ECLI:NL:RBNHO:2019:5720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4733
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wlz-indicatie wegens ontbrekende grondslag verstandelijke handicap en tijdelijke zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het CIZ over de weigering van een Wlz-indicatie. Eiseres, die bekend is met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen, had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het primaire besluit van 8 mei 2018, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door het CIZ gehandhaafd in het bestreden besluit van 25 september 2018. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 maart 2019 is gebleken dat er onvoldoende onderbouwing was voor de grondslag verstandelijke handicap, zoals vereist door de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medisch adviseurs van het CIZ niet voldoende hebben onderzocht of eiseres, gezien haar licht verstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen, tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en vernietigt dit.

De rechtbank heeft tevens een voorlopige voorziening getroffen, waarbij eiseres wordt behandeld als ware zij in het bezit van een Wlz-indicatie, tot zes weken na de datum van het nieuw te nemen besluit door verweerder. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.024,-.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/4733

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.H. Blom),
en

de Raad van Bestuur van het CIZ, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 25 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig: [naam 1] (CJG, begeleider van eiseres).
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om (gemachtigde van) eiseres de gelegenheid te bieden voor het verzamelen van nadere medische informatie.
Bij brief van 6 mei 2019 heeft (gemachtigde van) eiseres aanvullende medische stukken met een toelichting daarop in het geding gebracht.
Verweerder heeft bij schrijven van 17 mei 2019 een aanvullend medisch advies als reactie in het geding gebracht.
Partijen hebben desgevraagd niet te kennen gegeven prijs te stellen op een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres, geboren op [geboortedatum] , is bekend met een gegeneraliseerde angststoornis, en een licht verstandelijke handicap. Ze verbleef bij Lijn 5 in ‘de appartementen’. De indicatie liep af op 17 maart 2017. Lijn 5 heeft voor eiseres om verlenging van de indicatie gevraagd, die met het primaire besluit is geweigerd. Met het bestreden besluit wordt de weigering gehandhaafd, wel is de indicatie verlengd tot 8 augustus 2018.
1.2
Naar aanleiding van de aanvraag heeft medisch adviseur [naam 2] voornamelijk op basis van het (zeer uitgebreide) behandelplan van Lijn 5 van september 2017, geconcludeerd dat er onvoldoende onderbouwing is voor de grondslag verstandelijke handicap. Daarnaast staat volgens [naam 2] niet vast dat er levenslang 24 uur zorg in de nabijheid moet zijn.
1.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft medisch adviseur [naam 3] de conclusies van [naam 2] bevestigd. [naam 3] heeft toegelicht dat de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden gesteld; het IQ van eiseres ligt tussen 75 en 85 en er is geen sprake van (zeer) ernstige beperkingen in het adaptief functioneren. [naam 3] wijst daarbij op de bij eiseres afgenomen IQ-tests, waarbij ook uitgebreid aandacht besteed is aan het adaptief vermogen, dat als licht tot matig beperkt wordt ingeschat.
1.4
Na de schorsing van de behandeling ter zitting heeft eiseres informatie ingebracht van [naam 4] (GZ-psycholoog bij Kenter Jeugdhulp) en een onderzoek verslag van [naam 5] , casemanager maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Haarlem. Deze aanvullende informatie heeft [naam 3] geen aanleiding gegeven de eerdere medische adviezen te wijzigen met betrekking tot de grondslag verstandelijke handicap; de grondslag kan niet gesteld worden.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel degelijk in aanmerking zou moeten komen voor Wlz verzekerde zorg en dat een indicatie had moeten worden afgegeven voor wonen met behandeling en begeleiding.
3. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.1
Verweerder heeft het bestreden besluit mede gebaseerd op de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2018 (Beleidsregels).
Er is volgens deze Beleidsregels sprake van een grondslag verstandelijke handicap als:
- een verzekerde een normscore van 75 of lager behaalt op een algemene en voor hem valide intelligentietest, en
- er dusdanige beperkingen in het adaptief functioneren zijn vastgesteld dat verzekerde aangewezen is op blijvende ondersteuning om de deficiënties in het adaptief vermogen te beperken ten einde ernstig nadeel voor verzekerde te voorkomen, en
- de beperkingen op bovengenoemde terreinen gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd ontstaan zijn.
Afhankelijk van de ernst van de beperkingen in het adaptief functioneren, en de eventuele aanwezige gedragsproblemen, kan ook een IQ-score tussen de 75 en 85 tot een grondslag verstandelijke handicap leiden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de verzekerde behaalt een normscore tussen de 75 en 85 op een algemene en voor hem valide intelligentietest, en
- uit de bovengenoemde professionele beoordeling moet blijken dat de verzekerde als gevolg van zijn verstandelijke beperkingen ernstige of zeer ernstige beperkingen in het adaptief vermogen heeft en daardoor afhankelijk is van intensieve ondersteuning op minimaal één van de drie domeinen te weten het conceptuele, sociale en praktische domein, ter voorkoming van ernstig nadeel voor verzekerde.
Daarnaast kan de intensieve ondersteuningsbehoefte samenhangen met bijkomende problematiek zoals o.a. probleemgedrag, en
- bij deze professionele beoordeling wordt ter ondersteuning van de onderzoeksbevindingen bij voorkeur gebruik gemaakt van één van de binnen de beroepsgroep gebruikelijke testen om het adaptief functioneren in kaart te brengen. In ieder geval dient uit het professionele onderzoek een duidelijk beeld verkregen te worden van de actuele stoornissen en beperkingen en de mate van ondersteuning waarop verzekerde is aangewezen (volledig diagnostisch onderzoek), en
- de beperkingen op bovengenoemde terreinen moeten gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd ontstaan zijn.
3.2
De medisch adviseurs van verweerder hebben naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk toegelicht dat voor eiseres niet de grondslag verstandelijke handicap te stellen valt, gelet op de toepasselijke beleidsregels. Het IQ van eiseres ligt tussen 75 en 85 en zij heeft geen (zeer) ernstige beperkingen in het adaptief functioneren. Deze beroepsgrond treft daarom geen doel.
4. Eiseres heeft verder aangevoerd dat een Wlz-indicatie aan de orde is op grond van artikel 3.2.1 lid 3 van de Wlz, omdat sprake is van een tijdelijke Wlz-zorgbehoefte vanwege een licht verstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen. Eiseres heeft daarbij gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1170) waarin de CRvB uitgesproken dat de beleidsregels van het Ciz, voor zover die inhielden dat art 3.2.1 lid 3 Wlz geen zelfstandige grondslag voor toegang tot de Wlz biedt, op een onjuiste wetsuitleg berusten.
5. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat niet wordt toegekomen aan de vraag of toegang bestaat op grond van het derde lid van artikel 3.2.1 van de Wlz, als er geen grondslag (uit het eerste lid) te stellen is. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij dit derde lid zo uitlegt dat de uitzondering daarin alleen betrekking heeft op de noodzaak van de permanentheid van de zorg. Verweerder heeft voorts verwezen naar de aanvullende medische rapportage van [naam 3] , die naar aanleiding van de nadere medische informatie heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een terugval, waarbij de klachten kunnen worden gezien in het licht van een paniekstoornis en hypochondrie, waarnaast aanvullende diagnostiek naar persoonlijkheidsproblematiek en posttraumatische stressklachten is aangewezen. Het staat volgens [naam 3] niet ter discussie dat eiseres bij haar psychische aandoeningen zorg behoeft, maar de Wlz kent geen grondslag psychiatrie. Volgens [naam 3] geeft de aanvullende medische informatie dan ook geen aanleiding de eerdere medische adviezen te wijzigen met betrekking tot de grondslag verstandelijke handicap; de grondslag kan niet gesteld worden.
6. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
6.1
In zijn uitspraak van 25 april 2018 heeft de CRvB overwogen dat de woorden in artikel 3.2.1, derde lid, van de Wlz “in afwijking van het eerste lid” erop duiden dat de wetgever met het derde lid heeft beoogd een eigenstandige grondslag voor toegang tot Wlz-zorg te creëren. Dat dit de bedoeling is van de wetgever, is ook te lezen in de toelichting bij artikel 3.2.1, derde lid, van de Wlz, waar staat dat met dit lid in een separaat indicatievereiste wordt voorzien (Kamerstukken II 2013/14, 33 891, nr. 3, blz. 150). Voor zover de Beleidsregels zo gelezen kunnen worden dat artikel 3.2.1, derde lid, van de Wlz pas aan de orde is wanneer aan de vereisten van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz wordt voldaan, kan verweerder de Beleidsregels op dit onderdeel niet aan zijn besluit ten grondslag leggen.
6.2
Verweerder heeft de beoordeling desalniettemin beperkt tot de vraag of sprake is van de grondslag verstandelijke handicap. Dit betekent dat het onderzoek niet volledig is geweest nu de medisch adviseur niet voldoende heeft onderzocht of eiseres door haar licht verstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen een tijdelijke behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, onder a of b, van de Wlz. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het advies van de medisch adviseur niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen.
6.3
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat verweerder nader onderzoek zal dienen te verrichten. Gelet op het standpunt van verweerder bestaat niet de verwachting dat een bestuurlijke lus zal leiden tot herstel van het geconstateerde motiveringsgebrek. Verweerder zal daarom een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.1
Eiseres heeft verzocht om bij gegrondverklaring van het beroep een voorlopige voorziening te treffen, om te voorkomen dat zij nog lange tijd niet de zorg zal krijgen die zij nodig heeft. De rechtbank ziet aanleiding dat verzoek met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, toe te wijzen en overweegt daartoe het volgende.
7.2
Uit de door eiseres in het geding gebrachte aanvullende (medische) informatie komt naar voren dat sprake is van een licht verstandelijke handicap en dat daarnaast, als gevolg van psychische aandoeningen, sprake is van gedragsproblemen, die een gevaar vormen voor haar gezondheid. Op grond van deze informatie kan als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van een zorgwekkende situatie, die niet zal verbeteren zo lang haar niet de juiste zorg zal worden geboden. [naam 4] heeft geconcludeerd dat ambulante behandeling in combinatie met kortdurende opname bij de PAAZ niet voldoende is gebleken. Vanwege de beperkte cognitieve mogelijkheden in combinatie met haar (chronisch) psychiatrische klachten heeft eiseres een stabiele situatie nodig om te kunnen profiteren van behandeling. Eerder is gebleken dat eiseres goed functioneerde met het wonen op een behandelgroep met behulp van een 24-uurszorg waarin begrenzing en een directieve aanpak voorop staat. Bij het wegvallen van deze structuur is een terugkeer van eerdere klachten te zien die niet verminderen met behulp van de huidige (zeer intensieve) ambulante hulpverlening. Aalpol heeft geconcludeerd dat beschermd wonen nog geen passende oplossing is, omdat eiseres vooralsnog is aangewezen op 24-uurszorg, vanwege haar zware zorg- en begeleidingsbehoefte.
7.3
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande zeer aannemelijk dat eiseres gezien haar licht verstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen, in elk geval tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
7.4
De rechtbank ziet daarom aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat eiseres vanaf heden wordt behandeld als ware zij in het bezit van een Wlz-indicatie, tot zes weken na de datum van het nieuw te nemen besluit door verweerder.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar dient te nemen met inachtneming van de uitspraak;
- treft de voorlopige voorziening dat eiseres wordt behandeld als ware zij in het bezit van een Wlz-indicatie, ingaande op de datum van verzending van deze uitspraak en tot zes weken na de datum van het nieuw te nemen besluit door verweerder;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Artikel 3.2.1 Wlz
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d. zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e. regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.
3. In afwijking van het eerste lid heeft een meerderjarige verzekerde recht op zorg voor zover hij vanwege een combinatie van een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen:
a. tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, of
b. volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen behandeling met verblijf.
(…..)
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid.