ECLI:NL:RBNHO:2019:5968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.B. de Vries - van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking exploitievergunning en drank- en horecavergunning niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de intrekking van haar exploitatievergunning en drank- en horecavergunning voor haar horecabedrijf. De intrekking vond plaats op basis van een besluit van de burgemeester van de gemeente Den Helder, dat was ingegeven door ernstige overtredingen van de Drank- en Horecawet en andere relevante wetgeving. Eiseres, die samen met haar vader een vennootschap onder firma exploiteert, heeft tegen het besluit van de burgemeester beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang heeft bij dit beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de vergunningen al onherroepelijk waren ingetrokken en dat de negatieve gevolgen van deze intrekking niet konden worden hersteld door het voorliggende beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden door het bestreden besluit en dat haar naam niet op een negatieve manier in de media is genoemd. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van Driel),
en

de burgemeester van de gemeente Den Helder,

verweerder
(gemachtigden: M.A.M. Rodenburg en N. Boer).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan [naam 1] en eiseres verleende exploitatievergunning alsmede de drank- en horecavergunning voor het horecabedrijf gevestigd in het perceel [het perceel 1] ingetrokken met ingang van 11 juni 2018.
Bij besluit van 13 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ter zitting is [naam 1] als getuige gehoord.

Overwegingen

1.1
Op 1 januari 2003 is de vennootschap onder firma Egyptische Grillbar “ [naam vof] ” opgericht. Eiseres is sinds 1 januari 2012 (geregistreerd op 5 december 2013) vennoot van [naam vof] , samen met haar vader [naam 1] . Tot deze onderneming behoren drie horecagelegenheden, te weten Egyptische Grillbar “ [naam vof] ” aan het [het perceel 1] (hierna: [naam vof] ), Egyptische Grillbar “ [naam vof] ” aan de [het perceel 2] en [naam bedrijf] aan [het perceel 3] . Bij de onderneming hoort ook een bedrijfswoning, gelegen aan de [adres] . Eiseres woont in die woning.
1.2
Bij besluit van 27 juni 2016 heeft verweerder aan eiseres, haar vader en [naam 1] een vergunning verleend om tot 18 juni 2018 in het pand [het perceel 1] een horecabedrijf inclusief een terras te exploiteren en hen ontheffing verleend om dat horecabedrijf gedurende nader in de vergunning genoemde tijden voor het publiek geopend te houden. Verweerder heeft hen ook bij besluit van 12 juli 2016 op grond van de Drank- en Horecawet vergunning verleend tot het uitoefenen van dat horecabedrijf.
1.3
Op 2 maart 2017 heeft in de drie onder 1.1. genoemde horecagelegenheden en de bedrijfswoning een controle plaatsgevonden door fraudespecialisten van netbeheerder Liander, de politie en ambtenaren van de gemeente Den Helder. Daarbij is door Liander geconstateerd dat in genoemde ondernemingen en de bedrijfswoning verboden handelingen zijn verricht aan energieinstallaties. Liander heeft daarom op 9 maart 2017 aangifte gedaan tegen [naam 1] , wegens diefstal van elektriciteit en gas, het in gevaar brengen van personen of goederen door opzettelijk een veiligheidsmaatregel van een elektriciteitsnetwerk te verijdelen en oplichting. De politie heeft op 17 maart 2017 een bestuurlijke rapportage opgesteld.
1.4
Verweerder heeft op 23 januari 2018 het voornemen bekend gemaakt om de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning voor de horecagelegenheid aan het [het perceel 1] in te trekken. Verweerder verwijst hiervoor onder meer naar de bestuurlijke rapportage.
1.5
Bij besluit van 9 mei 2018 heeft verweerder de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning van eiseres voor de onderneming [naam bedrijf] in [plaats] ingetrokken.
Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Het besluit is onherroepelijk geworden.
1.6
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder aan [naam 2] vergunning verleend voor het exploiteren van [naam vof] .
2.1
In het primaire besluit heeft verweerder de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning voor [naam vof] van zowel [naam 1] als eiseres ingetrokken per 11 juni 2018. Daaraan heeft verweerder - onder meer - ten grondslag gelegd dat eiseres in enig opzicht van slecht levensgedrag is . Verweerder heeft eiseres verder meegedeeld deze omstandigheid gedurende een periode van vijf jaar te zullen betrekken bij de besluitvorming op eventuele nieuwe aanvragen.
2.2
Aan het bestreden besluit legt verweerder – samengevat en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag. Uitgaande van de door Liander verstrekte gegevens, is zeer aannemelijk dat er in alle horecaondernemingen waar eiseres als mede-exploitant bij betrokken is en in de door eiseres bewoonde bedrijfswoning verboden handelingen hebben plaatsgevonden aan de energie-installaties. Het is ook zeer aannemelijk dat eiseres als mede-exploitant daarbij betrokken is geweest of gedoogd heeft dat die handelingen plaats vonden. Elke exploitant is verantwoordelijk voor wat er in een horecaonderneming gebeurt. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat eiseres zich voldoende bewust was van de voorwaarden en verantwoordelijkheden die de vergunningen met zich brachten. Het vertrouwen in de integriteit van eiseres is ernstig geschaad door de omvang van de constateringen door Liander. Verweerder acht eiseres daarom in enig opzicht van slecht levensgedrag.
3.1
Vooropgesteld wordt dat de geldigheidsduur van de vergunningen van eiseres ook zonder de voorliggende intrekkingsbesluiten verstreek op 18 juni 2018. Daarom dient allereerst onderzocht te worden of eiseres procesbelang heeft bij dit beroep. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat [naam vof] niet gesloten is geweest, omdat haar zus [naam 2] ten tijde van de voorliggende intrekkingsbesluiten [naam vof] al exploiteerde. Eiseres heeft toegelicht dat het haar in de kern gaat om de ongedaanmaking van de negatieve gevolgen van de intrekking van de vergunningen voor de horecaonderneming aan het [het perceel 1] . Het zuiveren van haar naam is daarbij heel belangrijk.
Op grond van hetgeen hierna wordt overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat dit door eiseres beoogde doel niet kan worden bereikt met het voorliggende beroep.
3.2
In de eerste plaats geldt dat verweerder eiseres in het onder 1.5 genoemde besluit tot intrekking van de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning voor [naam bedrijf] op grond van dezelfde feiten en omstandigheden als opgenomen in het voorliggende besluit van slecht levensgedrag heeft bevonden en haar heeft meegedeeld dit gedurende een periode van vijf jaar bij eventuele nieuwe aanvragen bij de beoordeling te betrekken. Eiseres heeft ervoor gekozen geen bezwaar te maken tegen dat besluit. Gevolg daarvan is dat dat besluit onherroepelijk is geworden en formele rechtskracht heeft gekregen. Dat besluit moet daarom zowel voor wat betreft de inhoud als de totstandkoming rechtmatig geacht worden. Dit betekent dat de rechtbank in deze procedure tot uitgangspunt moet nemen dat verweerder eiseres op grond van de (ook) in het bestreden besluit opgenomen feiten en omstandigheden van slecht levensgedrag heeft mogen bevinden en dat dit gegeven gedurende een periode van 5 jaar in het systeem van verweerder geregistreerd blijft. Een beoordeling van het voorliggende besluit kan daarom niet leiden tot de conclusie dat verweerder de intrekkingsgrond ‘in enige mate van slecht levensgedrag zijn’ niet aan eiseres kon tegenwerpen.
De rechtbank volgt eiseres daarbij niet in haar betoog dat een gegrond beroep in deze procedure rechtstreeks leidt tot herziening van het besluit inzake [naam bedrijf] . De rechtbank volgt evenmin het betoog van eiseres dat zij vanwege gebrek aan belang niet in bezwaar kon tegen de intrekking van haar vergunningen voor de [naam bedrijf] , omdat deze vestiging inmiddels zou zijn gesloten. Gelet op de gevolgen van die intrekking voor de vergunningen voor andere vestigingen en voor toekomstige aanvragen, had eiseres belang bij een beoordeling in bezwaar. Voor zover eiseres beoogt te bereiken dat zij door verweerder niet langer van slecht levensgedrag wordt bevonden en haar naam gezuiverd wordt, leidt het voorgaande tot de conclusie dat zij dat niet (meer) kan bereiken met het voorliggende beroep, nu zij geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit tot intrekking van haar vergunningen voor de [naam bedrijf] . Om verweerders conclusie ten aanzien van het slecht levensgedrag beoordeeld en van tafel te krijgen, had eiseres dus ook rechtsmiddelen moeten aanwenden tegen de intrekking van de vergunningen voor de [naam bedrijf] .
3.3
Eiseres heeft daarnaast naar voren gebracht dat zij belang heeft bij beoordeling van het voorliggende beroep, omdat zij in de gelegenheid wil zijn om weer als exploitant en/of vennoot werkzaam te zijn bij [naam vof] . Gelet op hetgeen onder 3.2 is overwogen, kan de beoordeling van het bestreden besluit niet leiden tot de conclusie dat de vergunningen niet konden worden ingetrokken op grond van het in enige mate van slecht levensgedrag zijn. Dit betoog kan haar reeds daarom niet baten.
Ook overigens valt niet in te zien dat het gestelde procesbelang oplevert. Als overwogen heeft verweerder heeft aan [naam 2] , zus van eiseres, vergunning verleend voor exploitatie van [naam vof] . Niet valt in te zien waarom eiseres in de huidige situatie niet als vennoot betrokken zou kunnen zijn bij en/of geen werkzaamheden zou kunnen verrichten voor [naam vof] . Bovendien staat, anders dan eiseres heeft betoogd, het bestreden besluit op zichzelf niet in de weg aan het indienen van een aanvraag voor een nieuwe exploitatievergunning en drank- en horecavergunning. Het bestreden besluit strekt tot intrekking van de aan eiseres verleende vergunningen. In het bestreden besluit is niet opgenomen dat eiseres gedurende een periode van 5 jaar geen nieuwe aanvraag zou kunnen indienen. De passage in het besluit dat het in enige mate van slecht levensgedrag zijn gedurende een periode van 5 jaar meegewogen wordt, moet worden beschouwd als een mededeling van verweerder dat eiseres gedurende die periode ‘als zodanig’ in het administratiesysteem van verweerder opgenomen wordt. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de duur en de mate waarin deze tegenwerping meeweegt aan de orde worden gesteld in een procedure over een nieuwe aanvraag en niet in deze procedure over de intrekking van de vergunningen.
3.4
Tot slot heeft eiseres gesteld dat haar procesbelang gelegen is in het feit dat zij schade heeft geleden door het bestreden besluit en dat zij bij een gegrond beroep middels een civiele procedure die schade wil verhalen. Eiseres stelt ter onderbouwing van het voorgaande dat zij in haar eer en goede naam als exploitant is aangetast, met inkomstenderving tot gevolg. Zij verwijst naar berichten in de media over [naam vof] . Eiseres heeft echter niet gesteld dat in de media ook haar naam naar voren is gekomen. Bovendien heeft zij niet onderbouwd dat negatieve berichtgeving over [naam vof] gevolgen heeft gehad voor haar, noch heeft zij geconcretiseerd dat dit tot inkomensderving heeft geleid. Ter zitting is namens eiseres ook naar voren gebracht dat sprake is van aantasting van de goede naam van horecaonderneming [naam vof] maar die onderneming is in dit geding geen partij. De rechtbank gaat daaraan dus voorbij. Om diezelfde reden gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van eiseres dat haar vader (immateriële) schade geleden zou hebben. Eiseres heeft ook betoogd dat zij immateriële schade heeft geleden door het bestreden besluit, maar ook dit betoog slaagt niet. Zij heeft gewezen op psychische gevolgen voor haarzelf, maar enige concretisering daarvan ontbreekt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiseres niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit.
3.5
Slotsom is dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van dit beroep.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling is onder deze omstandigheden geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.