ECLI:NL:RBNHO:2019:5252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
C /15/289873 / HA RK 19/129
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland

Op 19 juni 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de wrakingskamer zelf. Het verzoek was ingediend op 23 mei 2019 en betrof een kantonrechter die een zaak van de verzoeker tegen het Openbaar Ministerie behandelde. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2019 hebben zowel de verzoeker als de gewraakte kantonrechter hun standpunten toegelicht. Na de behandeling heeft de wrakingskamer besloten om op 28 juni 2019 uitspraak te doen, maar de verzoeker diende op 17 juni 2019 een nieuw wrakingsverzoek in tegen de wrakingskamer zelf.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker voerde aan dat er sprake was van partijdigheid van de leden van de wrakingskamer, maar de wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende gemotiveerd waren. De verzoeker had geen zwaarwegende redenen aangedragen die objectief gerechtvaardigd zouden zijn voor de vrees dat de wrakingskamer niet onpartijdig zou zijn.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het verzoek zonder mondelinge behandeling is afgedaan. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/289873 / HA RK 19/129
datum uitspraak : 19 juni 2019
BESLISSINGop het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
tegen
de wrakingskamer in de rechtbank Noord-Holland.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Op 23 mei 2019 heeft verzoeker bij de rechtbank Noord-Holland een wrakingsverzoek ingediende met betrekking tot de kantonrechter die de zaak van verzoeker tegen het Openbaar Ministerie (OM) behandelde.
Het verzoek en het dossier is in handen gesteld van de wrakingskamer van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.2.
De wrakingskamer heeft op vrijdag 14 juni 2019 een mondelinge behandeling van het verzoek vastgesteld. Verzoeker en de gewraakte kantonrechter zijn daar verschenen en hebben het woord gevoerd.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer niet onmiddellijk uitspraak gedaan, maar de uitspraak bepaald op 28 juni 2019.
1.4.
Bij brief van 17 juni 2019 schrijft verzoeker het volgende:
“Verzoek tot Wraking van de Wrakingskamer,(…)Ondanks het feit dat ik op zeer vriendelijke en voorkomende wijze ben behandeld vormt hetgeen mij tijdens deze zitting is gebleken alle reden om een verzoek tot wraking van uw wrakingskamer in te dienen.
Ook deze stap heb ik gedurende het tussenliggende weekeinde grondig overwogen en
bestudeerd. In tegenstelling tot het optreden van de staat tot op heden meent ondergetekende dat het hebben van integriteit en het in acht nemen van zorgvuldigheid allesbepalend zijn.”
1.5.
De griffier heeft dit nieuwe wrakingsverzoek in handen gesteld van een nieuw samengestelde wrakingskamer om op dit nieuwe verzoek te beslissen. De nieuwe wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.
2. BEOORDELING VAN HET VERZOEK
2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
2.2.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
2.3.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de leden van de wrakingskamer.
2.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 37 Rv dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn. Dat betekent dat het verzoek de gronden voor de verzochte wraking moeten bevatten.
2.5.
Verzoeker voert in zijn verzoekschrift een aantal zaken aan die niets met mogelijke vooringenomenheid van de leden van de wrakingskamer te maken hebben. Zijn positie tijdens de behandeling bij de kantonrechter (“beklaagdenbank”), de gestelde misstanden bij het OM en CVOM (“geknoei”) en het kunnen zijn van gemachtigde of niet laat de wrakingskamer dan ook verder buiten beschouwing.
2.6.
Bij een welwillende lezing kunnen de volgende passages als onderbouwing van het verzoek worden beschouwd als :
“Verzoeker heeft gedetailleerd melding gemaakt van het partijdig zijn van mw. Liefting
Voogd tijdens haar behandeling en heeft vervolgens het “verweer” in haar reactie
volkomen weerlegd. Tijdens de zitting van de wrakingskamer kon zij niets naar voren
brengen ter haar verdediging en de wrakingskamer heeft haar ook geen énkele vraag
gesteld met betrekking tot de door ondergetekende geuite ernstige verwijten. Dit is een
zeer vreemde zaak want beschuldigingen die niet kunnen worden weerlegd worden normaal gesproken geacht waar te zijn! Ik verwijt het de wrakingskamer dan ook hier geen
uitleg over te hebben gevraagd. Verzoeker heeft daarom grote twijfel of dit überhaupt
zal worden meegenomen in de overwegingen leidend tot de beslissing.
Verzoeker bestrijdt ten overvloede de suggestie dat het wrakingsverzoek van mw.
Liefting-Voogd betrekking heeft op “processuele beslissingen” of haar “rechterlijke
vrijheid”. Dit werd door de kamer al gesuggereerd waarop ondergetekende antwoordde
“uitsluitend wanneer deze betrekking hadden op haar vooringenomenheid”. Dergelijke
“rechterlijke vrijheid” heeft een rechter immers niet. Echter tolereren dat het O.M. haar
toevlucht neemt tot de gevolgde dubieuze handelswijze, naast haar standaard verwijtbare werkwijze, zou sowieso ontoelaatbaar moeten zijn en verontwaardiging oproepen
bij élk individu met fatsoen en integriteit!”
Conclusie.
Verzoeker concludeert dat het OM. en “de rechtspraak” een gesloten kordon vormen tegen
burgers, zelfs als deze in hun recht staan. Het nieuws in de kranten van vandaag dat
gemeenten de afgelopen vijf jaar maar liefst 126 miljoen euro kwijt waren aan wachtgeld voor oud-wethouders geeft al aan waar dat vandaan moet komen: van burgers die dankzij
speciaal daartoe bedachte wetten en wat hulp van “de rechtspraak” geen poot aan de grond
krijgen. Deze zaak is daar een mooi voorbeeld van: zelfs de meest weerzinwekkende Zuid-
Amerikaanse bananenrepubliek zou er apetrots op zijn. Alleen hebben die tenminste het
fatsoen niet te pretenderen een “Rechtsstaat” te zijn en “het beste jongetje van de klas”!”
2.7.
De wrakingskamer leest in het voorgaande geen gronden voor wraking. Aangezien het verzoek niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
2.8.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen – zal de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
Dat betekent dat het verzoek zonder mondelinge behandeling wordt afgedaan.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
beveelt dat het proces in de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van eerste wrakingskamer van de locatie Alkmaar van de rechtbank Noord-Holland.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. D.D.M. Hazeu en
mr. J.L. Roubos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, ter openbare terechtzitting van 19 juni 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.