Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vereniging Fietsersbond, te Utrecht
2.[eiser #2] , te [woonplaats] ,
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door R. de Vries en D. Dulovic, allen werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
Door de autonome groei van de bedrijven is sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Oostzijde. In combinatie met de toename van het aantal recreatieve fietsers, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat het risico op ongelukken toeneemt. Alhoewel de gedragsanalyse (‘Fietsroute Oostzijde langs ZOR en Albert Keijzer – herijking analyse en vervolgstappen’) in 2014 is opgesteld en zich baseert op cijfers uit 2010, heeft verweerder zich bij de onderbouwing van zijn standpunt dat de veiligheid op de weg in het geding is hierop mogen baseren. Sindsdien zijn namelijk geen bedrijven vertrokken vanaf de Oostzijde en voorts is niet bestreden dat sindsdien sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen bij de bedrijven alsmede van het aantal recreatieve fietsers. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat juist ook deze toename de reden is dat het gebiedsperspectief niet kan worden afgewacht. Op de zitting is door verweerder verklaard dat het verkeersbesluit in ieder geval over drie jaar zal worden geëvalueerd, los van de vraag of het gebiedsperspectief dan al gereed is.
- verklaart het beroep van [eiser #2] gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor dit zover betrekking heeft op [eiser #2] ;
mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2019.