29.2.Eiseres heeft aangevoerd dat niet meer huur is ontvangen dan op het “kasblad” is vermeld. Verweerder heeft daartegenover naar het oordeel van de rechtbank met juistheid gesteld dat het “kasblad” een aantal kolommen kent welke gebruikt kunnen worden om de inkomende en uitgaande geldstromen vast te leggen. De kolom “huur” wordt bijvoorbeeld ook gebruikt om geleende geldbedragen vast te leggen zo heeft verweerder onvoldoende weersproken gesteld. Tijdens de controle is geconstateerd dat veelvuldig bedragen als huur worden geboekt, die vervolgens niet verwerkt worden als ontvangen huur. Ook worden er bedragen als terugbetaald of opgenomen leningen verwerkt in het kasboek, welke nadien niet in de administratie worden verwerkt. Daarnaast is door de diverse rekeningen en benamingen het geheel aan leningen en terugbetalingen onoverzichtelijk. Voorts is in 2013 huur ontvangen van onderhuurders naar een totaalbedrag van € 14.000. Dit betreft de verhuur van de bovenverdieping van het pand aan de Warmoesstraat. De huurinkomsten volgens de kasadministratie bedragen echter € 32.500. Eiseres heeft daarnaar gevraagd hier geen verklaring voor gegeven. Het enkel op het “kasblad” verwijzen naar een lening terwijl het onder huur is opgenomen, is onvoldoende. Het moet ook op de juiste wijze verwerkt zijn in de overige administratie, bijvoorbeeld door een leenovereenkomst te administreren. Nu er volgens het kasboek hogere netto-lonen zijn uitbetaald in 2012 en 2013 dan uit de grootboekadministratie blijkt en eiseres hiervoor geen met stukken onderbouwde verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank aannemelijk dat de betalingen die in het kasboek zijn vermeld netto-loonbetalingen representeren.
Verweerder heeft deze bedragen dan ook naar het oordeel van de rechtbank mogen duiden als betaald loon.
30. Met betrekking tot de Zorgverzekeringswet geldt dat het in het jaar 2013 en 2014 gaat
om een werkgeversheffing waarbij het percentage werkgeversheffing in 2013 respectievelijk 2014 7,75 percent bedraagt onderscheidenlijk 7,5 percent. Nu de directeuren annex grootaandeelhouders in deze jaren premies voor de werknemersverzekeringen dienen af te dragen en deze in mindering moet worden gebracht op het nettoloon, is de berekening Zorgverzekeringswet correct. Voorts acht de rechtbank het gehanteerde percentage juist.
31. Gelijktijdig met het vaststellen van de naheffingsaanslagen loonheffingen over de jaren 2011 tot en 2014 heeft verweerder ook vergrijpboeten opgelegd wegens grove schuld naar een percentage van 25. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had eiseres redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat haar gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven of betaald. Over de nettoloonbetalingen, zoals aangetroffen in de kasadministratie, zijn geen loonheffingen ingehouden en afgedragen. Ook is de fictiefloonregeling niet juist toegepast. De rechtbank overweegt als volgt.
32. Eiseres heeft aan haar werknemers nettoloon contant uitbetaald en hiervan aantekeningen gemaakt in het kasboek. Hierin staat een maandelijkse boeking van uitbetaald loon. Dit bedrag is vervolgens niet in de financiële administratie opgenomen en niet verwerkt in de loonadministratie. Het is alsdan naar het oordeel van de rechtbank niet voor redelijke betwisting vatbaar dat eiseres had moeten weten dat over nettoloonbetalingen loonheffingen ingehouden en afgedragen moesten worden en dat zij dat toerekenbaar heeft nagelaten.
33. Voorts heeft eiseres, zulks ten onrechte, de gebruikelijk loonregeling niet toegepast. Zij had moeten weten dat voor aanmerkelijk belanghouders de gebruikelijk loonregeling van toepassing is. De adviseur/gemachtigde was op de hoogte van de regeling maar heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de resultaten geen hoger loon door eiseres kon worden uitbetaald dan zij feitelijk heeft gedaan. Daarbij dient mede in overweging te worden genomen dat het ingevolge de tekst en de ratio van artikel 12a van de Wet LB op de weg van eiseres ligt over deze kwestie contact met de Belastingdienst op te nemen teneinde (te pogen) tot overeenstemming te komen. Eiseres heeft gesteld dat bij een ander bedrijf de afstemming over het gebruikelijk loon niet in behandeling is genomen. Afstemming over het gebruikelijk loon is naar het oordeel van de rechtbank altijd mogelijk en verweerder is daartoe uit hoofde van zijn ambtsvervulling ook verplicht, maar dit lijdt uitzondering indien niet alle feiten en omstandigheden en alle relevante stukken worden overgelegd. Alsdan wordt de brief mogelijk niet in behandeling genomen, zulks naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte. Uiteraard dient de indiener van een verzoek in de gelegenheid te worden gesteld om het verzoek aan te vullen. Eiseres heeft, zo heeft verweerder niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld, volgens de systemen van de Belastingdienst geen verzoek ingediend. Ook in zoverre faalt het beroep van eiseres.
34. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiseres heeft gesteld, geen sprake van een pleitbaar standpunt maar is sprake van grove schuld en zijn de opgelegde vergrijpboeten van 25 percent in beginsel passend en geboden, ook indien rekening wordt gehouden met het gegeven dat over meerdere jaren een vergrijpboete bij beschikking is vastgesteld. Dat slechts sprake is van een overnamefout zoals eiseres heeft gesteld, acht de rechtbank gelet op het overwogene onder 29.1, 29.2 , 30, 32 en 33 niet aannemelijk gemaakt. Voor matiging - behoudens het hierna vermelde - heeft eiseres geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd. Dat is de rechtbank evenmin ambtshalve gebleken. Ook in zoverre falen de beroepen.
35. Partijen hebben desgevraagd zich eenparig op het standpunt gesteld dat de boeten met vijftien percent moeten worden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn met een termijn van vijftien maanden (8 juli 2015 is de datum van het conceptrapport waarin de boeten zijn aangekondigd en de zittingsdatum was op 19 december 2018). De rechtbank sluit zich bij dit gezamenlijk standpunt aan nu niet is gebleken dat dit juridisch onjuist is. De rechtbank zal aldus beslissen.
36. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard, zowel met betrekking tot de naheffingsaanslag loonheffing 2013 in de zaak HAA 17/3728 alsmede de genomen boetebeschikkingen in zoverre dat de grondslag enerzijds wordt verminderd en anderzijds wegens overschrijding van de redelijke termijn.
37. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.682 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, ½ punt voor het indien van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1) maal 1 ½ wegens samenhang van meer dan vier zaken.