ECLI:NL:RBNHO:2019:5034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
15.180315.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met aangifte 12 jaar later, veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en maximale taakstraf, gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De tenlastelegging betrof een incident dat zich zou hebben voorgedaan tussen 1 januari 2004 en 31 januari 2005 te Alkmaar. De aangifte werd pas 12 jaar later gedaan, op 6 november 2017. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R.P. Peters, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. Rens, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, [benadeelde], als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat zij aanvankelijk een andere pleegdatum noemde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster consistent en gedetailleerd was en dat deze werd ondersteund door ander bewijs, waaronder getuigenverklaringen en medisch dossier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.180315.18 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2019 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.L.G. Rens, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en van de toelichting hierop door haar raadsvrouw mr. L. Wagemaker.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2005 te Alkmaar, althans in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes penis geduwd en/of gehouden in de vagina en/of de anus, althans in het lichaam van die [benadeelde]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte, nadat hij, verdachte, een mes op het nachtkastje naast het bed had gelegd,
- (onverhoeds) bovenop voornoemde [benadeelde], die in dat bed lag, is gesprongen en/of
- die [benadeelde] in haar gezicht heeft geslagen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) op de keel van die [benadeelde] heeft gezet en/of gehouden en/of
- de pyjama van die [benadeelde] heeft gescheurd en/of
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat hij, verdachte [betrokkene 2] was en dat zij, [benadeelde] hier goed voor was
en/of (aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waarin/waaraan die [benadeelde] zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan
die handeling(en).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in haar schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit in die zin dat het feit heeft plaatsgevonden binnen de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 januari 2005. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van de ten laste gelegde periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 en van het anaal penetreren van de aangeefster door verdachte.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van aangeefster onvoldoende wordt ondersteund door overig bewijs, zodat verdachte vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging
Het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van de aangeefster. Er kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen indien de door de aangeefster verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijsmateriaal steun vindt.
Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of enerzijds de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds of haar verklaringen voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Het feit dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar worden geacht, kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Het steunbewijs dient verder te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende basis om te concluderen tot een betrouwbare aangifte door [benadeelde]. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek zeden op 11 september 2017 stemt op essentiële onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte op 6 november 2017. Naar het oordeel van de rechtbank is haar verklaring consistent en voldoende gedetailleerd. Het gegeven dat zij aanvankelijk een andere pleegdatum noemde, doet daar niet aan af. Haar verklaring komt overeen met het destijds geconstateerde letsel en het medische dossier uit die tijd. Uit niets blijkt dat aangeefster haar verklaring heeft verzonnen of heeft willen aandikken, ook niet na al die jaren voordat zij heeft besloten om aangifte te doen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [benadeelde] bruikbaar voor bewijs.
Steunbewijs
Uit de opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage volgt dat de aangifte van [benadeelde] wordt ondersteund door meerdere bewijsmiddelen. De verklaringen van verdachte, [benadeelde] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over de aanloop naar de verkrachting komen in grote lijnen overeen. Zij verklaren dat [benadeelde] de avond voor de verkrachting met [getuige 1] bij [getuige 2] was en dat verdachte op enig moment een tegel door de ruit heeft gegooid, foto’s heeft gemaakt en geweld heeft gebruikt en dat [benadeelde] uiteindelijk met hem is meegegaan naar huis. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte de volgende dag tegen hem heeft gezegd dat hij [benadeelde] had verkracht. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij indertijd, in de ten laste gelegde periode, van [benadeelde] heeft gehoord dat verdachte haar had verkracht.
Aangeefster is na de verkrachting met psychische klachten opgenomen in het ziekenhuis, waar bij haar letsel is geconstateerd dat passend is bij de beschrijving van aangeefster hoe dit letsel is toegebracht. Dat er sprake was van geweld en onvrijwilligheid, zoals door aangeefster is verklaard, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de in het gezicht en de hals van aangeefster aangetroffen verwondingen en de gespreksverslagen bij de GGZ, waarbij verdachte aanwezig was.
Door de raadsman is als alternatief scenario naar voren gebracht dat de aangifte is voortgekomen uit een flashback van aangeefster, waarbij zij een eerdere verkrachting door haar stiefvader herbeleefde. Dit alternatief scenario wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven nu dit alternatief scenario geen enkele steun vindt in het onderzoek ter terechtzitting, terwijl ook het geconstateerde letsel geen oorzaak kan hebben gevonden in een flashback.
3.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 januari 2005 te Alkmaar, door geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes penis geduwd en gehouden in de vagina van die [benadeelde]
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- onverhoeds bovenop voornoemde [benadeelde], die in bed lag, is gesprongen en
- die [benadeelde] in haar gezicht heeft geslagen en
- zijn, verdachtes hand op de keel van die [benadeelde] heeft gezet en gehouden en aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waaraan die [benadeelde] zich niet kon onttrekken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in verband met de door hem bepleitte vrijspraak – geen subsidiair strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van zijn toenmalige (ex-)vriendin. Verdachte heeft door aangeefster met geweld te verkrachten niet alleen pijn en letsel bij de aangeefster toegebracht, maar ook een grote inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en deze op grove wijze aangetast. De rechtbank rekent het verdachte daarbij ernstig aan dat hij wist dat aangeefster psychische problemen had, ook in verband met in het verleden ondergane ontuchtige handelingen.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Dat heeft zich in deze zaak ook voorgedaan. Uit de toelichting bij het voegingsformulier blijkt dat aangeefster als gevolg van de verkrachting een posttraumatische stress-stoornis heeft ontwikkeld waarvan zij nog dagelijks de lichamelijke en geestelijke gevolgen ondervindt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig strafbaar feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 20 maart 2019 van [vertegenwoordiger van de stichting] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering ziet op basis van de inschatting van het recidiverisico geen noodzaak tot het adviseren van een eventueel verplicht reclasseringscontact en/of vergelijkbare voorwaarden. Op grond van het gegeven dat verdachte niet eerder werd veroordeeld voor dan wel verdacht werd van gedrag zoals dat hem nu ten laste wordt gelegd en hij ook na het onderhavige feit uit 2005 niet opnieuw bij politie en/of Justitie in beeld is gekomen als gevolg van dergelijk en/of vergelijkbaar gedrag en er geen problemen zijn in de huidige persoonlijke omstandigheden, ziet de rapporteur geen redenen om van voornoemde inschatting af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van zes maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zij zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op het reclasseringsadvies zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden verbinden aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren moet worden opgelegd.
Gelet op het lange tijdsverloop sinds het plegen van het bewezen verklaarde, gelet op het feit dat verdachte na die tijd niet meer met politie en/of justitie in aanraking is gekomen terzake enig misdrijf en gelet op zijn huidige persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank het thans niet meer aan de orde om naast na te melden taakstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ook het in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde taakstrafverbod vormt in deze zaak voor de rechtbank, gelet op het verstrijken van een extreem lange tijd na het plegen van het bewezenverklaarde, geen belemmering voor de keuze van deze modaliteit. Daarbij weegt mee dat het een keuze van aangeefster is geweest om indertijd geen aangifte te doen zodat eerst na vele jaren strafoplegging kan volgen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 33.689,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering voor zover deze ziet op de kosten eigen risico in de periode van 2005 tot en met 2019 en de kosten voor de opname in een psychiatrisch ziekenhuis, behoudens de kosten van de opname in de kliniek vlak na het ten laste gelegde in de periode van 10 januari 2005 tot en met 17 januari 2005, nu het causale verband tussen deze kosten en het ten laste gelegde, gelet op de uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis van de benadeelde, niet eenvoudig is vast te stellen.
Ten aanzien van de gevorderde reis- en telefoonkosten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat vergoeding daarvan kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade kan volgens de officier van justitie naar billijkheid worden vastgesteld op € 5000,-
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu het causale verband tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde, gelet op de medische geschiedenis van de benadeelde, niet eenvoudig is vast te stellen en een deel van de vordering naar civiel recht bovendien is verjaard.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot de gevorderde reis- en telefoonkosten tot een bedrag van € 100,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3.3.3 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- billijk voor gelet op de thans voorhanden zijnde onderbouwing van de vordering. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de aangifte op 6 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op gevorderde materiële posten die op 1 april 2013 reeds verjaard waren. Sinds 1 april 2013 volgt uit artikel 3:310, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat de vordering van een benadeelde partij niet verjaart zolang het recht tot strafvordering niet is verjaard. Ondanks de onmiddellijke werking van het nieuwe verjaringsregime is de vordering van de benadeelde partij in dit geval toch verjaard, nu de verjaringstermijn reeds verstreken was op het moment van de inwerkingtreding van de wet (artikel 73a, tweede lid, van de Overgangswet nieuw BW).
De rechtbank is van oordeel dat de overig gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien het causale verband tussen deze schade en het bewezenverklaarde, gelet op het psychiatrisch verleden van de benadeelde, niet zonder onevenredige vertraging van de strafprocedure valt vast te stellen. Ten aanzien van dit deel van de vordering en die tot vergoeding van de overige immateriële schade zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het tenlastegelegde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.3.3 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
120dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.600,-, bestaande uit € 100,- als vergoeding voor de materiële en € 3.500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.600,-,bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
46 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. M.S. Lamboo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019.
Mr. M.S. Lamboo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 28 mei 2019:
Ik ging haar halen. Ik zag dat ze daar samen op de grond lagen. Ik heb uit mijn auto een fototoestel gehaald. Ik heb een tegel of een baksteen door het raam gegooid en ik heb foto’s gemaakt. Ik was er kapot van. Ze ging mee. We gingen naar huis. [benadeelde] is boven in bed gaan liggen.
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 6 november 2017 door aangeefster [benadeelde] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring (dossierpagina 9 tot en met 18):
Ik doe aangifte van verkrachting, gepleegd in de woning aan de [adres 2] tussen 1 januari 2004 en 1 december 2004 (de rechtbank merkt op dat deze tijdsaanduiding gelezen moet worden in verband met het hierna opgenomen bewijsmiddel).
Ik doe aangifte tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Wij kregen een relatie in 1998. De relatie was super totdat ik erachter kwam dat hij vreemd ging. Zolang ik geen nieuwe partner had ging het goed, maar toen ik een nieuwe vriend kreeg ging het mis.
Ik ging natuurlijk steeds vaker naar mijn nieuwe vriend. [verdachte] belde hem op een gegeven moment op en zei tegen hem dat hij mij wel kon ophalen, omdat hij er klaar mee was. Mijn zoontje was uit logeren en mijn dochter was gewoon thuis. [getuige 1] kwam mij samen met [getuige 2] halen. We gingen naar het huisje van [getuige 2]. Twee uur later stond [verdachte] ineens in dat huisje samen met [getuige 4], de man van mijn zusje. Hij wilde mij terug. Ik zei dat ik niet meer mee terug kwam. [verdachte] en [getuige 4] vertrokken toen samen. Een paar uur later wilden wij gaan slapen. We deden het licht uit en op dat moment kwam er een grote grindtegel door het raam. Daar stond [verdachte] en die begon foto's van ons te maken. [getuige 1] kwam overeind en die vloog [verdachte] aan. [verdachte] vloog mij weer aan.
Ik had die avond een halve gram coke gebruikt, net als [getuige 2] en [getuige 1].
kon niet tegen [verdachte] op. [verdachte] trok mij aan mijn haren het huis uit. Van de boerderij tot de vlotbrug heeft [verdachte] mij constant in elkaar geslagen. Ik denk dat dit een afstand van ongeveer 150 meter is. [verdachte] had zijn auto bij de vlotbrug geparkeerd.
We kwamen uiteindelijk thuis. Ineens bood hij zijn excuses aan. Ik ging in bed liggen en ineens dook hij bovenop mij en trok mijn t-shirt stuk. Ik riep mijn dochter die ook nog in huis was. Ze kwam en hij dook weer van mij af.
[verdachte] wachtte totdat het bijna ochtend was. Ineens sprong hij bovenop mij, sloeg in mijn gezicht, zijn hand op mijn keel. Ik heb met hem gevochten maar was door alle tranquilizers geen partij voor hem. Ik lag op mijn rug en hij penetreerde mij terwijl hij mijn keel dicht hield.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 4 juni 2018 door getuige [getuige 3] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] afgelegde verklaring (aanvullend proces-verbaal):
U vraagt mij wat [benadeelde] heeft verteld over de verkrachting. Ik was daar om [betrokkene 1] op te halen. [benadeelde] was in paniek en vertelde dat [verdachte] haar verkracht had. Ik zag dat haar ogen betraand waren en dat ze vertelde dat [verdachte] haar op bed had gegooid. Ze zei nog dat ze tegen [verdachte] had gezegd dat ze het niet wilde, maar dat het toch gebeurd was.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 22 januari 2018 door getuige [getuige 1] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] afgelegde verklaring (dossierpagina 20 tot en met 24):
Het incident vond plaats in het zomerhuis naast mijn woning. Die avond hadden zij ruzie gehad. [verdachte] belde mij toen op of ik haar op wilde halen, omdat het niet meer ging. Ik heb haar opgehaald en bij mij thuis hebben we toen een soort feestje gehouden. We hebben drank en drugs gebruikt. Toen kwam [verdachte] weer aan met [getuige 4] om [benadeelde] weer mee naar huis te nemen. Ze zijn beiden weer weggegaan.
Toen wij de dekens over ons heen trokken kwam er ineens een stoeptegel door het raam. [verdachte] sprong door het raam naar binnen en maakte foto's van ons en toen raakte ik met hem aan het vechten. Hij probeerde [benadeelde] naar buiten te sleuren, maar ik probeerde dat tegen te houden. Om de rust te bewaren zei [benadeelde] dat ze wel met hem mee ging.
De volgende dag kwam [verdachte] mij vertellen dat hij [benadeelde] die nacht verkracht had. Een uurtje later van [benadeelde] dat zij in het ziekenhuis lag. Hij zei: "Ik heb gisteren wat stoms gedaan, ik heb [benadeelde] verkracht".
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 3 maart 2018 door getuige D. [getuige 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] afgelegde verklaring (dossierpagina 26 tot en met 31):
U houdt mij voor dat [benadeelde] heeft verklaard over een incident wat zich in een woning in [plaats] heeft afgespeeld. Dat was een zomerhuisje bij een boerderij. Die woning huurde ik toen tijdelijk. Die avond begon ik met [getuige 1] en we zijn toen opgebeld dat we [benadeelde] op moesten halen want die had ruzie.
Tijdens die avond is [verdachte] nog met [getuige 4] geweest om te vragen of [benadeelde] terug wilde komen. Dat wilde ze niet. [verdachte] en [getuige 4] zijn toen weer weggegaan. Toen ik naar bed wilde gaan kwam die tegel door het raam. Het was een zooitje herrie. Toen ik ging kijken stond [verdachte] binnen. Ik zag dat [verdachte] in eerste instantie foto's aan het maken was van [benadeelde] en [getuige 1]. Die waren naakt. Op een gegeven moment raakten ze in gevecht. Hij raakte eerst in gevecht met [getuige 1]. [verdachte] pakte toen [benadeelde] bij haar haren. [benadeelde] stribbelde wel tegen, maar zei op een gegeven ogenblik: "ik ga wel mee om verdere problemen te voorkomen". Ik heb mij er niet mee bemoeid.
Na twee dagen hoorde ik van [getuige 1] dat [benadeelde] verkracht en geslagen zou zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 5 mei 2018 (dossierpagina 48 tot en met 81):
Door aangeefster is schriftelijk toestemming gegeven om haar medische gegevens in te zien.
Aangeefster [benadeelde] heeft in naar aangifte benoemd dat hetgeen waar zij aangifte van doet in het voorjaar van 2004 heeft plaatsgevonden. Uit haar medisch dossier valt op te maken dat dit mogelijk januari 2005 is geweest. Hieronder een weergave van relevante gegevens uit deze stukken:
10 januari 2015 (bijlage op blz. 52):
Bij vriend ingetrokken. Seksueel contact gehad. Volgende dag door vriend/partner met geweld uit dat huis gehaald, terug naar eigen huis en fysiek en seksueel mishandeld.
27 januari 2005 schrijven GGZ versus huisarts [betrokkene 3] (bijlage op blz. 55)Patient is van 10 januari 2005 tot en met 17 januari 2005 klinisch opgenomen vanwege crisisinterventie in de relationele sfeer. Uit huiszetting door haar partner, gepaard gaande met lichamelijk en seksueel geweld.
Bij lichamelijk onderzoek twee laceraties binnenzijde linker bovenlip, 2 cm brede kras linker zygoma naast de neus, 4 cm brede kras linker handrug en 7 cm verticale verlopende kras op linker
bovenbeen voorzijde. Op hoofd diverse zwellingen tot 8 a 10 cm doorsnede parietaal links, occipitaal links en rechts. Duimgrote rode verkleuring links laag in de hals ter hoogte van de m.sterno cleido
mastoid, rechts in de hals ter hoogte van m.sterno cleido mastoid. Horizontaal 6 kort op elkaar geplaatste krasjes met korst.
Verder bij lichamelijk onderzoek drukpijn in de blaasstreek.
maart 2005 schrijven GGZ (bijlage op blz. 59, 60 en 61)Begin januari ontstond er een crisis binnen de relatie waarin patiënte mishandeld en seksueel misbruikt werd door partner. Begin januari 2005 escaleert de thuissituatie. Partner heeft haar met geweld het huis uitgezet, patiënt is naar een vriend gegaan, heeft daar een week gewoond en heeft seks met hem gehad.
Partner komt hier achter en haalt haar met geweld weer in huis. Vervolgens dwingt partner patiënte tot seksuele handelingen en mishandelt hij haar. Partner ontkent zijn daad niet, zegt het in “een
blinde woede” te hebben gedaan.
Patiënt had enig lichamelijk letsel: blauwe plekken en pijnlijke hals) en werd ter observatie een week opgenomen in de PVA.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 13 november 2018 (aanvullend proces-verbaal blz. 151 tot en met 202):
Naar aanleiding van de rapportage opgemaakt door de Landelijk Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken zijn bij GGZ Noord-Holland-Noord op 10 september 2018 sessieverslagen opgevraagd.
Door aangeefster [benadeelde] is op 10 september 2018 schriftelijk toestemming gegeven om deze sessieverslagen op te vragen
10 januari 2005 (bijlage blz. 167)Contact. Komt samen met partner. Cliënt ziet er slecht uit, verdrietig.
Crisis: sprake van uit de hand gelopen relatieproblemen. Echtgenoot heeft cliënt gedwongen tot seksuele handelingen. Een en ander gepaard gegaan met bedreigingen en fysieke mishandeling.
Aanleiding:
Vreemd gaan met vriend van cliënt en echtgenote
Cliënt is vorige week door partner uit huis gezet
Cliënt wil opgenomen worden.
28 februari 2005 (bijlage blz. 187)Cliënt komt samen met echtgenoot. Zitten hand in hand in de wachtkamer. Tijdens gesprek/contact cliënt. meer gespannen, verbeten trek in gelaat.
Er zijn relatieproblemen die regelmatig uit de hand lopen. Problemen lijken m.n.te bestaan uit verwachtingen/afspraken binnen de relatie.
Cliënt vindt dat man([verdachte])haar niet vertrouwt.
Gemeenschappelijk willen ze verder met de relatie, werken aan de relatie. Geeft aan de ‘crisis’- ongewenst seks- nog niet te hebben verwerkt. Beide hebben er nauwelijks over gesproken. Opvallend dat het man niet echt raakt, zegt dat hij het in een woede-aanval/opwinding heeft gedaan.