ECLI:NL:RBNHO:2019:4755

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereisten voor vervangende scootmobiel tijdens reparaties onder de Wmo

In deze zaak heeft eiser, die afhankelijk is van een aangepaste scootmobiel, verzocht om een adequate vervangende scootmobiel tijdens de reparatie van zijn eigen scootmobiel. Eiser heeft op 9 juli 2018 verweerder verzocht om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de vervangende scootmobiel technisch goed functioneerde en dat de maatvoering geschikt was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van reparatie van zijn scootmobiel gebruik moest maken van een vervangende scootmobiel, die volgens hem niet voldeed aan de basale veiligheidsnormen. De rechtbank heeft overwogen dat de Wmo geen verdere zorgplicht oplegt dan wat verweerder heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat verweerder met de levering van de aangepaste scootmobiel en de tijdelijke vervangende scootmobiel voldoende heeft voldaan aan de vereisten van de Wmo. Eiser heeft recht op een vervangende scootmobiel, maar de rechtbank oordeelt dat de vier dagen per jaar dat hij een niet-aangepaste scootmobiel moet gebruiken, niet voldoende zijn om te concluderen dat verweerder geen adequate maatwerkvoorziening heeft verstrekt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/5215

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder
(gemachtigde: mr. M. van der Fluit en C.E. Punt).

Procesverloop

Bij brief van 9 juli 2018 heeft eiser verweerder verzocht om op grond van artikel 2.3.5. van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een adequate maatwerkvoorziening te leveren en in afwachting daarvan een noodmaatregel te treffen met toepassing van artikel 2.3.3. van de Wmo.
Bij besluit van 18 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de verzoeken van eiser afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is ten gevolge van zijn aandoeningen en beperkingen aangewezen op het gebruik van een speciaal voor hem aangepaste scootmobiel. Deze scootmobiel is door verweerder op grond van de Wmo aan eiser verstrekt. De betreffende scootmobiel is echter regelmatig in reparatie bij de leverancier. Op deze momenten krijgt eiser van de leverancier de beschikking over een vervangende scootmobiel. Omdat de vervangende scootmobiel ten tijde van geding volgens eiser niet aan de basale veiligheidsnormen voldeed – zo was er maar één spiegel en was de stokhouder afgebroken – en daarnaast ook niet aan de beperkingen van eiser was aangepast, heeft eiser verweerder op 9 juli 2018 verzocht met spoed een maatwerkvoorziening te treffen in die zin dat aan hem een adequaat functionerende vervangende scootmobiel zou worden verstrekt. Tevens heeft eiser verzocht om een nieuwe ‘eigen’ scootmobiel.
2. Verweerder heeft het spoedverzoek om een maatwerkvoorziening, na observatie van de vervangende scootmobiel op 10 juli 2018, afgewezen omdat de maatvoering van het leenmiddel goed is en deze ook technisch goed werkt. Volgens verweerder beschikte eiser daarom ten tijde van de aanvraag over een geschikte vervoersvoorziening. Dat het leenmiddel minder geschikt is voor eiser dan zijn ‘eigen’ scootmobiel, doet aan deze conclusie niet af. Dit is immers inherent aan een dergelijk tijdelijk vervangend leenmiddel. Hiervan kan eiser niet dezelfde eigenschappen verlangen als van zijn ‘eigen’ scootmobiel. Verweerder heeft er verder ook op gewezen dat de ‘eigen’ scootmobiel van eiser op 13 juli 2018 alweer was gerepareerd en geretourneerd aan eiser. Daarnaast wijst verweerder er op dat er ook andere alternatieven zijn zoals een boodschappenservice en collectief vervoer. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Ter zitting is verder gebleken dat eiser ondertussen een nieuwe scootmobiel heeft gekregen. Met eiser is daarnaast afgesproken dat de nieuwe scootmobiel twee keer per jaar een preventieve onderhoudsbeurt krijgt om uitval te voorkomen. Eiser zal zijn scootmobiel dan per keer twee dagen kwijt zijn en zal voor die dagen een vervangende scootmobiel te leen krijgen. Deze zal niet speciaal aan eiser worden aangepast, omdat dat logistiek voor de leverancier een onmogelijke opgave is.
3. Eiser handhaaft in de gronden van beroep zijn standpunt, kort samengevat, dat de vervangende scootmobiel niet voldeed aan de basale veiligheidsnormen en dat ook de geboden alternatieven geen adequate oplossingen zijn voor zijn mobiliteitsprobleem. Verweerder dient op grond van de Wmo voor een voldoende adequate vervangende scootmobiel te zorgen als de ‘eigen’ scootmobiel in reparatie is. Dat eiser ondertussen een nieuwe scootmobiel heeft gekregen van verweerder, maakt dit niet anders nu ook de nieuwe scootmobiel af en toe niet gebruikt zal kunnen worden wegens reparaties en de onderhoudsbeurten van de leverancier. De gemachtigde heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat het collectief vervoer voor eiser geen adequate vervanging is verwezen naar pagina zeven van de Rapportage Wmo aanvraag van verweerder. Hieruit blijkt duidelijk dat eiser op de plaats van bestemming dan alsnog een vervoersprobleem heeft. Eiser heeft ter zitting nog nader verduidelijkt dat een gewone vervangende scootmobiel voor hem niet geschikt is, omdat hij vanwege pijn aan zijn voet niet lang kan rijden als de scootmobiel niet speciaal aan zijn voet is aangepast. Ter zitting is door de gemachtigde van eiser verder nog aangegeven dat, nu eiser ondertussen zijn nieuwe scootmobiel heeft gekregen, het beroep enkel nog ziet op de vereisten waaraan een vervangende scootmobiel moet voldoen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het beroep enkel nog ziet op de vereisten waaraan een eventuele vervangende scootmobiel moet voldoen. Meer in het bijzonder op de vraag of verweerder op grond van de Wmo verplicht is een speciaal aan de beperkingen van eiser aangepaste vervangende scootmobiel aan eiser ter beschikking te stellen gedurende (kortdurende) perioden van reparaties en/of onderhoudsbeurten.
4.2.
De rechtbank gaat bij de beantwoording van deze vraag enkel uit van de perioden waarin eiser zich voorzienbaar moet zien te verplaatsen in een vervangende scootmobiel. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit enkel de perioden van de vooraf afgesproken onderhoudsbeurten, namelijk twee keer twee dagen per jaar. Dat de scootmobiel van eiser mogelijk gerepareerd moet worden is namelijk, mede gezien de levering van de nieuwe scootmobiel en de onderhoudsafspraken, een toekomstige onzekere gebeurtenis en kan daarom niet worden betrokken bij de beoordeling van het beroep.
4.3.
De rechtbank komt dan tot de volgende beoordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de Wmo 2015 geen verdere zorgplicht dan waaraan verweerder in de zaak van eiser heeft voldaan. Uit artikel 2.3.5, derde lid van de Wmo 2015 volgt, voor zover hier van belang, dat verweerder een maatwerkvoorziening dient te leveren, die een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De rechtbank vindt dat verweerder met de levering aan eiser van de aangepaste ‘eigen’ scootmobiel en een tijdelijk vervangende scootmobiel bij onderhoudsbeurten in voldoende mate aan dit vereiste heeft voldaan. De rechtbank begrijpt heel goed dat het voor eiser zeer vervelend moet zijn om vier dagen per jaar gebruik te moeten maken van een niet aangepaste vervangende scootmobiel. Toch is dit voor de rechtbank niet genoeg om te concluderen dat verweerder aan eiser over het geheel genomen geen adequate maatwerkvoorziening verstrekt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat vier dagen op een heel jaar in verhouding niet zo lang is en dat, wat door eiser ook niet wordt betwist, van een leenmiddel niet dezelfde eigenschappen kan worden verlangd als van de vaste scootmobiel. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk om vast te stellen dat eiser ook met een vervangende scootmobiel, al dan niet in combinatie met het collectief vervoer, in ieder geval een bepaalde basismobiliteit kan behouden waarmee eiser zelfredzaam kan blijven en ook kan blijven deelnemen aan de samenleving. Dat eiser gedurende deze vier dagen niet zo mobiel is als gebruikelijk doet daaraan niet af.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2019
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.