In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor vertraging na de annulering van vlucht BA423 van Amsterdam Schiphol naar Londen Heathrow op 12 december 2017. De passagier, vertegenwoordigd door Claimingo B.V., vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. British Airways heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van slechte weersomstandigheden en instructies van de luchtverkeersleiding, maar de kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat deze omstandigheden de annulering onvermijdelijk maakten.
De kantonrechter stelde vast dat, hoewel er slechte weersomstandigheden waren, er geen bewijs was dat deze de uitvoering van de vlucht daadwerkelijk verhinderden. British Airways had niet aangetoond waarom de annulering van vlucht BA423 het onvermijdelijke gevolg was van de restricties die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd. De rechter oordeelde dat British Airways in gebreke was gebleven om aan te tonen dat de annulering van de vlucht gerechtvaardigd was op basis van de genoemde buitengewone omstandigheden.
Uiteindelijk werd de vordering van de passagier toegewezen, waarbij British Airways werd veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 februari 2018. De proceskosten werden ook aan British Airways opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.