ECLI:NL:RBNHO:2019:4546

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 507
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gewichten van leerlingen in het primair onderwijs en de rechtsgeldigheid van de besluitvorming

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 24 april 2019, staat de wijziging van de gewichten van leerlingen in het primair onderwijs centraal. Eiseres, Stichting Tabijn, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die de gewichten van leerlingen van de basisscholen onder haar bevoegd gezag heeft gewijzigd. De rechtbank behandelt de procedure die is gevolgd bij de wijziging van deze gewichten, die van invloed zijn op de bekostiging van de scholen. De rechtbank oordeelt dat de minister in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door eiseres niet te horen voordat het bestreden besluit I werd genomen. Dit gebrek wordt echter gepasseerd omdat aannemelijk is dat eiseres niet is benadeeld. De rechtbank concludeert dat de minister de besluiten zorgvuldig heeft voorbereid, maar dat er onvoldoende is ingegaan op de bijzondere positie van nieuwkomersscholen zoals Het Rinket. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van de minister, ondanks enkele gebreken, in stand blijven omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en draagt de minister op het griffierecht te vergoeden en de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/507

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2019 in de zaak tussen

Stichting Tabijn, te Heemskerk, eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. Visser-Buizert),
en

de minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Kalpoe en J. Arkensteijn).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder voor twee basisscholen die onder het bevoegd gezag van eiseres ressorteren de gewichten van in totaal 29 leerlingen met teldatum 1 oktober 2014 gewijzigd vastgesteld.
Bij besluit van 29 december 2017 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres met betrekking tot 14 leerlingen gegrond en met betrekking tot 15 leerlingen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 2 oktober 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit I gewijzigd, in die zin dat het bezwaar van eiseres met betrekking tot nog eens 5 leerlingen gegrond is verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2019. Eiseres is vertegenwoordigd daar haar gemachtigde, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
2.1
Eiseres houdt de basisscholen Het Rinket en De Vlinderschool in stand. Deze scholen worden op grond van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bekostigd.
2.2
In 2006 is een nieuwe gewichtenregeling ingevoerd met als doel een verbeterde verdeling van achterstandsmiddelen. Naar aanleiding hiervan is de brochure “Nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs” uitgebracht in maart 2006 (brochure 2006). In 2008 is opnieuw een brochure uitgebracht, “Nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs April 2008” (brochure 2008), waarin de lijn van de eerdere brochure is voortgezet. Het criterium om een basisschool al dan niet extra middelen toe te wijzen is het opleidingsniveau van de ouder(s). De gewichtenregeling kent twee gewichten (0,3 en 1,2), waarbij een hoger leerlinggewicht leidt tot een hogere bekostiging. Het leerlinggewicht wordt vastgesteld bij de toelating van de leerling tot de basisschool. Dit gebeurt op grond van een door de ouders ingevulde en ondertekende ouderverklaring dan wel een inschrijfformulier. Scholen moeten alle leerlinggegevens, waaronder de ouderverklaringen, voor het vaststellen van de leerlinggewichten, bewaren in het leerlingadministratiesysteem en het digitale informatiesysteem BRON (Basisregister Onderwijs).
2.3
Op basis van de gegevens uit BRON wordt jaarlijks het (gewogen) aantal leerlingen per teldatum 1 oktober vastgesteld in een Overzicht Vaststelling Tellingen (OVT). Wanneer het OVT onherroepelijk is geworden, wordt dit vervolgens gebruikt om de jaarlijkse bekostiging van een school vast te stellen. De vaststelling van de bekostiging gebeurt in een Overzicht Financiële Beschikkingen.
2.4
De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2008/2009 geconstateerd dat veel fouten werden gemaakt bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. Op grond daarvan is vervolgonderzoek ingesteld. In 2013 heeft de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Tweede Kamer geïnformeerd over de vele fouten die worden gemaakt bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. Vervolgens zijn controles uitgevoerd bij scholen, waarbij onder meer leerlingen waren betrokken die op 1 oktober 2014 op de scholen stonden ingeschreven.
2.5
Op 4 april 2014 heeft een accountant de gewichtenadministratie van de leerlingen die op 1 oktober 2012 stonden ingeschreven bij Het Rinket gecontroleerd. De accountant heeft toen 24 C-bevindingen geconstateerd.
2.6
Bij besluit van 20 januari 2015 heeft verweerder voor onder meer Het Rinket de gewichten van leerlingen met teldatum 1 oktober 2014 vastgesteld.
2.7
Bij brief van 12 februari 2015 heeft de staatssecretaris aangekondigd dat voor de teldatum 1 oktober 2014 in verband met de geconstateerde fouten een hercontrole zou plaatsvinden in het jaar 2015, uit te voeren door accountantskantoor Deloitte. Bij brief van 3 juli 2015 heeft de staatssecretaris alle betrokken scholen geïnformeerd over de aankomende controles vanaf medio september 2015 en aangegeven dat dossiers die onvolledig zijn als onjuist zullen worden aangemerkt met als consequentie dat de gewichten die daarin voorkomen op nul zullen worden vastgesteld. In de brief is verder aangegeven dat de staatssecretaris de scholen ten zeerste aanraadt de ouderverklaringen en/of inschrijfformulieren te controleren op volledigheid alsmede de leerlinggewichten in BRON. Eventuele aanvullingen daarop dienen te zijn voorzien van een handtekening en datum en er dient verplicht gebruik te worden gemaakt van de (per 1 januari 2015 verplicht gestelde) standaard “ouderverklaring vaststelling leerlinggewicht”. Bij de scholen van eiseres hebben vervolgens (her)controles plaatsgevonden.
2.8
Van de hercontrole bij eiseres is op 29 april 2016 een definitief accountantsrapport opgemaakt.
2.9
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.1
Bij het bestreden besluit I heeft verweerder naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar het gewicht van in totaal 29 leerlingen van Het Rinket opnieuw bezien. Verweerder heeft het bezwaar met betrekking tot 14 leerlingen gegrond en met betrekking tot 15 leerlingen ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
2.11
Hangende het beroep van eiseres heeft verweerder het bestreden besluit II genomen.
Het bestreden besluit I
3.1
Eiseres betoogt dat verweerder haar – in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – ten onrechte niet heeft gehoord alvorens het bestreden besluit I te nemen. Eiseres is hierdoor in haar belangen geschaad. Haar is daardoor de mogelijkheid ontnomen met nieuwe ouderverklaringen haar standpunt te onderbouwen. Haar is tevens de mogelijkheid ontnomen haar standpunt te onderbouwen dat de gewichtenregeling volstrekt niet is toegesneden op zogeheten nieuwkomersscholen, waarvan Het Rinket er een van is.
3.2
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
3.3
De rechtbank overweegt dat uitsluitend indien zich een van de in artikel 7:3 van de Awb limitatief opgesomde gevallen voordoet van horen kan worden afgezien. In het onderhavige geval is sprake van één besluit, waartegen eiseres zowel algemene bezwaargronden heeft aangevoerd als gronden gericht op specifieke leerlinggewichten. Deze gronden hebben ertoe geleid dat het bezwaar volgens verweerder wat betreft veertien leerlinggewichten gegrond en voor het overige ongegrond is. Gelet hierop heeft verweerder zich niet op het standpunt kunnen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het gemaakte bezwaar niet tot een andersluidend besluit kan leiden. Bovendien heeft verweerder niet kunnen zeggen dat aan het bezwaar volledig is tegemoetgekomen. Aangezien ook geen van de overige in artikel 7:3 van de Awb genoemde gevallen zich hier voordoet, is het bestreden besluit I genomen in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb.
3.4
De rechtbank ziet aanleiding dit aan het bestreden besluit I klevende gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres daardoor niet is benadeeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres in de beroepsfase ruimschoots de gelegenheid heeft gehad ontbrekende dan wel nieuwe ouderverklaringen in te brengen en haar standpunt te onderbouwen dat de gewichtenregeling niet is toegesneden op een volgens haar nieuwkomersschool als Het Rinket. Eiseres heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt.
4.1
Eiseres betoogt verder dat verweerder in het bestreden besluit I niet is ingegaan op haar grond van bezwaar dat strikte uitvoering van de regelgeving voor haar als nieuwkomersschool ondoenlijk is.
4.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft verwezen naar de zienswijze die zij met betrekking tot het definitieve accountantsrapport van 29 april 2016 heeft ingebracht. Daarin, en in het bezwaarschrift zelf, heeft eiseres de volgens haar bijzondere positie die zij als nieuwkomersschool bekleedt, uiteengezet en aangegeven dat uitvoering van de gewichtenregeling daardoor voor haar wordt bemoeilijkt. De rechtbank stelt vast dat verweerder op deze grond van bezwaar van eiseres niet is ingegaan in het bestreden besluit I. Het bestreden besluit I is in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb ondeugdelijk gemotiveerd.
4.3
De rechtbank ziet aanleiding ook dit aan het bestreden besluit I klevende gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres ook daardoor niet is benadeeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder in het verweerschrift alsnog op voornoemd betoog van eiseres is ingegaan en eiseres in de beroepsfase ruimschoots de gelegenheid heeft gehad daarop te reageren.
5.1
Eiseres betoogt daarnaast dat het bestreden besluit I niet zorgvuldig is voorbereid. Blijkens de toelichting in bijlage 2 bij het bestreden besluit I heeft verweerder de oorspronkelijke inschrijfformulieren en ouderverklaringen, waarop het accountantsrapport is gebaseerd en welk rapport de basis vormt voor het primaire besluit, in het geheel niet meegenomen bij het nemen van een besluit op het bezwaar. Deze inschrijfformulieren en ouderverklaringen ontbraken echter niet.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de formulieren die door de accountant reeds als onvolledig waren aangemerkt niet behoefden te worden meegewogen in het kader van het bestreden besluit I. In bezwaar heeft verweerder geconstateerd dat eiseres geen (nieuwe) ouderverklaringen had ingediend om haar standpunt te onderbouwen en dat het gewicht daardoor niet is vast te stellen. In beginsel was het aan eiseres om haar bezwaar te onderbouwen. Het had derhalve in de rede gelegen dat eiseres de betreffende formulieren zou meesturen ter onderbouwing van haar bezwaar. Nu zij dit niet heeft gedaan, heeft verweerder daaruit opgemaakt dat eiseres de formulieren niet relevant achtte voor de beoordeling.
5.3
De rechtbank stelt vast dat in bijlage 2 die behoort bij het bestreden besluit I bij een aantal leerlingen onder het kopje “Bevindingen DUO” is vermeld dat het gewicht van hen niet is vast te stellen doordat een ouderverklaring ontbreekt. De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat de oorspronkelijke inschrijfformulieren en ouderverklaringen van die leerlingen door de accountant zijn gecontroleerd en dat op basis van die controle het gewicht van deze leerlingen bij het primaire besluit op 0 is gezet. In bezwaar heeft eiseres vervolgens ten aanzien van deze leerlingen, anders dan ten aanzien van een aantal andere leerlingen, geen nieuwe ouderverklaringen ingebracht. Verweerder heeft vervolgens in genoemde bijlage vermeld dat het gewicht van de leerlingen ten aanzien waarvan in de bezwaarfase geen nieuwe ouderverklaringen waren ingebracht niet kon worden vastgesteld omdat ouderverklaringen ontbraken. Verweerder heeft daarmee kennelijk niet bedoeld te zeggen dat oorspronkelijke inschrijfformulieren en ouderverklaringen ten aanzien van die leerlingen ontbraken, maar dat geen nieuwe verklaringen waren ingebracht. Van onzorgvuldig handelen aan de zijde van verweerder is dan ook geen sprake. Dat eiseres in de bezwaarfase de mogelijkheid is onthouden ten aanzien van deze leerlingen ook nog nieuwe ouderverklaringen in te sturen alvorens verweerder het bestreden besluit I nam, speelt in het kader van het onder 3 besproken betoog een rol.
5.4
Dit betoog van eiseres slaagt niet.
6.1
Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte met terugwerkende kracht de strengere standaard die sinds 1 januari 2015 geldt, heeft toegepast op leerlingen die al voor deze datum de school hebben bezocht. Dit is in strijd met het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel. Dit geldt in ieder geval voor leerlingen die al voordat bij brief van 3 juli 2015 door de staatssecretaris aangekondigd is dat met deze standaard gewerkt zou gaan worden bij eiseres waren uitgeschreven.
6.2
Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5193, op het standpunt dat geen sprake is van strijd met het zorgvuldigheids- en/of het rechtszekerheidsbeginsel. De eisen die sinds de invoering van het standaardformulier op 1 januari 2015 aan een ouderverklaring worden gesteld zijn dezelfde als de eisen die op de teldatum van 1 oktober 2014 daaraan werden gesteld. Het klopt dat mocht worden uitgegaan van de juistheid van door ouders aangeleverde informatie en dat een school pas bij twijfel of onduidelijkheid in actie diende te komen. Dit laatste is volgens verweerder echter onvoldoende gebeurd.
6.3.1
De rechtbank overweegt als volgt.
6.3.2
Uit bijlage 5 bij de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC, die, voor zover hier van belang, op 1 oktober 2014 hetzelfde luidde als ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit I, volgt dat ouders in een ouderverklaring opleidingsgegevens moeten vermelden die nodig zijn om het leerlinggewicht op grond van artikel 27, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO (het Besluit) vast te stellen.
6.3.3
In het sinds januari 2015 verplichte standaardformulier voor ouderverklaringen heeft verweerder vermeld welke opleidingsgegevens ouders die hun hoogst genoten opleiding in het buitenland hebben gevolgd in een ouderverklaring moeten vermelden om een vergelijking van die buitenlandse opleiding met een Nederlandse opleiding mogelijk te maken. Uit dat standaardformulier volgt dat in een dergelijke ouderverklaring onder meer moet staan in welk land de hoogst genoten opleiding is gevolgd, wat de naam en het type van die opleiding is en voor welke duur die opleiding is gevolgd.
6.3.4
De gewichtenregeling is op 1 januari 2006 geïntroduceerd (Staatsblad 2006, 283). In genoemd Staatsblad (pagina 7) is voor wat betreft het vaststellen van het gewicht voor kinderen van wie de ouders in het buitenland onderwijs hebben gevolgd, verwezen naar opgestelde richtlijnen die in een voorlichtingsbrochure aan scholen bekend zijn gemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de brochure 2006 betreft. In de paragraaf “Opleiding ouder(s)” van die brochure is aandacht besteed aan wat er duidelijk zou moeten zijn in geval ouders een buitenlandse opleiding hebben gevolgd. Onder meer is aangegeven dat van ouders die tot hun zestiende levensjaar onderwijs hebben gevolgd moet worden nagegaan hoeveel jaar voortgezet onderwijs is gevolgd, wat voor soort voortgezet onderwijs de ouders hebben gevolgd en met welk niveau voortgezet onderwijs dat onderwijs in Nederland is te vergelijken. Voorts is aangegeven dat als het niveau niet kan worden vastgesteld, contact kan worden opgenomen met het Informatiecentrum DiplomaWaardering. Uit de voorbeeld-ouderverklaring die in de brochure 2006 is opgenomen volgt dat ouders in een ouderverklaring moeten vermelden wat de naam van de hoogst genoten opleiding is, voor welke duur die opleiding is gevolgd als er geen diploma is behaald en in welk land die opleiding is gevolgd. De brochure 2008 vormt een voortzetting van de brochure 2006. Ook uit die brochure, waarin eveneens een voorbeeld-ouderverklaring is opgenomen, blijkt dat ouders die een opleiding in het buitenland hebben gevolgd die niet eenvoudig te vergelijken is met een Nederlandse opleiding, in een ouderverklaring moeten vermelden in welk land die opleiding is gevolgd, wat de naam en het type van die opleiding is, wat de duur van die opleiding is en hoe lang er in totaal onderwijs is gevolgd.
6.3.5
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de eisen die sinds de invoering van het standaardformulier op 1 januari 2015 aan een ouderverklaring worden gesteld dezelfde zijn als de eisen die op de teldatum van 1 oktober 2014 daaraan werden gesteld. Het betoog van eiseres slaagt niet.
7. Eiseres betoogt verder dat verweerder van tien leerlingen het gewicht ten onrechte naar beneden heeft bijgesteld.
(1) [naam 4]
8.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van leerling [naam 4] op 0,3 moet worden vastgesteld. De gegevens van de moeder van [naam 4] kunnen geïnterpreteerd worden als gelijk aan 2 jaren basis/kader vmbo. Het gewicht van 0,3 van [naam 4] is bij de controle door accountantskantoor Deloitte in 2014 goedgekeurd aan de hand van het inschrijfformulier. Het is vreemd dat ditzelfde kantoor twee jaar later het inschrijfformulier, toen [naam 4] niet meer op de school zat en dus geen aanvullende verklaring van zijn moeder verkregen kon worden, alsnog heeft afgekeurd. De moeder heeft een middelbare schoolopleiding gedaan in Afghanistan tot haar 16e. In Afghanistan is onderwijs aan meisjes lange tijd verboden geweest, zo blijkt uit berichtgeving uit dagblad Trouw en de Volkskrant van 28 november 2006 onderscheidenlijk 17 oktober 2017.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gewicht van 0,3 van [naam 4] nooit eerder is goedgekeurd. Uit de Digitale tellijst gewichtenleerlingen basisonderwijs: Hercontrole C-bevindingen per 1 oktober 2012 en Nieuwe leerlingen per 1 oktober 2013 en 1 oktober 2014 blijkt dat de accountant de ouderverklaring van deze leerling voor teldatum 1 oktober 2014 op 26 januari 2015 heeft gecontroleerd. De accountant heeft de ouderverklaring tijdens deze controle als een foutsoort C beoordeeld, inhoudende dat het leerlinggewicht mogelijk onjuist was vastgesteld. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld het onvolledige dossier aan te vullen. Daarvan heeft eiseres noch in bezwaar noch in beroep gebruik gemaakt. Bovendien benadrukt verweerder dat het leerlinggewicht wordt vastgesteld op basis van een ouderverklaring en niet op basis van berichtgeving in kranten. Op de ouderverklaring is vermeld dat de ouder middelbare school in Afghanistan heeft gevolgd en op 16-jarige leeftijd een diploma heeft behaald. Onduidelijk is echter welke opleiding en welk opleidingsniveau dit betreft, omdat de naam van de opleiding niet is opgegeven. Uit het onderwijssysteem van Afghanistan blijkt dat een diploma van de middelbare school valt in categorie 2 of 3. Nu uit de verklaring van de ouder niet blijkt welke opleiding is gevolgd, kan het gewicht niet worden vastgesteld.
8.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. Dit betoog van eiseres faalt.
(2) [naam 5]
9.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van leerling [naam 5] op 0,3 moet worden vastgesteld, omdat de opleidingen van de ouder geïnterpreteerd kunnen worden als een niveau vergelijkbaar met 2 jaren basis/kader vmbo. De stiefvader heeft de leao-opleiding afgemaakt en is, gelet op de omstandigheid dat moeder en zoon nog maar kort in Nederland verblijven, nog maar kort actief bij de opvoeding van [naam 5] . De moeder heeft een opleiding in Colombia gevolgd en zij was 17 jaar toen zij haar diploma haalde. De moeder sprak alleen Spaans en gaf aan voor geen enkel beroep te zijn opgeleid en dat zij schoonmaakster was. Eiseres heeft geconstateerd dat de moeder geen wereldkennis bezat.
9.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van de ouders onvoldoende duidelijkheid geven, waardoor het gewicht van [naam 5] niet kan worden vastgesteld. Op de ouderverklaring is vermeld dat de ene ouder leao in Maastricht heeft gevolgd, hetgeen overeenkomt met categorie 2. Voor de andere ouder is vermeld dat zeventien jaar onderwijs in Colombia is gevolgd. Onduidelijk is welk onderwijs de ouder heeft gevolgd, waardoor het opleidingsniveau niet kan worden vastgesteld. Een advies van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) had meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Een dergelijk advies is echter niet overgelegd.
9.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. Dit betoog van eiseres faalt.
(3) [naam 6]
10.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van leerling [naam 6] op 0,3 moet worden vastgesteld. De vader heeft op het inschrijfformulier aangegeven dat hij in Egypte een middelbareschoolopleiding vergelijkbaar met vbo heeft gevolgd. De moeder kon niet aangeven welk niveau haar schoolopleiding heeft. Eiseres heeft haar omschrijving geïnterpreteerd als vergelijkbaar aan die van haar man (vbo) en daarom gewicht 0,3 vastgesteld.
10.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van de ouders onvoldoende duidelijkheid geven, waardoor het gewicht niet kan worden vastgesteld. Op het inschrijfformulier is vermeld dat de ouders als hoogste genoten opleiding middelbare school in Egypte hebben gevolgd. Niet duidelijk is echter wat het opleidingsniveau van deze opleiding is. Een advies van de SBB had meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Een dergelijk advies is echter niet overgelegd.
10.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. Dit betoog van eiseres faalt.
(4) [naam 7]
11.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van leerling [naam 7] op 1,2 moet worden vastgesteld, nu een van de ouders, de vader, geen enkele schoolopleiding heeft genoten. Alleen de moeder heeft aangegeven onderwijs te hebben genoten, maar geen diploma te hebben gehaald. De moeder is in 1985 geboren en zal dan vanaf 1991 onderwijs moeten hebben gevolgd. Vanaf 1996 tot en met 2001 (Taliban-regime) was onderwijs aan meisjes in Afghanistan echter verboden. Het is mogelijk dat zij enkele jaren basisonderwijs dan wel thuisonderwijs heeft genoten. Gelet op de Nota van Toelichting bij het Besluit bekostiging WPO (Staatsblad 2006, 283) moet aan de leerling een gewicht van 1,2 worden toegekend, omdat een ouder geen enkele schoolopleiding heeft genoten.
11.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het inschrijfformulier onvoldoende duidelijkheid biedt, waardoor het gewicht niet kan worden vastgesteld. Op het inschrijfformulier is bij de ene ouder, de vader, niets ingevuld over het onderwijsniveau. Die ouder heeft alleen een streepje geplaatst bij de kopjes “Aantal jaren genoten onderwijs binnen betreffende opleiding” en “Plaats/land waar diploma is behaald”. Daaruit kan niet objectief worden vastgesteld dat deze ouder geen onderwijs heeft gevolgd. Het zetten van streepjes is immers geen verklaring van de ouder dat geen onderwijs is gevolgd. De andere ouder heeft een onderwijstype in Afghanistan gevolgd, maar onduidelijk is welke opleiding en welk onderwijsniveau dit betreft. Zou al tot de conclusie moeten worden gekomen dat een van de ouders geen onderwijs heeft gevolgd, dan betekent dit volgens verweerder verder niet, anders dan eiseres heeft verondersteld, dat het gewicht van de leerling op 1,2 moet worden vastgesteld. Indien een van de ouders geen onderwijs heeft gevolgd en daarmee onder categorie 1 valt en de andere ouder onderwijs heeft gevolgd tot het niveau van categorie 3, wordt op grond van artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO het gewicht namelijk op 0 vastgesteld.
11.3
De rechtbank is – anders dan verweerder – van oordeel dat het streepje dat de vader bij de kopjes “Aantal jaren genoten onderwijs binnen betreffende opleiding” en “Plaats/land waar diploma is behaald” heeft geplaatst redelijkerwijs niets anders kan betekenen dan dat de vader géén onderwijs heeft gevolgd en geen diploma heeft behaald. Het voorgaande leidt echter niet tot het door eiseres gewenste resultaat. Zoals verweerder ook ter zitting heeft toegelicht is de hoogst genoten opleiding van een ouder leidend. Uit de gegevens die de moeder over de door haar gevolgde opleiding op het formulier heeft ingevuld kan niet worden opgemaakt dat zij tot maximaal categorie 2 behoort. Niet uit te sluiten valt dat zij tot categorie 3 behoort, waardoor het gewicht op 0 moet worden vastgesteld.
11.4
Het betoog van eiseres slaagt niet.
(5) [naam 8]
12.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van leerling [naam 8] op 1,2 moet worden vastgesteld, omdat een van de ouders geen enkele schoolopleiding heeft genoten. Er is zelfs geen basisonderwijs gevolgd.
12.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het inschrijfformulier onvoldoende informatie bevat om het gewicht te kunnen vaststellen. Op het inschrijfformulier is bij de ene ouder, de vader, niets ingevuld over het onderwijsniveau. Die ouder heeft alleen een streepje bij het kopje “Hoogst genoten onderwijs of diploma” ingevuld. Daaruit kan niet objectief worden vastgesteld dat deze ouder geen onderwijs heeft gevolgd. Het zetten van een streepje is immers geen verklaring van de ouder dat geen onderwijs is gevolgd. De andere ouder heeft twaalf jaar onderwijs gevolgd in Turkije, maar onduidelijk is welke opleiding. Op grond van de landeninformatie valt twaalf jaar onderwijs in Turkije in categorie 3, zodat het gewicht 0 van toepassing zou zijn.
12.3
De rechtbank is, onder verwijzing naar rechtsoverweging 11.3, van oordeel dat het streepje dat de vader bij het kopje “Hoogst genoten onderwijs of diploma” heeft geplaatst redelijkerwijs niets anders kan betekenen dan dat de vader geen onderwijs heeft gevolgd en geen diploma heeft behaald. Ook in dit geval leidt dat echter, om dezelfde reden als in 11.3, niet tot het door eiseres gewenste resultaat. Verweerder heeft terecht overwogen dat niet valt uit te sluiten dat de andere ouder tot categorie 3 behoort, waardoor het gewicht 0 van toepassing is.
12.4
Het betoog van eiseres slaagt niet.
(6) + (7) [namen]
13.1
Eiseres betoogt dat voor deze leerlingen het gewicht had moeten worden vastgesteld op 0,3. Bij het controleonderzoek in januari 2016 werd eiseres verteld dat zij voor het vaststellen van de opleiding van de ouder uit Moldavië op het landenformulier van Rusland had moeten kijken. Dit was in 2014, anders dan in 2016, echter nog niet op het betreffende formulier vermeld. Eiseres kon in 2014 dan ook niet weten dat zij voor de informatie omtrent Moldavië naar de landeninformatie van Rusland had moeten kijken. Voor Moldavië was en is nog steeds geen landeninformatie beschikbaar. Een opleiding gevolgd in een Oost-Europees land, een diploma gehaald in 1995 op 16-jarige leeftijd, heeft eiseres beschouwd als vergelijkbaar met basis/kaderniveau in Nederland en dus categorie 2. Uit de ouderverklaring die eiseres van de nieuwe basisschool van deze twee leerlingen heeft ontvangen, blijkt eveneens dat deze twee leerlingen in categorie 2 thuishoren.
13.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van de ouders onvoldoende duidelijkheid geven, waardoor het gewicht van deze leerlingen niet kan worden vastgesteld. Op het inschrijfformulier is door de ouders ingevuld dat zij tot zestien jaar onderwijs in Moldavië en Roemenië hebben gevolgd. Onduidelijk is echter welke opleiding de ouders in Moldavië en Roemenië hebben gevolgd. Er is geen landeninformatie beschikbaar over de onderwijssystemen van Moldavië en Roemenië. Wel is landeninformatie beschikbaar over Rusland, waar Moldavië tot 1991 onder viel. Deze informatie was echter niet beschikbaar op het moment van inschrijving. De school had ten tijde van de inschrijving van de leerlingen de informatie aan het SBB voor kunnen leggen. Een advies van het SBB is echter niet overgelegd. Daarnaast is het nieuwe inschrijfformulier dat is ingevuld ten tijde van de inschrijving van de leerlingen op de nieuwe school, niet relevant voor de beoordeling. Het leerlinggewicht wordt immers vastgesteld op het moment van inschrijving. Het opleidingsniveau van de ouders kan in de tussenliggende periode zijn veranderd.
Ter zitting heeft verweerder voorts gesteld dat voor de nieuwe ouderverklaring een verkeerd formulier is gebruikt. Ten onrechte is de Nederlandse versie gebruikt.
13.3
De rechtbank is – anders dan verweerder – van oordeel dat een nieuwe ouderverklaring die is opgesteld ten behoeve van de inschrijving van leerlingen bij een nieuwe basisschool niet zonder meer buiten beschouwing kan worden gelaten. Het opleidingsniveau van de ouders kan weliswaar zijn veranderd, maar kan nooit naar beneden toe veranderen. Het betrekken van de nieuwe ouderverklaring leidt in dit geval echter niet tot het door eiseres gewenste resultaat. Zoals verweerder onweersproken heeft gesteld is voor de nieuwe verklaring een verkeerd formulier gebruikt. Het ligt op de weg van een school ouders te begeleiden en ervoor zorg te dragen dat zij het juiste formulier invullen. Omdat een verkeerd formulier is gebruikt kan niet worden vastgesteld wat het genoten onderwijs precies is. De rechtbank volgt verder verweerders uiteenzetting met betrekking tot het oorspronkelijke inschrijfformulier.
13.4
Het betoog van eiseres slaagt niet.
(8) [naam 9]
14.1
Eiseres betoogt dat voor deze leerling het gewicht moet worden vastgesteld op 0,3. Beide ouders hebben aangegeven in Polen een opleiding te hebben gedaan die vergelijkbaar is met LTS, dus categorie 2. Inmiddels heeft eiseres de nieuwe basisschool van deze leerling getraceerd en blijkt uit de ouderverklaring van 16 februari 2018 die haar inmiddels alleenstaande ouder heeft ingevuld, eveneens dat sprake is van categorie 2.
14.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat op basis van het inschrijfformulier en de onvolledige nieuwe ouderverklaring niet duidelijk is wat het opleidingsniveau is van de ouders, zodat het leerlinggewicht niet kan worden vastgesteld. Op het inschrijfformulier is door de ouders ingevuld dat zij een opleiding op LTS-niveau hebben gevolgd en hebben behaald in Polen. Onduidelijk is wat met LTS-niveau wordt bedoeld, aangezien op basis van de landeninformatie geen LTS-niveau bekend is in Polen. Op het nieuwe formulier heeft de ene ouder categorie 2 aangekruist en onder categorie 3, bij “Technikum”, een kruis gezet. De andere oude heeft de nieuwe Poolse ouderverklaring niet ingevuld, terwijl, op het moment van inschrijving, het gezin uit twee ouders bestond.
14.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat blijkens paragraaf “Buitenlandse opleidingen” van de brochure 2008 van ouders die in het buitenland meer dan basisonderwijs hebben gehad en dat geen mbo, hbo of wo is, moet worden nagegaan hoeveel jaren voortgezet onderwijs de ouder heeft gevolgd, wat voor soort voortgezet onderwijs de ouder heeft gevolgd en met welk niveau voortgezet onderwijs in Nederland het gevolgde onderwijs is te vergelijken. Niet al die aspecten zijn op de formulieren vermeld. Het betoog van eiseres faalt.
(9) [naam 10]
15.1
Eiseres betoogt dat aan deze leerling het gewicht 0,3 behoort te worden toegekend.
In het bestreden besluit I is aangegeven dat het hoogste niveau van de opleiding niet is ingevuld en niet is voldaan aan punt 7 van de brief van 3 juli 2015. Tevens is aangegeven dat de verklaring van de ouder tegenstrijdig is. Het betreft hier echter een buitenlandse leerling, waarvoor ook volgens verweerder zelf punt 7 niet hoeft te worden aangegeven.
Verder had de alleenstaande moeder van deze leerling toen deze op 1 september 2014 werd ingeschreven, geen vaste woon- of verblijfplaats. Om te vermijden dat zij moest aangeven dat zij illegaal bij een huisbaas inwoonde, heeft de huisbaas zich als stiefvader opgegeven. Het gezin heeft daar maar kort verbleven. Een jaar later heeft de moeder haar zoon, de broer van [naam 10] , opgegeven. Uit het inschrijfformulier dat ten behoeve van die inschrijving is opgesteld, blijkt dat de moeder een opleiding vergelijkbaar met lbo heeft gehad.
15.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaring van de ouders onvoldoende duidelijkheid geeft om het gewicht van de leerling te kunnen vaststellen. Op het inschrijfformulier van de leerling heeft de ene ouder ingevuld een mbo-opleiding te hebben gevolgd in Polen. Op basis van de landeninformatie van Polen valt al het onderwijs dat volgt op het basisonderwijs, binnen categorie 3. In Polen kent men geen mbo-opleiding, waardoor onduidelijk is welk opleidingsniveau de ouder heeft gevolgd. De andere ouder heeft ingevuld een lbo-opleiding te hebben gevolgd. Onduidelijk is echter waar deze opleiding is gevolgd.
Aan het inschrijfformulier van het broertje komt volgens verweerder geen betekenis toe, omdat het om een andere leerling gaat en het broertje op een andere datum is ingeschreven op de school.
15.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat moet worden afgegaan op de gegevens die op het formulier staan vermeld. Dat de moeder naar zij stelt de huisbaas pas negen dagen kende toen het formulier moest worden ingevuld, doet daar niet aan af. Verweerder mocht er dus van uitgaan dat een van de ouders een mbo-opleiding heeft gevolgd. Het betoog van eiseres slaagt niet.
(10) [naam 11]
16.1
Eiseres betoogt dat het gewicht van deze leerling op 1,2 moet worden vastgesteld. De moeder van deze leerling was 13 toen zij deze leerling kreeg. Toen zij de leerling opgaf, woonde zij bij haar moeder (de oma van de leerling). Binnen 1 jaar is de moeder met de leerling teruggegaan naar Bulgarije. Vorig jaar bleek een broertje van de leerling vanuit Bulgarije naar oma te zijn gestuurd. Oma heeft dit broertje vervolgens op 1 september 2017 bij eiseres ingeschreven. Uit het inschrijfformulier dat ten behoeve van die inschrijving is opgesteld blijkt dat zowel de moeder als de oma van de leerling slechts de basisschool hebben doorlopen.
16.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan deze leerling terecht het gewicht 0,3 is toegekend. Op het inschrijfformulier van de leerling heeft de ouder vermeld basisonderwijs in Bulgarije te hebben gevolgd. Op basis van de landeninformatie valt basisonderwijs in Bulgarije binnen categorie 2. Aan het inschrijfformulier van het broertje komt geen betekenis toe, nu het om een andere leerling gaat en het broertje op een andere datum is ingeschreven op de school.
16.3
De rechtbank volgt verweerders uiteenzetting. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat niet is aangetoond dat het in Bulgarije gevolgde onderwijs in dit geval binnen categorie 1 valt. Uit een door eiseres overgelegde brief van de Auditor/Financieel Inspecteur van de Inspectie van het Onderwijs van 6 januari 2016 blijkt dat ten aanzien van het land Bulgarije een wijziging is doorgevoerd. Basisonderwijs tweede fase (vijfde en zesde jaar) werd tot categorie 2 gerekend, maar dat is gewijzigd in categorie 1. Zoals verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld loopt het basisonderwijs (ook in Bulgarije) echter door tot een zevende en achtste jaar. Eiseres heeft niet aangetoond dat in Bulgarije voor maximaal zes jaar basisonderwijs is gevolgd. Het betoog van eiseres slaagt niet.
17.1
Eiseres betoogt ten slotte dat verweerder gebruik had moeten maken van zijn afwijkingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 178c, tweede lid, van de Wpo.
Eiseres voert daartoe aan dat de regelgeving onwerkbaar is voor een nieuwkomersschool als Het Rinket. Al deze leerlingen hebben maar kort op Het Rinket verbleven en waren op het moment dat verweerder de scholen de gelegenheid gaf ouderverklaringen aan te vullen, alweer vertrokken. De bijzondere positie van Het Rinket zou reden moeten zijn voor het verrichten van een belangenafweging waarbij het belang van het verstrekken van onderwijs aan de betreffende buitenlandse leerlingen moet prevaleren boven het geheel nauwkeurig naleven van de gewichtenregeling. Bij die belangenafweging moet worden betrokken dat de status van bevindingen uit eerder onderzoek van de gewichtenregeling onduidelijk is. Daardoor was eiseres niet op de hoogte van de door de accountant bij zijn controle in 2016 geconstateerde omissies. Bovendien heeft verweerder eiseres geen reële mogelijkheid geboden voor herstel.
17.2
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat de leerlingen asielzoekerskinderen zijn, omdat eiseres geen registratieformulieren heeft overgelegd. Daarom heeft een reguliere beoordeling van de ouderverklaringen plaatsgevonden, waarbij de algemeen geldende criteria zijn gehanteerd.
17.3
De rechtbank stelt voorop dat verweerder beleidsruimte toekomt bij het aanwenden van zijn discretionaire bevoegdheid die in artikel 178c, tweede lid, van de Wpo is opgenomen. Zoals ter zitting toegelicht, maakt verweerder uitsluitend van deze bevoegdheid gebruik indien is aangetoond dat het om leerlingen gaat die als asielzoekers zijn aan te merken. De rechtbank acht die keuze van verweerder niet onredelijk. Anders dan van de vijf leerlingen ten aanzien waarvan verweerder bij het bestreden besluit II het bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard, heeft eiseres niet aangetoond dat sprake is van leerlingen die als asielzoekers zijn aan te merken. Onder die omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid kunnen afzien van het aanwenden van zijn afwijkingsbevoegdheid.
Nog daargelaten of verweerder, gelet op het onder 6 overwogene, gehouden was eiseres de mogelijkheid te bieden ouderverklaringen die onvolledig of onjuist waren ingevuld te laten herstellen, stelt de rechtbank verder vast dat eiseres daarvoor ruim voldoende de tijd heeft gehad. Vanaf het moment dat bij eiseres controles zijn uitgevoerd, moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat aan een groot deel van de oorspronkelijk ingevulde ouderverklaringen gebreken kleefden. Zelfs tot in beroep heeft eiseres de mogelijkheid gehad die gebreken te herstellen. Dat herstel in de praktijk niet altijd goed mogelijk was, betreft een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt.
17.4
Het betoog van eiseres slaagt niet.
18. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit I is ongegrond.
Het bestreden besluit II
19. Het bestreden besluit II, waarbij verweerder op basis van door eiseres in de beroepsfase overgelegde informatie alsnog het bezwaar van eiseres met betrekking tot nog eens 5 leerlingen gegrond heeft verklaard, strekt tot wijziging van het bestreden besluit I. Het beroep heeft, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen het bestreden besluit II. Het beroep tegen dit besluit is daarom ongegrond.
Griffierecht en proceskosten
20. Gelet op het onder 3 en 4 overwogene ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
21. De rechtbank ziet om dezelfde reden aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten I en II ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, voorzitter, mr. M. Kraefft en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
Wet op het primair onderwijs
Artikel 178a.
2 Het bevoegd gezag verstrekt het persoonsgebonden nummer van iedere leerling aan Onze minister, tezamen met de volgende gegevens van de leerling:
a. geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats;
b. de datum van in- of uitschrijving;
c. de groep;
d. indien van toepassing het gewicht ten behoeve van de toekenning van aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool; (…).
Artikel 178c
2 Voor zover de door het bevoegd gezag op grond van artikel 178a verstrekte gegevens naar het oordeel van Onze minister onjuist of onvolledig zijn, kan Onze minister ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van deze gegevens afwijken, in welk geval de door Onze minister vastgestelde gewijzigde gegevens worden opgenomen in het basisregister onderwijs, nadat het desbetreffende besluit tot vaststelling van de bekostiging onherroepelijk is geworden.
Besluit bekostiging WPO
Artikel 6
1. De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke administratie van de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school beschikbaar is alsmede van de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging voor personeelskosten. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt in deze administratie een onderverdeling gemaakt naar leerlingen van de hoofdvestiging en leerlingen van elk van de nevenvestigingen en draagt de directeur er zorg voor dat de volledige administratie op de hoofdvestiging aanwezig is.
2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.
Artikel 18
1. Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 15 april, de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 137, eerste en derde lid, van de wet vast voor zover deze bedragen mede gebaseerd zijn op het aantal leerlingen op de teldatum, met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid. De bedragen hebben betrekking op een schooljaar.
2 Onze Minister stelt de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 137, eerste lid, van de wet voorzover het betreft de bekostiging, bedoeld in de artikelen 29 en 30, vast binnen 14 weken na de voor de desbetreffende bekostiging relevante datum.
3 Indien de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 171, vierde lid, van de wet aanleiding geeft tot wijziging van de bekostiging, bedoeld in het eerste of tweede lid, stelt Onze Minister voor 1 oktober de bekostiging voor dat jaar nader vast.
4 De in het eerste en tweede lid bedoelde bekostigingsbedragen kunnen door Onze Minister worden gewijzigd wegens algemene salarismaatregelen of wegens andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.
Artikel 27
1. Voor elke leerling die volgens onderstaande tabel in een categorie kan worden ingedeeld, wordt bij de toelating tot een basisschool het bij die categorie behorende gewicht vastgesteld, met dien verstande dat een leerling slechts bij één categorie wordt ingedeeld.
Leerling categorie
a. Leerling van wie beide ouders of verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Indien het betreft een leerling uit een eenoudergezin, geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder of verzorger. [0,3]
b. Leerling van wie een ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau basisonderwijs, en van wie de andere ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Indien het betreft een leerling uit een eenoudergezin, geldt dat de ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau basisonderwijs. [1,2]
Met het hebben gevolgd van een schoolopleiding op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg wordt gelijkgesteld het hebben doorlopen van ten hoogste de eerste twee leerjaren van een andere vorm van voortgezet onderwijs.
2 De indeling van een leerling in een van de categorieën, genoemd in het eerste lid, wordt gebaseerd op de gegevens over de schoolopleiding van de ouders of verzorgers van de leerling, zoals blijkt uit een door die ouders of verzorgers ingevuld en ondertekend formulier dat is opgenomen in de leerlingenadministratie van de school.
3 Het schoolgewicht wordt berekend door de som van de volgens het eerste lid vastgestelde gewichten van de op de teldatum ingeschreven leerlingen te verminderen met een getal, gelijk aan 6% van het aantal leerlingen op de teldatum. De uitkomst wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Indien de uitkomst negatief is, bedraagt het schoolgewicht nul.
4 Indien het schoolgewicht hoger is dan 80% van het aantal op de teldatum ingeschreven leerlingen van de basisschool, wordt het schoolgewicht vastgesteld op 80% van het aantal op de teldatum op de basisschool ingeschreven leerlingen.
5 Indien een basisschool bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, bestaat het schoolgewicht van de basisschool uit de som van de schoolgewichten die de afzonderlijke vestigingen zouden hebben, indien zij zelfstandige scholen zouden zijn.
Regeling Structurele Gegevenslevering WPO/WEC
Bijlage 5. bij de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC
Inrichting van de leerlingenadministratie
De leerlingenadministratie omvat per leerling de volgende gegevens:
• persoonsgegevens van de leerling, waaronder het persoonsgebonden nummer, inclusief alle mutaties;
• gegevens die nodig zijn om het leerlinggewicht vast te stellen;
• het leerlinggewicht van de leerling;
• de registratie van het verzuim.
Daartoe zijn vanaf het moment van inschrijving in de leerlingenadministratie de volgende documenten opgenomen:
1. Inschrijving
Voor iedere leerling:
− een volledig ingevuld en door de ouder(s) of verzorger(s) ondertekend inschrijfformulier.
Indien van toepassing:
− een bewijs van uitschrijving van de vorige school als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO, respectievelijk artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;
− een verklaring als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder b, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk artikel 6, eerste lid, onderdeel b of c, van het Besluit bekostiging WEC met betrekking tot het in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de inschrijving niet eerder op een andere school, of een school of instelling voor ander onderwijs ingeschreven staan van de leerling. Een aparte verklaring is niet nodig wanneer de betreffende gegevens zijn opgenomen op het inschrijfformulier;
− een kopie van het bericht van inschrijving, bedoeld in artikel 7, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk artikel 6, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, zoals gezonden aan de vorige school;
− een volledig ingevulde en door de ouder(s) of verzorger(s) ondertekende ouderverklaring, waaruit duidelijk het opleidingsniveau van de ouder(s) of verzorger(s) blijkt. Op basis van de opleidingsgegevens zoals opgegeven door de ouders verstrekt de school de gegevens inzake het leerlinggewicht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO. Bij de vaststelling van het leerlinggewicht van leerlingen die na 31 december 2014 op de school zijn ingeschreven, wordt gebruik gemaakt van de standaard voorgeschreven ouderverklaring zoals opgenomen op de website van DUO onder de naam ‘Ouderverklaring vaststelling leerlinggewicht’. Scholen kunnen de vaststelling van het leerlinggewicht van leerlingen die na 31 december 2014 op de school zijn ingeschreven niet baseren op een andere ouderverklaring dan deze standaard voorgeschreven en volledig ingevulde en ondertekende ouderverklaring.
(…)