ECLI:NL:RBNHO:2019:5068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
C/15/281398 / FA RK 18-6330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van drie Portugese minderjarige kinderen door echtelieden met Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 juni 2019 uitspraak gedaan over het verzoek tot adoptie van drie Portugese minderjarige kinderen door een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit. De verzoekers, beiden woonachtig in Nederland, hebben op 31 oktober 2018 een verzoekschrift ingediend voor de adoptie van de kinderen, die in Portugal zijn geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers voldoen aan de wettelijke vereisten voor adoptie en dat er geen bezwaren zijn van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de adoptie in het belang van de kinderen is en dat de verzoekers de kinderen sinds 16 maart 2018 verzorgen en opvoeden.

De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van het feit dat de verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Daarnaast is vastgesteld dat er geen eerdere adoptie in Portugal heeft plaatsgevonden, waardoor de rechtbank bevoegd was om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de inschrijving van de geboorteakten van de kinderen in de registers van de burgerlijke stand gelast. De verzoekers hebben gekozen dat de kinderen de geslachtsnaam van de verzoekers zullen dragen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoekers toegewezen, met uitzondering van het verzoek om uit te spreken dat de adoptie conform het Haags Adoptieverdrag heeft plaatsgevonden, omdat hier geen wettelijke grondslag voor was. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/281398 / FA RK 18-6330
beschikking van 12 juni 2019 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker] ,
[verzoekster] ,
echtelieden,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. P. Baur, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 31 oktober 2018;
- de stukken van verzoekers, ingekomen op 6 december 2018 met bijlagen en op 2 januari 2019 met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), ingekomen op 11 februari 2019;
- de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den [plaats] (verder: ABS), ingekomen op 6 maart 2019.
1.2
Gezien de overgelegde stukken heeft de rechtbank afgezien van een behandeling ter zitting.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoekers zijn op [datum] in de gemeente [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 24 juli 2017 (nr. [nr.] ) aan verzoekster [verzoekster] toestemming verleend voor het opnemen van één of twee buitenlandse kinderen ter adoptie. Uit het stuk “Statement of approval of the decision in the State of Origin that a child should be entrusted to prospective adoptive parent” van 19 februari 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming blijkt dat er geen bezwaren bestaan tegen de beslissing in Portugal dat de hierna te adopteren kinderen worden toevertrouwd aan verzoekster [verzoekster] en dat de adoptie voortgang kan vinden. Aan de minderjarigen wordt toestemming verleend om naar Nederland te komen en aldaar permanent te verblijven.
2.3
Uit de gewaarmerkte afschriften uit de basisregistratie personen van de gemeente [plaats] van 28 november 2018 blijkt dat de minderjarigen sinds 3 april 2018 staan ingeschreven op het adres van verzoekers.
2.4
Uit het overgelegde uittreksel van de geboorteakte van de burgerlijke stand van [plaats] , Portugal van 12 maart 2018 (No. [nr.] ) blijkt dat op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal is geboren een kind van het mannelijk geslacht genaamd: [minderjarige] . Op de geboorteakte is als moeder vermeld: [moeder] en als vader: [vader] .
2.5
Uit het overgelegde uittreksel van de geboorteakte van de burgerlijke stand van [plaats] , Portugal van 12 maart 2018 (No. [nr.] ) blijkt dat op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal is geboren een kind van het vrouwelijk geslacht genaamd: [minderjarige] . Op de geboorteakte is als moeder vermeld: [moeder] en als vader: [vader] .
2.6
Uit het overgelegde uittreksel van de geboorteakte van de burgerlijke stand van [plaats] , Portugal van 12 maart 2018 (No. [nr.] ) blijkt dat op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal is geboren een kind van het vrouwelijk geslacht genaamd: [minderjarige] . Op de geboorteakte is als moeder vermeld: [moeder] en als vader: [vader] .
2.7
Uit het overgelegde stuk “verklaring” van de adjunct-griffier van de Districtsrechtbank van [plaats] – Gerecht voor familie- en jeugdzaken te [plaats] van 21 maart 2018 (Nr/kenmerk: [nr.] ) blijkt dat wordt bevestigd dat in die rechtbank enkele dossiers lopen onder nummer [nr.] , met als verzoekster: Het Openbaar Ministerie en als minderjarigen: [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] . Verder wordt bevestigd dat de aangehechte fotokopieën een onverbrekelijk deel van deze verklaring vormen en blijkens de dossiers overeenstemmen met de originelen en derhalve zullen worden gewaarmerkt met het droogstempel dat bij deze griffie wordt gebruikt. Aldus wordt het voorgaande bevestigd, gelet op hetgeen uit de dossiers blijkt, waarnaar ingeval van twijfel wordt verwezen, en is het de bedoeling van deze verklaring dat de aspirant-adoptieouders: [verzoekster] en [verzoeker] , met de bovengenoemde minderjarigen naar Nederland vertrekken.
2.8
Uit het overgelegde stuk “Conclusie” van de Districtsrechtbank van [plaats] , Portugal, Gerecht voor familie- en jeugdzaken te [plaats] van 21 maart 2018 (procedure nr. [nr.] , Vooruitgangs- en beschermingsprocedure [nr.] ) blijkt dat bij vonnis van 14 februari 2017 op de minderjarigen de maatregel is toegepast van plaatsing in een instelling met het oog op toekomstige adoptie, onder benoeming van de directrice van de instelling die de minderjarigen heeft opgevangen als voorlopig bewindvoerder. Naar aanleiding van het verzoek van de Districtsgroep voor adopties van de Dienst voor Sociale Zekerheid te [plaats] , wordt de overdracht van het tijdelijk bewind over de minderjarigen bepaald aan de aspirant-adoptiefouders, [verzoekster] en [verzoeker] . Het vertrek van de minderjarigen naar Nederland is in gezelschap van bovengenoemde aspirant-adoptiefouders toegestaan na de pre-adoptietermijn.
2.9
Uit het overgelegde stuk “Pre-adoptieverklaring” van de ISS, Dienst voor Sociale Zekerheid, Districtskantoor [plaats] blijkt dat in het kader van de beschikking van de Districtsrechtbank van [plaats] – Gerecht voor familie- en jeugdzaken te [plaats] van 24 februari 2017 (procedurenr. [nr.] ) met het oog op hun toekomstige adoptie de minderjarigen zijn toevertrouwd aan de aspirant-adoptiefouders [verzoeker] en [verzoekster] in het kader van interlandelijke adoptie. Deze verklaring geldt met ingang van 16 maart 2018, de datum waarop de pre-adoptietermijn begint.
2.1
Uit het overgelegde stuk “kennisgeving” van de Districtsrechtbank van [plaats] , Gerecht voor familie- en jeugdzaken te [plaats] van 21 maart 2018 (Procedure [nr.] ) blijkt dat de aspirant-adoptiefouders in kennis zijn gesteld van de gehele inhoud van de beschikking van 21 maart 2018 met kenmerk [nr.] en met name dat de overdracht is bepaald van het voorlopig bewind over de minderjarigen aan bovengenoemde aspirant-adoptiefouders. Tevens is hen meegedeeld dat het vertrek van de drie kinderen uit Portugal naar Nederland met de bovengenoemde aspirant-adoptiefouders is toegestaan na verloop van de aanpassingsperiode.
2.11
De minderjarigen zijn de eerste drie kinderen tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.
2.12
De Raad heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verzochte adoptie en geen aanleiding te zien om nader onderzoek te doen. Verzoekers hebben na aanvullend onderzoek door de Raad op verzoek van de Centrale Autoriteit een beginseltoestemming gekregen voor opname van deze drie kinderen.

3.Verzoek

3.1
Verzoekers hebben verzocht:
a. de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken van de minderjarigen [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal;
b. te bepalen dat de minderjarigen de voornamen [voornamen] , [voornamen] en [voornamen] en de achternaam [achternaam] zullen dragen;
c. uit te spreken dat deze adoptie in Nederland heeft plaatsgevonden conform c.q. analoog aan het Haags Adoptieverdrag.

4.Beoordeling

4.1
Door de omstandigheid dat verzoekers de Nederlandse nationaliteit hebben en de minderjarigen de Portugese nationaliteit hebben, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in bevestigende zin worden beantwoord, nu verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.3
Bij de beoordeling van het toepasselijke recht op het verzoek is afdeling 3 van titel 6 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Deze afdeling bevat voorschriften ter zake het toepasselijke recht op de in Nederland uit te spreken adopties en haar rechtsgevolgen, alsmede adopties waarop het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 97) (verder: Haags Adoptieverdrag) niet van toepassing is.
4.4
Op grond van artikel 10:105, eerste lid, BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens lid 2, het Nederlandse recht van toepassing.
Ten aanzien van het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken
4.5
Voor Nederland is op 1 oktober 1998 het Haags Adoptieverdrag in werking getreden. Het Haags Adoptieverdrag is op 1 juli 2004 voor Portugal in werking getreden. Hoewel verzoekers hebben verzocht om (alleen) de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, dient de rechtbank, ingevolge het bepaalde in artikel 10:2 BW, eerst - ambtshalve - te beoordelen of niet reeds in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie tot stand is gekomen.
4.6
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de minderjarigen met het oog op hun toekomstige adoptie zijn toevertrouwd aan verzoekers in het kader van interlandelijke adoptie en dat de minderjarigen met het oog op de adoptie door verzoekers in Nederland Portugal hebben mogen verlaten. Nu is komen vast te staan dat er in Portugal geen adoptie naar Portugees recht heeft plaatsgevonden, moet de vraag of er in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie heeft plaatsgevonden ontkennend worden beantwoord. De rechtbank zal derhalve overgaan tot beoordeling van het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken.
4.7
De opneming in Nederland van een buitenlands kind met het oog op adoptie is op grond van artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) uitsluitend toegestaan, indien van Onze Minister een voorafgaande schriftelijke mededeling is verkregen, dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent.
4.8
De rechtbank stelt vast dat uit de hierboven onder 2.2 vermelde stukken blijkt dat uitsluitend aan verzoekster [verzoekster] toestemming is verleend voor het opnemen ter adoptie van één of meer buitenlandse kinderen.
4.9
Hoewel gemelde toestemming niet is verleend aan verzoeker [verzoeker] , is de rechtbank van oordeel dat dit gegeven niet aan de adoptie door verzoeker [verzoeker] in de weg dient te staan. Uit de overgelegde stukken uit Portugal aangaande de toevertrouwing van de minderjarigen aan (mede) verzoeker [verzoeker] , alsmede de inhoud van voormelde brief van de Raad, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de geschiktheid van verzoeker [verzoeker] als aspirant-adoptiefouder voldoende is komen vast te staan.
4.1
De rechtbank dient voorts te beoordelen of is voldaan aan de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie en aan de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie.
4.11
De rechtbank stelt vast dat verzoekers hebben voldaan aan de in artikel 1:227, tweede lid, BW gestelde samenlevingstermijn van drie aaneengesloten jaren. Uit de stukken is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is.
4.12
Het Haags Adoptieverdrag kent een bijzonder zwaar gewicht toe aan de kwestie van de toestemming van de (biologische) ouders van de minderjarigen door te eisen dat de autoriteiten van de staat van herkomst van de minderjarigen de verantwoordelijkheid dragen dat alle noodzakelijke toestemmingen van de desbetreffende instanties en personen zijn verkregen voordat machtiging wordt gegeven dat de minderjarigen het land van herkomst mogen verlaten.
4.13
Op grond van artikel 10:105, tweede lid, BW is op de toestemming dan wel raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit heeft. Nu de minderjarigen de Portugese nationaliteit bezitten, is op deze toestemming het Portugese recht van toepassing.
Nu een adoptie als bedoeld in het Haags Adoptieverdrag slechts kan plaatsvinden indien de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat is voldaan aan de vereisten van artikel 4 van gemeld verdrag, is de rechtbank van oordeel dat een verder onderzoek of de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de ouders overeenkomstig het nationale recht van de minderjarigen is verkregen, door de Nederlandse rechter niet meer nodig is.
4.14
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen niets meer van hun ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.
4.15
Uit de stukken blijkt dat aan de in artikel 1:228, eerste lid, onder a, b, c, d, e en g BW genoemde voorwaarden is voldaan.
4.16
Artikel 1:228, eerste lid, onder f. BW stelt als voorwaarde dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed. In deze bepaling staat niet wanneer deze termijn gaat lopen. Dit is anders dan in artikel 1:227, tweede lid, BW waarin ten aanzien van de vereiste duur van de samenleving is bepaald: “Het verzoek door twee personen tezamen kan slechts worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd”. In de praktijk, en dit is ook zo vastgelegd in het procesreglement Adoptie onder bijlage 1 (Over te leggen bescheiden) onder punt 1 “bij de adoptie van een buitenlands kind en bij erkenning van een adoptie”, is hier voor de verzorgingstermijn van artikel 1:228, eerste lid onder f BW bij aangesloten, en is dus ook voor de verzorgingstermijn als uitgangspunt genomen de datum van indiening van het verzoekschrift. Dit zou in deze zaak met zich brengen dat het verzoek van verzoekers voor afwijzing gereed ligt, omdat op het moment van indiening van het verzoekschrift verzoekers nog niet aan de verzorgingstermijn hadden voldaan. De rechtbank acht een zodanige beslissing niet in het belang van de minderjarigen. De toets van de verzorgingstermijn is om de bestendigheid van de verzorging en opvoeding te kunnen beoordelen. Daarbij dient in plaats van naar de formele toets (= de woordelijke wettekst) veeleer te worden gekeken naar de materiële (= feitelijke) toets. Mede in acht genomen de hierboven onder 2.7, 2.8, 2.9 en 2.10 vermelde stukken, waarbij de minderjarigen zijn toevertrouwd aan verzoekers, gaat de rechtbank ervan uit dat verzoekers de minderjarigen sinds 16 maart 2018 verzorgen en opvoeden en daarmee ondertussen aan de feitelijke verzorgingstermijn van een jaar hebben voldaan.
4.17
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verzoekers hebben voldaan aan de in artikel 1:228, eerste lid, onder f. BW gestelde voorwaarde voor adoptie.
Nu ook overigens aan alle in artikel 1:227 BW genoemde gronden en de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen.
Het verzoek om tevens uit te spreken dat deze adoptie in Nederland heeft plaatsgevonden conform c.q. analoog aan het Haags Adoptieverdrag zal bij gebrek aan een wettelijke grondslag worden afgewezen.
Aantekening in het gezagsregister
4.18
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k. van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Voornamen en geslachtsnaam minderjarigen
4.19
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:19, eerste lid, BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Ingevolge artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Artikel 10:22, eerste lid, BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
4.2
De minderjarigen bezitten thans de Portugese nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de voornamen en de geslachtsnaam van de minderjarigen.
4.21
De minderjarigen zijn de eerste drie kinderen tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan. Op grond van het bepaalde in artikel 1:5, derde lid, BW hebben verzoekers er voor gekozen dat de minderjarigen de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zullen dragen.
4.22
Het verzoek betreffende de voornaamswijziging van de minderjarigen behoeft geen verdere bespreking, nu de verzochte voornamen dezelfde zijn als de huidige voornamen van de minderjarigen.
Geboortegegevens minderjarigen
4.23
Bij de stukken bevinden zich de hierboven onder 2.4, 2.5 en 2.6 vermelde geboorteakten.
4.24
Op grond van artikel 1:25, vijfde lid, BW zal de rechtbank gelasten dat deze akten worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] . Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de ABS heeft aangegeven dat de overgelegde afschriften overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie lijken te zijn afgegeven. Vooropgesteld dat de originelen van deze afschriften aan de rechtbank zijn overgelegd, heeft de ABS geen bezwaar tegen een last tot inschrijving van deze akten.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het:
- mannelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal,
- vrouwelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal, en
- vrouwelijk geslacht: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Portugal,
door verzoekers voornoemd;
5.2
gelast de inschrijving van de hierboven onder 2.4, 2.5 en 2.6 vermelde akten van geboorte in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
5.3
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen;
5.4
stelt vast dat verzoekers gezamenlijk hebben verklaard dat de geslachtsnaam van de minderjarigen [geslachtsnaam] is;
5.5
wijst af het meer of anders verzochte;
5.6
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.7
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.