtoffer 1] op deze manier van het verkrijgen van inkomsten. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat er nog prostitutiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden na 13 maart 2017, maar wel hebben er vanaf november 2016 en ook na 13 maart 2017 diverse financiële transacties plaatsgevonden vanaf de bankrekening van [slachtoffer 1] , waaruit verdachte en zijn medeverdachte voordeel hebben getrokken.
Medeplegen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat ook [medeverdachte] een substantiële bijdrage aan (het continueren van) de door verdachte gecreëerde uitbuiting van [slachtoffer 1] heeft geleverd, zodat van medeplegen sprake is.
Oplichting
Het voorgaande maakt dat ook het onder 2. ten laste gelegde feit naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3 subsidiair
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat [medeverdachte] seksuele handelingen die mede bestonden uit seksueel binnendringen heeft verricht met [slachtoffer 2] . Voor de beoordeling van de vraag of verdachten hebben gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht, dient allereerst te worden beoordeeld of [slachtoffer 2] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysiek weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag is dan ook of aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Daarbij is niet relevant of iemand door eigen toedoen in die toestand is geraakt. Dat iemand heeft ingestemd met de seksuele handelingen staat evenmin aan bewezenverklaring in de weg.
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer 2] vast dat zij ten tijde van het onder 3. ten laste gelegde zwaar onder invloed van alcohol en xtc-pillen was en dat zij geen/nauwelijks herinneringen aan het gebeurde heeft. Wel herinnert ze zich nog dat ze de pillen van de jongens kreeg en dat er een pil in haar mond gepropt werd, op het moment dat ze naar eigen zeggen eigenlijk al teveel op had (4 pillen). Dat [slachtoffer 2] zwaar onder invloed was blijkt ook uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de videobeelden worden beschreven waaronder [slachtoffer 2] ’ (gebrek aan) reacties op de gedragingen van verdachten en de opmerkingen op verschillende tijdstippen van [verdachte] dat [slachtoffer 2] te veel pillen op heeft, dat [slachtoffer 2] op is of dat een pil te hard voor haar is.
Ten aanzien van het verweer dat [verdachte] zich niet bewust zou zijn geweest van het feit dat [slachtoffer 2] in staat van verminderd bewustzijn was overweegt de rechtbank als volgt. Dat de toestand van [slachtoffer 2] niet kenbaar was voor [verdachte] , en dat hij deze toestand niet zou hebben opgemerkt, is gelet op de langdurige fysieke nabijheid van de drie personen hoogst onwaarschijnlijk en wordt weerlegd door de hiervoor genoemde opmerkingen van hemzelf zelf dat de pil te hard voor haar is. Verdachten hebben aldus minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , in een staat van verminderd bewustzijn als bedoeld in artikel 243 Sr verkeerde.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering, zodanig dat dit als medeplegen geldt. Op instructie en bevelen van [verdachte] neemt [slachtoffer 2] meermalen de penis van [medeverdachte] in haar mond. Deze heeft daartoe zijn penis ontbloot en telkens aangeboden. Daarbij wordt [slachtoffer 2] door [verdachte] gefilmd en veelvuldig geslagen en beide verdachten trekken aan haar haar.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten en het subsidiair onder 3. ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 26 september 2017 te Alkmaar en te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 1] ,
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
1. heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met inbegrip van de overdracht van de controle over die [slachtoffer 1] , met het oogmerk van uitbuiting, en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten diensten van seksuele aard, het ter beschikking stellen van haar bankpas en bankrekening en op die bankrekening aanwezige geldbedragen en van de pincode en inloggegevens van haar bankrekening, en
3) heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde tegen betaling, en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] ;
Feit 2:
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 26 september 2017 te Alkmaar en Amsterdam, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- de afgifte van meerdere geldbedragen en een bankpas, en
- het ter beschikking stellen van haar bankrekening alsmede de pincode en inloggegevens van die bankrekening en de op die bankrekening aanwezige geldbedragen,
door voor te wenden dat hij, verdachte, een duurzame en affectieve relatie met die [slachtoffer 1] onderhield en door die [slachtoffer 1] voor te houden dat zij “leefgeld” diende te betalen aan hem en dat zij veel geld kostte en door die [slachtoffer 1] voor te houden dat zij schulden bij hem, verdachte, had terwijl dit geheel of grotendeels, fictieve schulden betrof, welke schulden zouden zijn voortgekomen uit het veroorzaken van schades in/aan de woning en aan de auto van hem, verdachte);
Feit 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 15 mei 2016 in de gemeente Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
met [slachtoffer 2] , van wie zij, verdachten, wisten dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, immers was die [slachtoffer 2] zwaar onder invloed van alcoholhoudende drank en drugs in de vorm van XTC, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten:
- het brengen van de vingers van de medeverdachte in de vagina van die [slachtoffer 2] , en
- het telkens brengen van de penis van de medeverdachte in de mond van die [slachtoffer 2] ;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1, 4, 6 en 9 omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
oplichting
.
Ten aanzien van feit 3:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen
.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van het ondergane voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, gelet op de gezondheidstoestand van verdachte, in ieder geval geen gevangenisstraf op te leggen langer dan het voorarrest. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte wordt doorverwezen voor een dubbele longtransplantatie en dat deze operatie geen doorgang zal vinden indien sprake is van detentie. Verdachte zou daarmee een groot risico lopen te overlijden. De verdediging heeft in haar pleitnota tevens een brief opgenomen van de huisarts van verdachte waaruit dit zou blijken.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. [verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de uitbuiting van een jonge kwetsbare vrouw. Verdachten wisten dat het slachtoffer lijdt aan het syndroom van Asperger en dat zij verliefd was op [verdachte] . Deze heeft haar misleid, en verdachten hebben samen misbruik gemaakt van hun overwicht op het slachtoffer. Zij hebben haar niet alleen bewogen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en het daarmee verdiende geld aan [verdachte] af te staan, maar ook om haar bankpas en bankgegevens aan hen ter beschikking te stellen. Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld bij de uitbuiting door het slachtoffer in de waan te laten dat zij een toekomst samen hadden en het regelen van de plek waar de prostitutie kon plaatsvinden. Daarnaast heeft verdachte haar doen geloven dat zij hem grote geldbedragen schuldig was voor door haar veroorzaakte, maar niet bestaande schades en haar op die manier overgehaald om vrijwel al haar geld af te staan en aan verdachten haar bankgegevens ter beschikking te stellen. Verdachte wilde op deze manier snel geld verdienen en heeft geen enkel oog gehad voor de gevoelens en het welzijn van het slachtoffer, die blijkens de slachtofferverklaring tot op de dag van vandaag worstelt met haar gevoelens voor hem en het feit dat zij door hem bedrogen is. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank er -in het nadeel van verdachte- rekening mee houden dat hij een aanzienlijk grotere rol had dan [medeverdachte] .
Een deel van de bij de mensenhandel bewezenverklaarde handelingen is ook ten laste gelegd en bewezen verklaard als oplichting. Er is sprake van eendaadse samenloop. Dat betekent dat de rechtbank op grond van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bij het bepalen van de straf uitsluitend artikel 273f Sr zal toepassen.
Verdachten hebben voorts vergaande seksuele handelingen, onder andere bestaande uit het seksueel binnendringen, verricht bij een slachtoffer dat in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Door dit feit te plegen hebben verdachten op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachten hebben misbruik gemaakt van de onmachtige situatie waarin het slachtoffer verkeerde, enkel ter bevrediging van hun eigen lustgevoelens. Uit het dossier is gebleken dat het slachtoffer al zwaar onder invloed van alcohol was toen zij met verdachten mee naar huis ging. Eenmaal thuis aangekomen heeft zij maar liefst vier xtc-pillen van verdachten gekregen, waarbij de laatste pil in haar mond werd ‘gepropt’. Het slachtoffer heeft tevens verklaard dat verdachten zelf nooit drugs gebruikten. Deze combinatie van omstandigheden maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het er alle schijn van heeft dat verdachten erop uit zijn geweest om het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn te brengen, hetgeen hen ernstig wordt aangerekend.
Daar komt bij dat de seksuele handelingen zijn gefilmd en het slachtoffer hier pas later van op de hoogte is geraakt. Door het maken van de filmbeelden hebben verdachten een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy van het slachtoffer. De rechtbank rekent de verdachte bovendien aan dat hij er op de terechtzitting op geen enkel wijze blijk van heeft gegeven dat hij inziet dat hij met zijn handelen de grenzen van het slachtoffer ernstig heeft overschreden. Dit maakt dat er gevaar voor herhaling bestaat.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 mei 2019. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een zedendelict. Deze veroordeling is echter dermate lang geleden dat de rechtbank daar bij het bepalen van de hoogte van de straf geen rekening mee zal houden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, meegewogen de omstandigheid dat verdachte op 29 juli 2016 door de politierechter tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week is veroordeeld, in verband met een veroordeling wegens diefstal door twee of meer verenigde personen en nu schuldig wordt bevonden aan een misdrijf dat is gepleegd vóór de hierboven genoemde datum.
Ten aanzien van de vermeende detentieongeschiktheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank leest in de door de raadsvrouw overlegde brief van de huisarts iets anders dan door de raadsvrouw bepleit, namelijk dat de longtransplantatie – anders dan door de raadsvrouw gesteld – niet als een feit wordt gepresenteerd. Voor het overige kan de gestelde -en slechts summierlijk onderbouwde- detentieongeschiktheid van verdachte in het kader van de tenuitvoerlegging aan de orde worden gesteld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Gelet op de duur van die op te leggen vrijheidsbenemende straf ziet de rechtbank aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, waarvoor de recidivegrond nog steeds aanwezig is, met onmiddellijke ingang op te heffen.

8.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de Samsung, kleur: goud, 413453 en de Nokia kleur: zwart, 413454 dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid, nu [slachtoffer 1] door middel van deze telefoons contact heeft gehad met verdachte en zich op de telefoons relevante contactgegevens bevinden.

9.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de Dell laptop, kleur; grijs, 413456 dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3. bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen belang, nu zich op deze laptop de filmbeelden bevinden.

10.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 96.560,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit geld dat van haar bankrekening is gehaald (€ 18.760,-), haar ontnomen inkomsten uit prostitutie (€ 67.800,-) en smartengeld (€10.000,-). De vordering is ter terechtzitting namens de benadeelde partij toegelicht door haar gemachtigde advocaat mr. M.D.A. Stam.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat in de vordering van de benadeelde partij is uitgegaan van een ruimere periode dan in het rapport dat ten grondslag ligt aan de ontnemingsvordering, in die zin dat er meer dagen zijn geteld voor het berekenen van de prostitutie inkomsten. Volgens de officier van justitie dient echter te worden uitgegaan van het bedrag van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. De immateriële schadevergoeding is volgens de officier van justitie voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het voorgaande heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 55.330, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak. Voorts heeft zij – onder verwijzing naar het betoog van de raadsman in de zaak van de medeverdachte - betoogd dat de vordering te laat is ingediend en een onevenredig beslag legt op het strafproces, nu de vordering van de immateriële schade ook ziet op schade ten gevolge van de strafbare feiten die zijn gepleegd door [halfbroer] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, met uitzondering van de buiten de bewezenverklaarde periode contant opgenomen geldbedragen, tot een bedrag van € 19.920,00 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten en derhalve toewijsbaar is.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 10.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat deze mede omvat de immateriële schade die is toegebracht door het gewelddadig gedrag van en de gedwongen seks met [halfbroer] , in de periode dat zij bij hem verbleef. Anders dan de verdediging meent, komt ook deze schade voor vergoeding in aanmerking. Deze handelingen vonden plaats tijdens de bewezenverklaarde periode en [slachtoffer 1] was door verdachten willens en wetens bij [halfbroer] ondergebracht, onder hetzelfde regiem dus met handhaving van financiële en fysieke onvrijheden en met de instructie dat zij seks met hem moest hebben.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
hoofdelijkheid
Gelet op het bewezenverklaarde medeplegen van feit 1 zijn [verdachte] en [medeverdachte] beiden verantwoordelijk voor de daaruit ontstane schade van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook hoofdelijk toewijzen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. en 2. bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mensenhandel en oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 55, 57, 63, 243, 273f, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair onder 3. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven;
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair onder 3. ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER (4) JAREN;
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Verklaart verbeurd:
- Telefoon, goud, Samsung, 413453;
- Telefoon, zwart, Nokia, 413454;
Onttrekt aan het verkeer:
- Computer, grijs, Dell, 413456;
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Telefoon, zwart, Samsung, 413455;
- Telefoon, wit, Apple, 413457;
- Telefoon, zwart, Samsung, 413458;
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade, te weten tot een bedrag van
€ 29.920,- (negenentwintig duizend negenhonderd twintig euro), bestaande uit € 19.920,- als vergoeding voor de materiële en € 10.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 29.920,- (negenentwintig duizend negenhonderd twintig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
184 (honderd vierentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2019.
Mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen