ECLI:NL:RBNHO:2019:5310

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
15/741324-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van een verzekeringsmaatschappij door een bedrijfsleider bij een zorgverlener met valsheid in geschrift en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijfsleidster van een podoinstituut, die samen met haar medeverdachte, de directeur van het podoinstituut, werd beschuldigd van grootschalige oplichting van de verzekeringsmaatschappij Univé. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken en indienen van zorgdeclaraties, waarbij zorg is gedeclareerd die nooit is geleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar honderden valse declaraties hebben ingediend, wat heeft geleid tot een aanzienlijke schade voor Univé. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij Univé tot schadevergoeding van € 497.506,75 toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van overtreding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een lagere strafmaat. De verdachte is vrijgesproken van faillissementsfraude, omdat het vereiste opzet ontbrak. De zaak benadrukt de ernst van fraude in de zorgsector en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741324-13 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 mei 2019, 14 mei 2019, 16 mei 2019, 17 mei 2019 en 28 mei 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van der Putte en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen,
meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij Univé verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden]
(een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299]
- ( elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden] is/zijn geleverd en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en) (telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
Subsidiair
[bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen,
meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft [bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij Univé verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden]
(een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904)
en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat [bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden] is/zijn en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en) (telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad terwijl [bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf medeverdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden]
(een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf medeverdachte] (dan wel de [bedrijf medeverdachte] ) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf (krul) en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post / digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair
[bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende [bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf medeverdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden]
(een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf medeverdachte] (dan wel de [bedrijf medeverdachte] ) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post en/of digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 juni 2011 te Alkmaar en/of Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 202.970,86 euro, althans (telkens) (een) geldbedrag(en), te weten:
* (ongeveer) 77.812,01 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) 31.250,- euro en/of 19.562,01 euro en/of 21.000,- euro en/of 3.500,- euro en/of 2.500,- euro [zijnde (een) bedrag(en) dat/die in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 16 juni 2011 (van bankrekeningnummer [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ) is/zijn overgeboekt naar haar, verdachtes, bankrekeningnummer(s) [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ],
en/of
* (ongeveer) 125.158,85 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) 13.920,62 euro en/of 8.165,78 euro en/of 3.196,94 euro en/of 4.001,97 euro en/of 8.710,80 euro en/of 583,10 euro en/of 17.351,39 euro en/of 20.000,- euro en/of 20.000,- euro en/of 29.228,26 euro [zijnde (een) bedrag(en) dat/die in of omstreeks de periode van 11 mei 2010 tot en met 28 juni 2011 (van bankrekeningnummer [rekeningnummer] ) zijn overgeboekt naar aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] (op het/de rekeningnummer(s) [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ) ten behoeve van een of meer verbouwing(en) van/aan de (privé)woning en/of
garage van haar, verdachte, aan de [adres verdachte] ]
- in elk geval (telkens) enig voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing van dat/die voorwerp(en) heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (telkens) (mede) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven);
Subsidiair
[woongenot door verbouwing(en) aan de [adres verdachte] ]
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 juni 2011 te Alkmaar en/of Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van (een) door misdrij(f)(ven) [te weten oplichting(en) (van Univé)] verkregen geldbedrag(en),
immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk (onder meer)
- gebruik gemaakt van en/of gewoond in een (door aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] ) verbouwde woning (aan de [adres verdachte] , zijnde haar verdachte's woning) en/of de daarbij behorende garage,
en/of
- gebruik gemaakt van en/of gereden in een personenauto (merk Volvo, kenteken [kenteken] ),
welke verbouwing(en) van die woning en/of garage en/of welke personenauto is/zijn bekostigd van en/of betaald met (een deel van) voornoemd(e) [door oplichting(en) van Univé verkregen] geldbedrag(en);
Feit 4:
Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 juni 2011 (telkens) te Alkmaar en/of Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, althans in Nederland
(telkens) in het vooruitzicht van het faillissement van de rechtspersoon [bedrijf medeverdachte] . en/of de VOF [bedrijf medeverdachte]
(welke BV en welke VOF respectievelijk bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 15 mei 2012 en 12 juni 2012 in staat van faillissement zijn verklaard)
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die BV en/of van die VOF,
(telkens) een of meer betaling(en) [met een totaal van (ongeveer) 202.970,86 euro] van die BV en/of die VOF heeft aangenomen,
te weten:
- een totaalbedrag van (ongeveer) 77.812,01 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) 31.250,- euro en/of 19.562,01 euro en/of 21.000,- euro en/of 3.500,- euro en/of 2.500,- euro, althans (telkens) een of meer geldbedrag(en)
[welk(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 16 juni 2011 van rekeningnummer(s) [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] is/zijn overgeboekt naar haar, verdachte's rekeningnummer(s) [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ]
en/of
- een totaalbedrag van (ongeveer) 125.158,85 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) 13.920,62 euro en/of 8.165,78 euro en/of 3.196,94 euro en/of 4.001,97 euro en/of 8.710,80 euro en/of 583,10 euro en/of 17.351,39 euro en/of 20.000,- euro en/of 20.000,- euro en/of 29.228,26 euro, althans (telkens) een of meer geldbedrag(en)
[welk(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode van 11 mei 2010 tot en met 28 juni 2011 van rekeningnummer [rekeningnummer] is/zijn overgeboekt naar aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] (op respectievelijk rekeningnummer [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ) ten behoeve van een of meer verbouwing(en) van/aan de (privé)woning en/of garage van haar, verdachte, aan de [adres verdachte] ]
in elk geval (telkens) een of meer betaling(en) van die BV en/of die VOF aangenomen, (telkens) zijnde (een) betaling(en) van (een) niet-opeisbare schuld(en).

2.Voorvragen en inleiding

2.1
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
2.2
Inleiding
Verdachte [verdachte] zal in dit vonnis hoofdzakelijk [verdachte] worden genoemd, haar medeverdachte [medeverdachte] zal hoofdzakelijk [medeverdachte] worden genoemd. Beiden waren - in de voor de verdenkingen relevante perioden - werkzaam bij de onderneming die werd gedreven door [bedrijf medeverdachte] . en de vennootschap onder firma [bedrijf medeverdachte] . De rechtbank zal, gelet op de verwevenheid tussen beide vennootschappen, deze hierna in gezamenlijkheid aanduiden als het podoinstituut. [medeverdachte] was directeur/aandeelhouder en medevennoot en [verdachte] was bedrijfsleidster van het podoinstituut. Het podoinstituut hield zich onder meer bezig met het aanmeten, vervaardigen en verkopen van podotherapeutische steunzolen. Klanten die een zorgverzekering bij NV Univé Zorg (hierna: Univé) hadden afgesloten, kregen deze zorg meestal vergoed. Voor die klanten declareerde het podoinstituut rechtstreeks aan de Coöperatie Uvit UA (hierna: Uvit), van welke organisatie Univé onderdeel uitmaakt. Het leeuwendeel van deze bij Univé ingediende declaraties betrof podotherapeutische zolen en podo consulten.
De verdenkingen tegen [medeverdachte] en [verdachte] zien - kort gezegd - op het valselijk opmaken en indienen van zorgdeclaraties als gevolg waarvan Univé voor een aanzienlijk bedrag zou zijn opgelicht. Verder wordt [medeverdachte] en [verdachte] verweten geldbedragen te hebben witgewassen en zich - met betrekking tot het in 2012 gefailleerde podoinstituut - schuldig te hebben gemaakt aan faillissementsfraude.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Samengevat heeft zij aangevoerd dat het onderzoek verricht door voornamelijk Univé onvoldoende betrouwbaar is om vast te kunnen stellen dat de in de tenlastelegging bedoelde declaratieformulieren, in de gehele tenlastegelegde periode, valselijk zijn opgemaakt en gebruikt. Hetgeen haar medeverdachte over haar verklaart, is eveneens onbetrouwbaar. Verdachte had binnen het podoinstituut wel administratieve taken maar geen eindverantwoordelijkheid en geen overzicht op dat gebied. Voor zover op door verdachte getekende en ingediende declaratieformulieren onjuistheden voorkomen, is dat onopzettelijk gebeurd. Waar haar handtekening staat op declaratieformulieren waarin zorg voor niet bestaande klanten wordt gedeclareerd, is deze nagemaakt of zijn er achteraf pagina’s toegevoegd aan de door verdachte opgestelde lijsten. Verdachte was zich toentertijd in het geheel niet bewust van zaken die niet klopten, zodat evenmin sprake is van voorwaardelijk opzet op de haar verweten gedragingen.
3.3.
Vrijspraak feit 4 primair en subsidiairOnder feit 4 is verdachte kortgezegd ten laste gelegd dat verdachte in de periode van november 2009 tot en met juni 2011 bedragen heeft onttrokken aan de boedel van de vennootschap onder firma [bedrijf medeverdachte] en/of [bedrijf medeverdachte] ., met het opzet om de rechten van schuldeisers in een toekomstig faillissement tekort te doen. De rechtbank is, met de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat verdachte hiervan vrijgesproken moet worden, nu het vereiste opzet, om de rechten van de schuldeisers in een toekomstig faillissement te kort te doen (= benadeling van de schuldeisers), op die momenten dat betalingen zijn gedaan en/of onttrekkingen aan de boedel hebben plaatsgevonden ontbreekt.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis aangehechte bewijsmiddelen (zakelijk weergegeven) en de daarin vervatte redengevende feiten en omstandigheden. De door de rechtbank in deze rubriek als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het schriftelijke bescheiden betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
Grootschalige fraude
De verdediging stelt zich - onder meer - op het standpunt dat op grond van het onderzoek verricht door Univé en de politie niet kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging bedoelde declaratieformulieren vals of onjuist zijn. De door Univé aangeleverde onderzoeksresultaten zijn niet betrouwbaar. Uit een eigen, door het podoinstituut zelf onder 239 van haar klanten uitgevoerde enquête blijkt dat Univé veel fouten maakt in de verwerking van haar onderzoeksresultaten. Bij vergelijking van de uitkomsten met betrekking tot 18 via beide enquêtes bevraagde verzekerden blijkt reeds in het merendeel van de gevallen dat de door Univé getrokken conclusie, dat de declaratie onjuist is, niet klopt.
Ten aanzien van dit laatste verweer stelt de rechtbank vast dat de conclusies van de verdediging in de door haar gepresenteerde gevallen veelal juist lijken. In zoverre zijn de bevindingen van Univé dus onjuist. De rechtbank neemt echter, anders dan de verdediging meent, niet aan dat deze bevindingen representatief zijn en dat de gevonden onjuistheden op dezelfde schaal voorkomen in de uitkomsten van het gehele door Univé uitgevoerde onderzoek. Het door het podoinstituut uitgevoerde - eerst ter terechtzitting ter inzage aangeboden - onderzoek beperkt zich immers tot haar eigen klanten, terwijl het onderzoek naar de declaraties uitgevoerd door Univé, de politie en door [medeverdachte] en [verdachte] zelf, uitwees dat een groot deel van deze declaraties zag op verzekerden die juist geen klant van het podoinstituut waren. In zoverre faalt het verweer.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de declaratieformulieren als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het podoinstituut in de tenlastegelegde periode via door haar per post verzonden declaratieformulieren voor 6.824 (voornamelijk Univé) verzekerden zorg heeft gedeclareerd en dat Univé deze bedragen vervolgens aan haar heeft betaald.
Naar aanleiding van twijfel over de rechtmatigheid van deze declaraties heeft Univé in drie enquêtes 1.529 van deze verzekerden bevraagd. 942 personen hebben daarop geantwoord dat de declaratie(s) niet juist was/waren.
Zowel de eerste als de tweede enquête (onder 64 respectievelijk 465 personen) wees uit dat 63% van de bevraagden antwoordde niet bij het podoinstituut te zijn geweest dan wel het podoinstituut niet te kennen (in de uitkomsten van de derde enquête is deze groep niet specifiek vermeld.)
Dit past eveneens bij het door de politie uitgevoerde onderzoek naar de resultaten van de door Univé uitgevoerde enquêtes. Zij heeft van de bevraagde groep van 1.529 verzekerden 21 personen gehoord. Hieruit bleek dat voor 14 van deze personen en/of hun gezinsleden zorg was gedeclareerd terwijl zij niet bij het podoinstituut waren geweest, dit is 66%. [1]
De conclusies van Univé en de politie wijken niet veel af van de eigen constatering van [medeverdachte] en [verdachte] op dit punt. Zij concludeerden na onderzoek van de door Univé aangeleverde -in de tenlastegelegde periode ingediende- declaratieformulieren, dat slechts ongeveer 50 tot 53% van de betreffende verzekerden klant was van het podoinstituut. Anders dan bij het onderzoek door Univé en de politie het geval is, baseren [medeverdachte] en [verdachte] hun conclusie op het onderzoek van
alledoor Univé aangeleverde - in de tenlastegelegde periode ingediende - declaratieformulieren.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank er van uit dat ongeveer de helft van de verzekerden voor wie het podoinstituut in de relevante periode zorg heeft gedeclareerd, geen klant was van het podoinstituut.
Onverklaarbare winsten
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat vanaf 2009 het podoinstituut aanzienlijke bedragen van Univé ontvangt die niet uit de bedrijfsadministratie kunnen worden verklaard. In het jaar 2009 en 2010 nam de omzet van het podoinstituut fors toe terwijl de kostprijs (van de omzet) daarvan vrijwel gelijk bleef. In de jaren tot en met 2008 is het eigen vermogen oplopend negatief. In 2009 wordt het eigen vermogen omgebogen naar een positief saldo op grond van een winst van ongeveer € 400.000. Een verklaring hiervoor blijkt niet uit de jaarrekening. Over 2010 is er € 341.838 meer van Univé ontvangen dan er uit de omzetverantwoording van het podoinstituut bleek. In 2011 (tot aan september) was dit een bedrag van ongeveer € 840.000. Reeds over het jaar 2009 hebben getuigen verklaard dat er declaraties op hun naam hebben plaatsgevonden voor steunzolen die niet zijn geleverd en consulten die niet hebben plaatsgevonden. [2]
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat in de tenlastegelegde periode namens het podoinstituut op grote schaal bij Univé zorg is gedeclareerd terwijl de betreffende verzekerden die zorg niet hebben genoten. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank dus bewezen dat dit reeds op 1 januari 2009 een aanvang heeft genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat de van Univé ontvangen bedragen die niet uit de omzetverantwoording verklaard konden worden, voor - in elk geval een aanzienlijk deel - de betalingen op deze onjuiste declaraties betreffen. Voor een andere verklaring zijn geen relevante aanwijzingen gevonden. Gezien de schaal waarop dit plaatsvond kan het niet anders dan dat het om opzettelijk valselijk opgemaakte en ingediende declaratieformulieren ging. Aldus is Univé bewogen tot de afgifte van deze bedragen en daarmee voor een in totaal zeer aanzienlijk bedrag opgelicht.
Medeplegen
De rechtbank gaat ervan uit dat in beginsel alleen [medeverdachte] en/of [verdachte] verantwoordelijk kunnen/kan zijn voor de gepleegde fraude. Uit de verklaringen van de medewerkers van het podoinstituut volgt dat geen ander dan [medeverdachte] en/of [verdachte] zich bezig hielden met het declareren bij Univé. Dit volgt ook uit de verklaringen van henzelf. Voor beiden gold dat zij, anders dan de overige medewerkers van het podoinstituut, beschikten over een computer waarop het programma Vecozo was geïnstalleerd. Dit - met een wachtwoord beveiligde - systeem bood hen op eenvoudige wijze toegang tot verzekeringsgegevens van personen, ook van hen die geen klant van het podoinstituut waren. Dit bood hen de gelegenheid tot het plegen van fraude.
Zowel [medeverdachte] als [verdachte] hebben ontkend van de fraude te hebben geweten. Bij de vraag - in het vooronderzoek en ter terechtzitting - wie de fraude heeft gepleegd, wijzen zij naar elkaar.
[medeverdachte]
De activiteiten van het podoinstituut werden uitgevoerd vanuit een besloten vennootschap (bv) en vanuit een vennootschap onder firma (vof). [medeverdachte] was directeur/grootaandeelhouder van de bv en medevennoot van de vof. In die hoedanigheden was zij formeel verantwoordelijk voor het beleid van en de gang van zaken binnen het podoinstituut. Blijkens deze verklaringen had [medeverdachte] eveneens de feitelijke zeggenschap in de onderneming, ook in de perioden van haar ziekte. [medeverdachte] had toegang tot de bankrekening van het podoinstituut en de rechtbank gaat er, in weerwil van haar ontkenning, dan ook vanuit dat zij wist van de aanzienlijke bedragen die Univé daarop betaalde. Mede uit de volgende omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] actief bij de fraude was betrokken:
  • [Getuige 1] ontving op initiatief van [medeverdachte] , van haar een factuur van het podoinstituut waarop zij meer zorg had vermeld dan hij had genoten, met het doel dat hij hiermee ook de niet door verzekering gedekte kosten zou kunnen declareren. In het gesprek dat [medeverdachte] op 11 juli 2012 voerde met de curator, mr. Dunselman en Univé verklaarde zij dat als voor klanten al de maximumvergoeding was bereikt, zij wel eens op de verzekering van de partner declareerde. Bij deze voorvallen heeft [medeverdachte] getoond / toegegeven dat zij in voorkomende gevallen fraude pleegt.
  • [Getuige 2] verklaart dat zij in het podoinstituut een A-4tje heeft aangetroffen waarop in het handschrift van [medeverdachte] een lijst met namen, adressen en verzekeringspakketten van Univé waren geschreven. Bij controle van een vijftal namen bleek het te gaan om personen die geen klant waren. Hieruit en uit hetgeen [Getuige 2] verder verklaart, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] , al dan niet met hulp van haar echtgenoot, achter de computer bezig is geweest met het verzamelen en/of invoeren van verzekerings- en persoonsgegevens. Uit de - niet gelijkluidende - verklaringen die hierover zijn afgelegd door [medeverdachte] , [man medeverdachte] en [Getuige 2] , leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] toen bezig was met of ten behoeve van het valselijk opmaken van declaraties voor Univé.
  • Op 1 augustus 2011, toen het podoinstituut was gesloten en [verdachte] wel en [medeverdachte] niet met vakantie was, zijn in het boekhoudsysteem van het podoinstituut 755 paar therapiezolen ter waarde van € 60.400 en 3.018 consulten ter waarde van € 120.720 geboekt. Het kan redelijkerwijs niet anders dan dat [medeverdachte] dit heeft gedaan teneinde - naar de rechtbank aanneemt - de van Univé ontvangen bedragen in de boekhouding te kunnen verantwoorden.
  • Van de door het podoinstituut ontvangen bedragen heeft [medeverdachte] , gelet op haar positie, direct en het meest geprofiteerd.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] actief betrokken was bij de gepleegde fraude.
[verdachte]
was de bedrijfsleider van het podoinstituut. Volgens de medewerkers van het podoinstituut voerde zij het beleid van [medeverdachte] uit. Zij voorzag de boekhouder van de door hen benodigde gegevens, fungeerde als hun contactpersoon en had toegang tot de bankrekening van het podoinstituut. Voornamelijk [verdachte] hield zich bezig met de declaraties voor Univé. Zij vulde de daartoe benodigde gegevens in een - telkens overschreven - Excel bestand, maakte de declaratieformulieren op, printte en tekende deze en maakte de formulieren tenslotte gereed voor verzending per post.
Volgens [verdachte] wist zij desondanks niet van de fraude met de declaratieformulieren. Volgens haar kunnen er niet 280 niet getekende declaratieformulieren zijn, weet zij zeker dat [medeverdachte] deze formulieren ook heeft getekend en is haar handtekening makkelijk te vervalsen.
De rechtbank stelt vast dat Univé beschikte over 460 declaratieformulieren van het podoinstituut waarvan er geen één door [medeverdachte] , 173 door [verdachte] en 280 niet waren ondertekend. [Getuige 3] heeft ter terechtzitting verklaard dat Univé ook niet getekende formulieren accepteerde. Verder blijkt uit het declaratiebestand dat soms lange periodes zijn verstreken zonder dat een getekend declaratieformulier werd ingediend. Zo betreft de eerste getekende declaratie in 2009 pas de periode van 23 juni tot en met 2 juli 2009 (nr 40). Vervolgens zijn alle declaraties tussen 15 januari 2010 (nr 101) en 26 juli 2010 (nr 200) ongetekend, dit is een periode van ruim 6 maanden. Gelet hierop en op de functie en taken van [verdachte] binnen het podoinstituut kan het redelijkerwijs niet anders dan dat zij op de hoogte was van de feitelijk ingediende, valse ook ongetekende declaraties.
Aan hetgeen [verdachte] heeft aangevoerd over de eventuele valsheid van haar handtekening op declaratieformulieren gaat de rechtbank voorbij, nu zij hierover te weinig concreet en specifiek is geweest en ook overigens aanwijzingen in die richting ontbreken.
Dat [verdachte] - minst genomen - wist dat binnen het podoinstituut opzettelijk onjuist werd gedeclareerd, blijkt voorts uit de verklaring van [Getuige 4] . Zij verklaart dat zij [verdachte] heeft aangesproken over het in haar ogen frauduleuze factureergedrag binnen het podoinstituut; bijvoorbeeld het factureren van lichaamsontharing als gezichtsontharing omdat dat laatste wel verzekerd was. [verdachte] zei in eerste instantie tegen [Getuige 4] dat ze haar daar naar betaalde.
Verder is gebleken dat de namen van 77 personen die - in de tweede enquête van Univé- hebben verklaard dat zij geen zolen hebben aangeschaft, voorkomen op de - door [verdachte] getekende - voorbladen van de bij Univé ingediende declaratieformulieren. Dit is onder meer het geval bij declaratienummers 265 en 272. [3] Uit de betreffende, kennelijk door [verdachte] opgemaakte declaratieregels blijkt evident dat deze onjuist zijn; het gaat hierbij om een consult en zolen voor een verzekerde van vijf maanden oud, respectievelijk voor een verzekerde op de dag van zijn geboorte. Desondanks heeft [verdachte] deze declaratieformulieren getekend waarna deze bij Univé zijn ingediend.
Ten slotte heeft [verdachte] (zoals uit de bewijsmiddelen bij feit 3 volgt) - zonder duidelijke reden - € 50.812,01 van het podoinstituut ontvangen voor de aanschaf van een auto. Deze kostte € 40.040,00 [4] , het resterende bedrag heeft zij onder haar kinderen verdeeld. Daarnaast zijn de facturen van de verbouwing van haar huis, € 125.158,85 in totaal, door het podoinstituut betaald aan de aannemer. Ook zijn er bedragen van € 3.500,- en € 2.500,- aan haar overgemaakt. Aldus heeft [verdachte] ter waarde van € 181.970,86 geprofiteerd van de fraude. Dat het hier om een schenking van [medeverdachte] ging zoals [verdachte] heeft aangevoerd, acht de rechtbank onwaarschijnlijk nu dit bedrag het tienvoudige is van wat [medeverdachte] haar eigen kinderen heeft geschonken. [5]
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat ook [verdachte] actief betrokken was bij de gepleegde fraude.
Gezamenlijke uitvoering
Uit het voorgaande, met name de omvang van de bedragen die [verdachte] met [zoals de rechtbank hierna ten aanzien van feit 3 overweegt] instemming van [medeverdachte] van het podoinstituut heeft ontvangen, volgt al dat het redelijkerwijs niet anders kan dan dat [medeverdachte] en [verdachte] hebben samengewerkt bij de oplichting van Univé. Dit blijkt eveneens uit de volgende incidenten.
[medeverdachte] en [verdachte] zijn, toen de boekhouder vroeg om de onderliggende declaraties en met hen besprak dat over 2010 een groot bedrag was ontvangen dat niet uit de omzet kon worden verklaard, beiden passief gebleven in plaats van actie te ondernemen. Tegen de boekhouder meldden zij dat het om fouten van Univé ging. Verder noemde [medeverdachte] als verklaring voor de gesignaleerde problemen, dat zij op Marktplaats een grote partij goedkope zolen hadden ingekocht en contant afgerekend. [verdachte] bevestigde dit. Inkoopfacturen hebben zij niet kunnen overleggen en het bestaan van die transactie is ook op andere wijze niet gebleken. [medeverdachte] heeft later ontkend dat een dergelijke partij zolen op Marktplaats is ingekocht.
In het gesprek van 19 december 2011 confronteert Univé [medeverdachte] en [verdachte] met de uitkomsten van haar onderzoek naar de rechtmatigheid van de declaraties van het podoinstituut. [medeverdachte] en [verdachte] voeren vervolgens gezamenlijk een - naar uit de verklaringen van het overig personeel van het podoinstituut blijkt - fictief persoon op, ene Lavina, die geholpen zou hebben met het invullen van lijsten/declaraties. Dit hadden zij op de heenreis naar het voornoemde gesprek in de auto zo afgesproken. Dat de één, onwetend van de fraude, dit louter deed op verzoek van de ander, acht de rechtbank gelet op de overige omstandigheden, waaronder het moment waarop dit gesprek plaatsvond, onwaarschijnlijk. Vóór dit gesprek waren [medeverdachte] en [verdachte] immers al geïnformeerd over de problemen in de omzetverantwoording en over het door Univé uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek. Voorts blijkt uit het vooraf bedachte en in het gesprek gepresenteerde verhaal zelf dat [medeverdachte] en [verdachte] wisten dat zij zich voor de declaraties van het podoinstituut zouden moeten verantwoorden. Precies op dat punt wordt Lavina immers door hen opgevoerd.
De rechtbank ziet in het gedrag van [medeverdachte] en [verdachte] tegenover de boekhouder, evenals in het opvoeren van Lavina tegenover Univé, een gezamenlijk optrekken van [medeverdachte] en [verdachte] op het moment waarop zij worden aangesproken op een - als gevolg van de fraude ontstane - onverklaarbare situatie. Zij steunen elkaar in hun kennelijke pogingen om de fraude te verhullen, hetgeen past bij het medeplegen daarvan. Gelet op het verschil in positie binnen het podoinstituut en de mate waarin elk heeft geprofiteerd van de fraude, gaat de rechtbank er van uit dat [medeverdachte] een aanzienlijk groter aandeel in de fraude heeft gehad dan [verdachte] .
3.6.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 primair
Zoals hiervoor uiteengezet, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] uit naam van het podoinstituut op grote schaal valse declaraties heeft opgemaakt en ingediend bij Univé. Univé is daardoor in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011 bewogen tot afgifte van vele geldbedragen. Daarmee is komen vast te staan dat [verdachte] en [medeverdachte] wisten dat deze geldbedragen, die op het bankrekeningnummer van het podoinstituut binnenkwamen, van misdrijf afkomstig waren. Vervolgens, zo volgt uit de in de bijlage ten aanzien van feit 3 opgesomde bewijsmiddelen, zijn via de rekening van het podoinstituut verbouwingskosten ad € 125.158,85 ten behoeve van de privéwoning en de garage van [verdachte] voldaan. Daarnaast zijn via de rekening van het podoinstituut en de en/of rekening van [man medeverdachte] overboekingen naar [verdachte] gedaan van in totaal € 77.812,01, steeds met vermelding van misleidende omschrijvingen. De verdediging heeft de hoogte van het verbouwingsbedrag betwist. De rechtbank stelt echter vast dat ten behoeve van die verbouwing voor € 125.158,85 is gefactureerd en vanaf het rekeningnummer van het podoinstituut is betaald. Dat dit bedrag niet in lijn zou zijn met de (waarde van de) verrichte werkzaamheden doet daar niet aan af. Daar komt bij dat [verdachte] zicht heeft gehad op de verbouwing en het bankrekeningnummer vanaf welke de facturen zijn betaald en zich kennelijk niet tegen die betalingen heeft verzet. Bovendien is in de eigen administratie van [verdachte] een factuur aangetroffen van € 54.403,15 [6] , een bedrag dat de offerte al ruimschoots overschrijdt, en heeft [verdachte] daarnaast verklaard dat er ten opzichte van de oorspronkelijke offerte werkzaamheden zijn bijgekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat het van de en/of rekening van [man medeverdachte] overgeboekte bedrag van € 2.500 indirect (mede) van misdrijf afkomstig is nu niet is gebleken dat [medeverdachte] en haar echtgenoot [man medeverdachte] andere – legale – inkomsten hadden, naast de inkomsten als venno(o)t(en) vanuit het podoinstituut. [verdachte] heeft zich daarmee samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan witwassen. Het verweer van de verdediging strekkende tot (partiële) vrijspraak wordt verworpen.
3.7
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen
a. a) op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde declaratieformulieren [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299] - zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte en/of haar mededader telkens valselijk - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en op die/dat declaratieformulier(en) telkens vermeld
- dat aan een of meer bij Univé verzekerde (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) personen [te weten onder meer [namen verzekerden]
podotherapeutische zolen zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en
- daarbij telkens (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en),
zulks telkens met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken;
en vervolgens telkens
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299]
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken telkens (onder meer) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader voornoemde declaratieformulieren heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Coöperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid telkens hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zolen en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde personen [te weten onder meer [namen verzekerden]
is/zijn geleverd en/of gegeven
en voornoemde valse declaratieformulieren telkens opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad
terwijl zij, verdachte en haar mededader telkens wisten dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften telkens echt en onvervalst;
Feit 2:
Primair
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen,
telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een of meer listige kunstgrepen,
telkens NV Univé Zorg (onderdeel van Coöperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid telkens
- een of meer op naam van [bedrijf medeverdachte] gestelde declaratieformulieren [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299] (valselijk) opgemaakt en
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf medeverdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden]
podotherapeutische zolen zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf medeverdachte] (dan wel de [bedrijf medeverdachte] ) vermeld en
- een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en
- vervolgens dat/die declaratieformulier(en) per post opgestuurd en/of laten opsturen naar
en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
Feit 3:
Primair
zij in de periode van 27 november 2009 tot en met 28 juni 2011 te Alkmaar en Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van in totaal 202.970,86 euro, te weten:
* 77.812,01 euro, bestaande uit 31.250,- euro en 19.562,01 euro en 21.000,- euro en 3.500,- euro en 2.500,- euro, zijnde bedragen die in de periode van 27 november 2009 tot en met 16 juni 2011 van bankrekeningnummer [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] zijn overgeboekt naar haar, verdachtes, bankrekeningnummers [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ,
en
* 125.158,85 euro, bestaande uit 13.920,62 euro en 8.165,78 euro en 3.196,94 euro en 4.001,97 euro en 8.710,80 euro en 583,10 euro en 17.351,39 euro en 20.000,- euro en 20.000,- euro en 29.228,26 euro, zijnde bedragen die in de periode van 11 mei 2010 tot en met 28 juni 2011 van bankrekeningnummer [rekeningnummer] zijn overgeboekt naar aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] op de rekeningnummers [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] ten behoeve van verbouwingen van/aan de privéwoning en garage van haar, verdachte, aan de [adres verdachte]
- in elk geval telkens enig voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
terwijl zij en haar mededader telkens wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - telkens mede afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
de voortgezette handeling van
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
Ten aanzien van feit 3 primair:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie aangevoerd dat, nu sinds de aanhouding van verdachte er ruim vijf jaren zijn verstreken, er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Dit heeft hij verdisconteerd in zijn strafeis. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – geheel subsidiair – gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn en betoogd dat dit, in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, hooguit zou moeten leiden tot een taakstraf al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het traject van aflossing van haar schulden, waarmee verdachte al jaren bezig is, bovendien doorkruisen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 februari 2019 van D. Stein, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, bedrijfsleidster bij het podoinstituut, heeft zich tezamen met haar medeverdachte - directeur en medevennoot van het podoinstituut - in een periode van 2,5 jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer grote fraude van zorggeld, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschrift en oplichting. Jarenlang heeft verdachte, namens het podoinstituut, tezamen met de medeverdachte, honderden valse declaratieformulieren ingediend bij zorgverzekeraar Univé. Veelvuldig en op grote schaal werden consulten en steunzolen, buiten weten van verzekerden om, gedeclareerd, consulten die niet hebben plaatsgevonden en steunzolen die niet zijn geleverd. De declaratieformulieren zijn daarmee niet alleen valselijk opgemaakt, maar ook valselijk gebruikt. Verzekeraars, als Univé, moeten in het economisch verkeer kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van de door zorgverleners ingediende declaraties. Verdachte en haar medeverdachte hebben door hun handelen dat vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft door indiening van de valselijk opgemaakt declaraties bij Univé gedurende een lange periode op structurele en listige wijze zorgverzekeraar Univé misleid, opgelicht en bewogen tot het doen van betalingen aan het podoinstituut van de medeverdachte. Met haar handelen, waarbij haar eigen financieel belang blijkbaar de boventoon voerde en waarbij het benadelingsbedrag enorm hoog opgelopen is, heeft verdachte op grote schaal teveel gedeclareerd, geld dat bestemd was voor het bekostigen van zorg en heeft zij misbruik gemaakt van een fraudegevoelig systeem, waarbij bedrijven als het podoinstituut juist het vertrouwen genieten om op een juiste wijze gebruik te maken van het systeem. Verdachte heeft voorts de opbrengsten van de oplichting, van ongeveer tweehonderdduizend euro, witgewassen. De opbrengsten die zijn aangewend ten behoeve van een auto en voor de verbouwing van de woning van de verdachte. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door haar handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit en de transparantie van het financiële en economische verkeer.
Tijdens de behandeling van de strafzaak en uit het dossier is gebleken dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor haar handelen. Zij blijft ontkennen zich aan de thans bewezen strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met haar persoonlijke omstandigheden, zoals deze blijken uit het over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport en zoals besproken ter terechtzitting, mede aan de hand van de door de raadsvrouw van verdachte in het geding gebrachte stukken. Daaruit blijken de financiële gevolgen voor verdachte op de beschuldigingen in de onderhavige strafzaak. Aangesproken door de curator in het faillissement van het podoinstituut heeft verdachte € 8.500,- betaald aan de boedel. Daarnaast lost verdachte aan de fiscus een bedrag van meer dan honderdduizend euro af middels een loonbeslag op haar salaris. De fiscus heeft betalingen van het podoinstituut gedaan ter zake verbouwingen aan de privé woning van verdachte opgevat als loon, welke niet zijn vermeld in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van verdachte over de jaren 2009, 2010 en 2011 en heeft navorderingsaanslagen van meer dan honderdduizend euro opgelegd aan verdachte. Met de betaling van voornoemde grote schulden houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening.
De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie niet eerder veroordeeld is.
Naar het oordeel van de rechtbank dient in sterk matigende zin gewicht toegekend te worden aan het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten inmiddels dateren van 8 jaar geleden en ouder. Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM inzake de behandeling van een strafzaak binnen redelijke termijn in forse mate geschonden en dit moet leiden tot een vermindering van de straf. In deze procedure heeft de op redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang genomen op 11 februari 2014, toen verdachte in verzekering is gesteld. Het tijdsverloop tussen voornoemde datum en de datum van het eindvonnis in deze zaak bedraagt 5 jaar en 4 maanden. Uitgaande van een redelijke termijn van 2 jaar is deze periode overschreden met een termijn van 3 jaar en 4 maanden. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte/verdediging een vertragende rol van betekenis heeft gespeeld op de duur/verloop van het proces en/of de afhandeling van de strafzaak, zodat de termijnoverschrijding niet aan verdachte kan worden verweten.
De bewezen verklaarde valsheid in geschrift en oplichting, die elk op zichzelf een misdrijf oplevert, staan in zodanig verband met elkaar dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling omdat de in aanmerking te nemen gelijksoortige feiten voortkomen uit dezelfde ongeoorloofde wilsbesluiten. Door toepassing van deze bepaling wordt voor de straf ten aanzien van deze feiten slechts één strafbepaling toegepast, te weten die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Dit is de valsheid in geschrift.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een veel lagere strafoplegging, dan de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank in grotere mate rekening houdt met de forse overschrijding van de redelijke termijn en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder ook de jarenlange (financiële) onzekerheid waarin verdachte heeft verkeerd. Gelet op de ernst en de duur van de bewezen verklaarde feiten ontkomt de rechtbank er niet aan om, anders dan door de raadsvrouw bepleit, ook nog een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De straf is lager dan de straf die de medeverdachte krijgt opgelegd, nu verdachte niet als zelfstandig zorgverlener vanuit haar eigen podoinstituut heeft geopereerd en in mindere mate van de opbrengst van het strafbare handelen heeft geprofiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, met inachtneming de hiervoor weergegeven bijzondere omstandigheden, voldoende tot uitdrukking gebracht in de op te leggen straf.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij N.V. Univé Zorg heeft een (ter terechtzitting aangepaste) vordering tot schadevergoeding van € 567.379,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit ten onrechte betaalde uitkeringen op basis van frauduleuze declaraties (€ 487.506,75) en zogenoemde uit onderzoek naar voren gekomen ‘bijvangst’ ter zake van dubbele declaraties, Sandalino’s, behandelingen op zondag en declaraties voor kinderen onder de 4 jaar (totaal: € 69.873,-) in de periode 1 januari 2009 tot en met 15 juli 2011. Daarnaast bestaat de gestelde schade uit onderzoekskosten ad € 10.000,-.
De rechtbank heeft onder feiten 1 en 2 bewezenverklaard dat verdachte zich samen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan grootschalige verzekeringsfraude en oplichting van de benadeelde partij, waardoor deze rechtstreekse schade heeft geleden. De benadeelde partij stelt dat deze schade € 567.379,75 bedraagt en baseert dit bedrag enerzijds op het totaalbedrag van de declaraties die door de geënquêteerde verzekerden als onjuist zijn aangemerkt. Anderzijds bestaat het bedrag uit de hiervoor genoemde bijvangst.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 487.506,75 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Het bedrag aan ‘bijvangst’ ad € 69.873,- betreft naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer rechtstreekse door de fraude en oplichting veroorzaakte schade, zodat de rechtbank de benadeelde partij ter zake van dit bedrag niet-ontvankelijk in haar vordering zal verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderging desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is op grond van de stukken in het dossier en de stukken die bij de vordering benadeelde partij zijn gevoegd daarnaast van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de oorzaak en omvang van de schade en dat deze schade € 10.000,- betreft. De rechtbank wijst deze gevorderde schadepost toe.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom toewijzen tot een bedrag van € 497.506,75,-. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2017, zijnde de datum van ondertekening van de vordering benadeelde partij, tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank tot slot van oordeel dat van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in onderhavige zaak moet worden afgezien.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.7 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
N.V. Univé Zorggeleden schade tot een bedrag van
€ 497.506,75,-,als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan N.V. Univé Zorg, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. W.J. van Andel en E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019.

Voetnoten

1.Zie bewijsmiddelen 7, 10, 12, 14, 17, 25, 32, 39, 41, 43, 46, 49, 52 en 54
2.Zie bewijsmiddelen 17, 30, 32 en 43
3.Zie bewijsmiddelen 63 en 64
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2014 (map 6, AMB-31, dossierpagina 707 e.v.)
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [ex-man medeverdachte] d.d. 6 december 2016 bij de rechter-commissaris (losse bijlage)
6.Het proces-verbaal van bevindingen facturen verbouwing Swinkels d.d. 27 januari 2014 (map 6 AMB-029, dossierpagina 651 e.v.)