ECLI:NL:RBNHO:2019:605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
15.207546.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrijfsinbraak met diefstal van een kluis met inhoud

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een bedrijfsinbraak. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het stelen van een kluis met een inhoud van ongeveer €25.650 uit een coffeeshop in Hoofddorp op 19 oktober 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 10 januari 2019 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van vermeende toestemming van de aangeefster.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De aangeefster had onmiddellijk de politie gebeld toen zij besefte dat er werd ingebroken, wat de rechtbank als bewijs voor het ontbreken van toestemming beschouwde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hadden verschaft door middel van braak en dat zij de kluis met inhoud hebben weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De rechtbank oordeelde dat de strafeis van de officier van justitie passend was, gezien de aard van de gepleegde inbraak en de gevolgen voor de gedupeerden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.207546.18 (P)
Uitspraakdatum: 24 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres 1] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een kluis met inhoud (ongeveer €25.650), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [coffeeshop] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, nu aangeefster toestemming zou hebben verleend de kluis te komen halen. Derhalve ontbreekt het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte ten tijde van de tenlastegelegde diefstal.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:

proces-verbaal van aangifte [aangeefster] namens [coffeeshop] d.d. 19 oktober 2018, onder meer inhoudende (pagina 111 en 112):
p.111
De coffeeshop [coffeeshop] is gelegen aan de [adres 2] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Op donderdag 18 oktober 2018 werd de coffeeshop omstreeks 22:26 uur afgesloten door een beveiliger.
(...) Op vrijdag 19 oktober 2018 werd ik omstreeks 04:24 uur gebeld door de alarmcentrale. Er werd mij verteld dat het alarm van het pand afging. Hierop ben ik op mijn telefoon gaan kijken. Via mijn telefoon kijk ik dan op de camerabeelden welke live uitzenden.
(...) Voor mij werd meteen duidelijk dat er werd ingebroken waarop ik de politie belde.
p.112
Voor zover ik op de camerabeelden kon zien waren er drie personen betrokken bij de inbraak. Op de beelden zag ik dat zij ergens na 04:00 uur aankwamen.
(…) Vervolgens werd door een van de daders de nooduitgang opengebroken. Dit werd gedaan door de cilinder uit de slotplaat te trekken. Via de nooduitgang kom je dan uit in de keuken van de coffeeshop. In de hoek van de keuken stond een oude geldkluis. Deze kluis werd door de daders meegenomen. In de kluis zat een bedrag van 25.650 euro en een onbekend bedrag aan kleingeld.

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, onder meer inhoudende:
De beschuldiging klopt. Op 18 oktober 2018 werd ik in de loop van de middag gebeld door iemand die naast die coffeeshop woont. Hij wilde ergens afspreken. Ik heb hem gevraagd naar mij toe te komen. Toen hij voor de deur stond stapte ik bij hem in de auto. Daarna moesten we naar Hilversum rijden. Hij vertelde over een kluis. (…) Onderweg naar Hilversum vertelde hij wat er allemaal moest gebeuren. Ik heb nagedacht in de auto en heb uiteindelijk ja gezegd. Op een gegeven moment kwamen we aan in Hilversum. Die persoon daar werd hetzelfde verteld en hij stemde meteen in. Toen zijn we zelfs nog wat spullen gaan kopen. We hebben een steekkar gekocht om de kluis weg te halen. En er moest ook nog wat worden gekocht om het slot te verwijderen. Vervolgens gingen we naar Amsterdam Noord om een auto op te halen waarin we die kluis konden vervoeren. Die auto heb ik geregeld in Amsterdam Noord. We zijn ook nog naar Haarlem geweest. Dit heeft allemaal plaatsgevonden in de middag van 18 oktober 2018. We zouden de buit met zijn vieren delen.
(…) Vervolgens hebben we de steekkar in de auto gelegd. Twee jongens reden met die auto naar Hoofddorp. Eentje reed er niet mee omdat de auto vol met spullen lag. Ik reed met de tipgever mee in zijn auto naar de coffeeshop. Toen ik uitstapte waren zij met zijn tweeën al bezig met de inbraak. (…) Toen ze binnen waren lukte het niet de steekwagen onder de kluis te krijgen. Vervolgens zijn ze mij gaan halen. Ik heb toen geholpen de kluis te duwen en met behulp van een bloempot is het gelukt de kluis in de auto te krijgen. Vervolgens ben ik weggereden, maar op een gegeven moment ben ik aangehouden.
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde diefstal. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat het er op basis van de verklaringen van zijn cliënt ter terechtzitting op lijkt dat er toestemming is gegeven door de aangeefster om de kluis te komen halen zodat aan de aangifte moet worden getwijfeld.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangeefster onmiddellijk de politie heeft gebeld toen zij besefte dat er werd ingebroken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat er toestemming is gegeven door de bedrijfsleider van de coffeeshop om deze diefstal te plegen, nog daargelaten of in dat geval ook zou kunnen worden gezegd dat de daadwerkelijk rechthebbende op de kluis, de rechtspersoon [coffeeshop] , die toestemming zou hebben gegeven.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen een kluis met inhoud (ongeveer € 25.650), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [coffeeshop] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het ondergane voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met alle persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt en te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het rapport van de reclassering van 2 januari 2019 en het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een bedrijfsinbraak. Bedrijfsinbraken zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 3 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee bij de straftoemeting.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd en die de rechtbank, mede de eerdere veroordelingen van verdachte in ogenschouw nemend, passend en geboden acht. De rechtbank ziet in het onderhavige geval dan ook geen reden van de eis van de officier van justitie af te wijken.
De rechtbank zal geen gevolg geven aan de door de raadsman bepleite werking van hetgeen is bepaald in artikel 63 Wetboek van Strafrecht. De veroordelingen waaraan de raadsman heeft gerefereerd dateren weliswaar van 22 oktober 2018 en 29 oktober 2018 en derhalve van na het begaan van onderhavig feit, echter de behandelingen ter terechtzitting die ten grondslag liggen aan die veroordelingen hebben plaatsgevonden op 8 oktober 2018, respectievelijk 15 oktober 2018, zodat met de thans berechte diefstal feitelijk geen rekening kon worden gehouden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER (4) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2019.
mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.