ECLI:NL:RBNHO:2019:4543

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 435
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gewichten van leerlingen in het primair onderwijs en de rechtsgeldigheid van ouderverklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 11 april 2019, staat de wijziging van de gewichten van leerlingen in het primair onderwijs centraal. Eiseres, een stichting die verantwoordelijk is voor meerdere basisscholen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, dat de gewichten van 192 leerlingen heeft gewijzigd. Dit besluit volgde op een eerdere vaststelling van gewichten in 2015 en een hercontrole in 2017, waarbij geconstateerd werd dat er fouten waren gemaakt bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. De rechtbank behandelt de vraag of de minister in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door eiseres niet te horen voordat het bestreden besluit werd genomen. De rechtbank oordeelt dat de minister dit had moeten doen, maar dat het gebrek kan worden gepasseerd omdat eiseres in de beroepsfase voldoende gelegenheid heeft gehad om nieuwe ouderverklaringen in te brengen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar bepaalt dat de minister het griffierecht moet vergoeden en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige administratie en controle bij het vaststellen van leerlinggewichten, en de verantwoordelijkheden van scholen en de overheid in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/435

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 april 2019 in de zaak tussen

Stichting [naam 1] , te Beverwijk, eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. Keijser),
en

de minister voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, verweerder

(gemachtigden: mr. J. Bootsma, mr. J. de Kort, mr. M. Kalpoe en J. Arkensteijn).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder voor vijf basisscholen die onder het bevoegd gezag van eiseres ressorteren de gewichten van in totaal 192 leerlingen met teldatum 1 oktober 2014 gewijzigd vastgesteld.
Bij besluit van 21 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 januari 2019 heeft eiseres en bij brieven van 11 en 15 januari 2019 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2019. Eiseres is vertegenwoordigd daar haar gemachtigde, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
2.1
Eiseres houdt de basisscholen De Vryheit, De Ark, De Sleutelbloem, De Plataan en Panta Rheii in stand. Deze scholen worden op grond van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bekostigd.
2.2
In 2006 is een nieuwe gewichtenregeling ingevoerd met als doel een verbeterde verdeling van achterstandsmiddelen. Naar aanleiding hiervan is de brochure “Nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs” uitgebracht in maart 2006 (brochure 2006). In 2008 is opnieuw een brochure uitgebracht, “Nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs April 2008” (brochure 2008), waarin de lijn van de eerdere brochure is voortgezet. Het criterium om een basisschool al dan niet extra middelen toe te wijzen is het opleidingsniveau van de ouder(s). De gewichtenregeling kent twee gewichten (0,3 en 1,2), waarbij een hoger leerlinggewicht leidt tot een hogere bekostiging. Het leerlinggewicht wordt vastgesteld bij de toelating van de leerling tot de basisschool. Dit gebeurt op grond van een door de ouders ingevulde en ondertekende ouderverklaring dan wel een inschrijfformulier. Scholen moeten alle leerlinggegevens, waaronder de ouderverklaringen, voor het vaststellen van de leerlinggewichten, bewaren in het leerlingadministratiesysteem en het digitale informatiesysteem Basisregister Onderwijs (BRON).
2.3
Op basis van de gegevens uit BRON wordt jaarlijks het (gewogen) aantal leerlingen per teldatum 1 oktober vastgesteld in een Overzicht Vaststelling Tellingen (OVT). Wanneer het OVT onherroepelijk is geworden, wordt dit vervolgens gebruikt om de jaarlijkse bekostiging van een school vast te stellen. De vaststelling van de bekostiging gebeurt in een Overzicht Financiële Beschikkingen.
2.4
De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2008/2009 geconstateerd dat veel fouten werden gemaakt bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. Op grond daarvan is vervolgonderzoek ingesteld. In 2013 heeft de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Tweede Kamer geïnformeerd over de vele fouten die werden gemaakt bij het aanvragen van achterstandsmiddelen. Vervolgens zijn controles uitgevoerd bij scholen, waarbij onder meer gegevens zijn betrokken van leerlingen die op 1 oktober 2014 op de scholen stonden ingeschreven.
2.5
Bij besluit van 20 januari 2015 heeft verweerder voor de scholen die onder het bevoegd gezag van eiseres ressorteren de gewichten van leerlingen met teldatum 1 oktober 2014 vastgesteld.
2.6
Bij brief van 12 februari 2015 heeft de staatssecretaris aangekondigd dat voor de teldatum 1 oktober 2014 in verband met de geconstateerde fouten een hercontrole zal plaatsvinden in het jaar 2015, uit te voeren door accountantskantoor Deloitte. Bij brief van 3 juli 2015 heeft de staatssecretaris alle betrokken scholen geïnformeerd over de aankomende controles vanaf medio september 2015 en aangegeven dat dossiers die onvolledig zijn als onjuist zullen worden aangemerkt met als consequentie dat de gewichten die daarin voorkomen op nul zullen worden vastgesteld. In de brief is verder aangegeven dat de staatssecretaris de scholen ten zeerste aanraadt de ouderverklaringen en/of inschrijfformulieren te controleren op volledigheid alsmede de leerlinggewichten in BRON. Eventuele aanvullingen daarop dienen te zijn voorzien van een handtekening en datum en er dient verplicht gebruik te worden gemaakt van de (per 1 januari 2015 verplicht gestelde) standaard “ouderverklaring vaststelling leerlinggewicht”. Bij de scholen van eiseres hebben vervolgens (her)controles plaatsgevonden.
2.7
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.8
Bij het bestreden besluit heeft verweerder – naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar en door haar overgelegde nieuwe ouderverklaringen – het gewicht van in totaal tien leerlingen van in totaal drie verschillende scholen opnieuw bezien en het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Verweerder heeft wat betreft de school De Plataan aan de leerlingen [naam 5] ,
[naam 6] en [naam 7] het gewicht toegekend dat eiseres voor ogen stond. Voorts heeft verweerder aan de leerling [naam 8] ( [naam 8] ) het gewicht “0” toegekend in plaats van het door eiseres beoogde “ 0,3” en aan de leerling [naam 9] ( [naam 9] ) het gewicht “0,3” in plaats van het door eiseres beoogde “1,2”. Verder heeft verweerder aan de leerling [naam 10] ( [naam 10] ) het gewicht “0,3” toegekend.
Verweerder heeft wat betreft de school de Sleutelbloem aan de leerlingen [naam 11] en [naam 12] het gewicht toegekend dat eiseres voor ogen stond.
Verweerder heeft wat betreft de school De Ark aan de leerlingen [naam 13] en [naam 14] het gewicht toegekend dat eiseres voor ogen stond.
3.1
Eiseres betoogt dat verweerder haar – in strijd met het bepaalde in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – ten onrechte niet heeft gehoord alvorens het bestreden besluit te nemen. Eiseres is hierdoor in haar belangen geschaad. Eiseres had in de bezwaarfase van meer leerlingen nieuwe ouderverklaringen willen inbrengen dan de tien die zij uiteindelijk in die fase heeft ingebracht. Verweerder heeft haar die mogelijkheid ontnomen door zonder eiseres te horen ongekend snel tot besluitvorming over te gaan. Daardoor zijn andere ouderverklaringen ten onrechte niet meegenomen bij de herbeoordeling.
3.2
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
3.3
De rechtbank overweegt dat uitsluitend indien zich een van de in artikel 7:3 van de Awb limitatief opgesomde gevallen voordoet van horen kan worden afgezien. Hier is sprake van één besluit, waartegen eiseres zowel algemene bezwaargronden heeft aangevoerd als gronden gericht op specifieke leerlinggewichten. Deze gronden hebben ertoe geleid dat het bezwaar volgens verweerder op een aantal punten gegrond en voor het overige ongegrond is. Gelet hierop heeft verweerder niet kunnen zeggen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het gemaakte bezwaar niet tot een andersluidend besluit kan leiden. Bovendien heeft verweerder niet kunnen zeggen dat aan het bezwaar volledig is tegemoetgekomen. Aangezien ook geen van de overige in artikel 7:3 van de Awb genoemde gevallen zich hier voordoet, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb.
3.4
De rechtbank ziet aanleiding dit aan het bestreden besluit klevende gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres daardoor niet is benadeeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres in de beroepsfase ruimschoots de gelegenheid heeft gehad ook van overige (binnen de omvang van het geding vallende) leerlingen nieuwe ouderverklaringen in te brengen. Verweerder heeft daarop gereageerd en die reactie heeft de rechtbank onder 7 vervolgens ook getoetst.
4. De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 8:69, eerste lid, van de Awb en het standpunt van verweerder hierover in het verweerschrift, allereerst de omvang van het geding vaststellen.
Leerlingen die op de teldatum 1 oktober 2014 niet op de scholen van eiseres stonden ingeschreven vallen buiten de omvang van het geding. Dit geldt ook voor leerlingen die niet bij de hercontrole waren betrokken die tot het primaire besluit heeft geleid. Voorts geldt dit voor leerlingen waaraan in bezwaar al het gewicht is toegekend dat volgens eiseres aan deze leerlingen zou moeten worden toegekend.
De overige leerlingen waarvan bij het primaire besluit het gewicht neerwaarts is vastgesteld vallen binnen de omvang van het geding. Er bestaat, anders dan verweerder heeft betoogd, geen grond voor het oordeel dat deze leerlingen gelet op het bepaalde in artikel 6:13 Awb buiten de omvang van het geding vallen. De rechtbank overweegt hiertoe dat het bezwaarschrift gelet op het daarin vervatte primaire standpunt dient te worden opgevat als te zijn gericht tegen alle leerlinggewichten die bij het primaire besluit lager zijn vastgesteld. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het primaire besluit zich niet laat opdelen in besluitonderdelen.
5.1
Eiseres betoogt dat de oorspronkelijke inschrijfformulieren en/of ouderverklaringen voldeden aan de destijds geldende eisen en voldoende informatie bevatten om het leerlinggewicht vast te kunnen stellen en daarmee de bekostiging te berekenen. Voldoende was destijds, en dat blijkt ook uit de brochure 2008 en de daarin opgenomen model-ouderverklaring, dat de ouder een van de opleidingscategorieën had aangekruist. Nadere specificaties op de ouderverklaring of in de leerlingadministratie omtrent opleidingssoort en aantal jaren onderwijs waren niet voorgeschreven. Noch artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO noch Bijlage 5 van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC stelden immers eisen aan een ouderverklaring anders dan dat uit die vormvrije ouderverklaring het opleidingsniveau moest blijken. Eerst vanaf 1 januari 2015 is een specifiek formulier voorgeschreven dat moet worden ingevuld. Eiseres betwist dat door verweerder informatie is verstrekt over de toepassing van de gewichtenregeling. Scholen mochten op de teldatum van 1 oktober 2014 dan ook uitgaan van de juistheid van door ouders aangeleverde informatie. Pas als een school het niveau niet kon vaststellen of twijfelde aan de juistheid van bepaalde gegevens diende deze in actie te komen. Op scholen en schoolbesturen rustte op basis van de regelgeving ook geen onderzoeks- of verificatieplicht. Verweerder is volgens eiseres – in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel – met terugwerkende kracht strengere eisen gaan stellen aan de inhoud van ouderverklaringen.
5.2
Verweerder bestrijdt in het verweerschrift dat sprake is van een aanscherping met terugwerkende kracht van de eisen die aan een ouderverklaring worden gesteld. Dat voor ouderverklaringen voor 1 januari 2015 geen specifiek formulier was voorgeschreven doet er volgens verweerder niet aan af dat sinds de invoering van de gewichtenregeling op eiseres, gelet op de artikelen 6 en 27 van het Besluit bekostiging WPO, steeds dezelfde verantwoordelijkheid rustte om zorg te dragen voor een deugdelijke en controleerbare leerlingenadministratie. Eiseres diende in haar leerlingenadministratie volledige, ondertekende ouderverklaringen op te nemen waaruit het opleidingsniveau van de ouder(s) duidelijk blijkt. Alle voor de vaststelling van de bekostiging benodigde gegevens moesten daarin zijn opgenomen. Bij ouders met een Nederlandse opleiding, konden scholen relatief eenvoudig het opleidingsniveau vaststellen. Bij ouders met een buitenlandse opleiding moesten scholen mogelijk meer informatie achterhalen om het opleidingsniveau te kunnen vaststellen en het juiste leerlinggewicht te kunnen bepalen. Die informatie moet ook uit de ouderverklaring blijken. Dit blijkt ook uit de brochures uit 2006 en 2008. Er rust(te) op eiseres dus wel degelijk een zekere onderzoeks- of verificatieplicht.
5.3.1
De rechtbank overweegt als volgt.
5.3.2
Uit bijlage 5 bij de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC, die, voor zover hier van belang, op 1 oktober 2014 hetzelfde luidde als ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit, volgt dat ouders in een ouderverklaring opleidingsgegevens moeten vermelden die nodig zijn om het leerlinggewicht op grond van artikel 27, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO vast te stellen.
5.3.3
In het sinds januari 2015 verplichte standaardformulier voor ouderverklaringen heeft verweerder vermeld welke opleidingsgegevens ouders die hun hoogst genoten opleiding in het buitenland hebben gevolgd in een ouderverklaring moeten vermelden om een vergelijking van die buitenlandse opleiding met een Nederlandse opleiding mogelijk te maken. Uit dat standaardformulier volgt dat in een dergelijke ouderverklaring onder meer moet staan in welk land de hoogst genoten opleiding is gevolgd, wat de naam en het type van die opleiding is en voor welke duur die opleiding is gevolgd.
5.3.4
De gewichtenregeling is op 1 januari 2006 geïntroduceerd (Staatsblad 2006, 283). In genoemd Staatsblad (pagina 7) is voor wat betreft het vaststellen van het gewicht voor kinderen van wie de ouders in het buitenland onderwijs hebben gevolgd verwezen naar opgestelde richtlijnen die in een voorlichtingsbrochure aan scholen bekend zijn gemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de brochure 2006 betreft. In paragraaf “Opleiding ouder(s)” van die brochure is aandacht besteed aan wat er duidelijk zou moeten zijn in geval ouders een buitenlandse opleiding hebben gevolgd. Onder meer is aangegeven dat van ouders die tot hun zestiende levensjaar onderwijs hebben gevolgd moet worden nagegaan hoeveel jaar voortgezet onderwijs is gevolgd, wat voor soort voortgezet onderwijs de ouders hebben gevolgd en met welk niveau voortgezet onderwijs dat onderwijs in Nederland is te vergelijken. Voorts is aangegeven dat als het niveau niet kan worden vastgesteld, contact kan worden opgenomen met het Informatiecentrum DiplomaWaardering. Uit de voorbeeld-ouderverklaring die bij de brochure 2006 is gevoegd, volgt dat ouders in een ouderverklaring moeten vermelden wat de naam van de hoogst genoten opleiding is, voor welke duur die opleiding is gevolgd als er geen diploma is behaald en in welk land die opleiding is gevolgd. De brochure 2008 vormt een voortzetting van de brochure 2006. Ook uit die brochure, waaraan eveneens een voorbeeld-ouderverklaring is gehecht, blijkt dat ouders die een opleiding in het buitenland hebben gevolgd die niet eenvoudig te vergelijken is met een Nederlandse opleiding, in een ouderverklaring moeten vermelden in welk land die opleiding is gevolgd, wat de naam en het type van die opleiding is, wat de duur van die opleiding is en hoe lang er in totaal onderwijs is gevolgd.
5.3.5
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de eisen die sinds de invoering van het standaardformulier op 1 januari 2015 aan een ouderverklaring worden gesteld dezelfde zijn als de eisen die op de teldatum van 1 oktober 2014 daaraan werden gesteld. Het betoog van eiseres slaagt niet.
6.1
Eiseres betoogt verder dat verweerder de in bezwaar ingebrachte nieuwe ouderverklaring van leerling [naam 8] ten onrechte niet heeft geaccepteerd en de nieuwe ouderverklaring van leerling [naam 9] ten onrechte slechts gedeeltelijk heeft geaccepteerd.
Ten aanzien van leerling [naam 8] was op de nieuwe ouderverklaring het opleidingsniveau van een van de ouders (de tweede verzorger) niet ingevuld, maar uit het bij toelating van de leerling ingevulde inschrijfformulier blijkt diens opleidingsniveau ondubbelzinnig. Aan deze leerling had dan ook een gewicht van 0,3 moeten worden toegekend.
Ten aanzien van leerling [naam 9] is in de nieuwe ouderverklaring voor beide ouders het opleidingsniveau categorie 1 vermeld, zodat aan deze leerling een gewicht van 1,2 had moeten worden toegekend.
Ter zitting heeft eiseres in dit kader nog gesteld dat het volgens haar niet zo kan zijn dat bij [naam 8] uitsluitend de nieuwe verklaring wordt betrokken, terwijl bij [naam 9] de oude en nieuwe verklaring in onderlinge samenhang worden beschouwd.
6.2
Verweerder stelt zich met betrekking tot leerling [naam 8] op het standpunt dat (ook) op basis van de nieuwe ouderverklaring het gewicht niet kan worden vastgesteld. Op de ouderverklaring die eerst in de administratie was opgenomen, is aangekruist dat de vader en moeder zowel “basisonderw. of (v)so-zmlk” als “lbo/vbo pro of vmbo bbl/kb” hebben. Daardoor is niet duidelijk welk opleidingsniveau de ouders hebben. Op de nieuwe ouderverklaring is vermeld dat het opleidingsniveau van de vader het niveau “praktijkonderwijs/LWOO” is. Over het opleidingsniveau van de moeder is echter niets opgenomen, terwijl wel is aangekruist dat sprake is van een tweeoudergezin. De nieuwe ouderverklaring is dus incompleet.
Met betrekking tot leerling [naam 9] stelt verweerder zich op het standpunt dat de oude en nieuwe ouderverklaring in samenhang bezien dermate veel onduidelijkheid laten bestaan over het opleidingsniveau van de ouders dat het gewicht van deze leerling niet hoger dan op 0,3 kan worden vastgesteld. Op de oorspronkelijke ouderverklaring is over de vader vermeld dat het opleidingsniveau “lbo/vbo pro of vmbo bbl/kb” is en over de moeder dat het “basisonderw. of (v)so-zmlk” is. Dit leidt vanwege het opleidingsniveau van de vader tot categorie 2 met gewicht 0,3. Op de nieuwe, in bezwaar overgelegde, verklaring is echter voor beide ouders ingevuld dat in Turkije “Ilkolul” (Turks basisonderwijs) is gevolgd, wat zou leiden tot een gewicht van 1,2. Het in bezwaar opgegeven niveau is, in ieder geval voor wat betreft de vader, afwijkend van wat eerder was opgegeven. In de nieuw overgelegde verklaring was bovendien ook categorie 2 (“Ortaokul”, onderbouw van het Turks algemeen voortgezet onderwijs) aangekruist, maar dat is later doorgehaald. Verweerder kan gelet op het voorgaande niet tot de conclusie komen dat op basis van de overgelegde ouderverklaringen het gewicht 1,2 op zijn plaats is.
6.3
De rechtbank volgt deze uiteenzetting van verweerder. Hetgeen eiseres ter zitting nog heeft aangevoerd over het al dan niet in onderlinge samenhang bezien van de oude en nieuwe verklaring doet hier niet aan af.
6.4
De rechtbank overweegt verder nog dat eiseres ter zitting weliswaar heeft betoogd dat verweerder het gewicht van de leerling [naam 10] onjuist heeft vastgesteld, maar dat zij dit betoog niet heeft onderbouwd, zodat het reeds daarom faalt.
6.5
Het betoog van eiseres slaagt niet.
7.1
Eiseres betoogt voorts dat verweerder ten onrechte is overgegaan tot het lager vaststellen van gewichten van leerlingen van De Sleutelbloem en De Ark.
Met betrekking tot De Sleutelbloem gaat het om in totaal 21 leerlingen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt ten aanzien van 16 leerlingen nieuwe ouderverklaringen ingebracht en ten aanzien van 5 leerlingen de oorspronkelijke inschrijfformulieren.
Met betrekking tot De Ark gaat het om in totaal 3 leerlingen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt ten aanzien van deze drie leerlingen de oorspronkelijke inschrijfformulieren ingebracht.
7.2
De rechtbank stelt, onder verwijzing naar het onder 4 overwogene, voorop dat een deel van de 21 door eiseres genoemde leerlingen van de Sleutelbloem buiten de omvang van het geding valt, hetzij omdat de voor hen vastgestelde gewichten niet bij het primaire besluit zijn gewijzigd, hetzij omdat een deel van die leerlingen op de teldatum 1 oktober 2014 niet stond ingeschreven op De Sleutelbloem. Het gaat om de leerlingen [namen 1] . Ook de leerlingen [naam 15] en [naam 12] vallen buiten de omvang van het geding, omdat aan deze leerlingen in bezwaar al het gewicht is toegekend dat volgens eiseres aan deze leerlingen zou moeten worden toegekend.
7.3
Verweerder heeft in zijn aanvullende verweerschrift naar aanleiding van het door eiseres ingebrachte aanvullende beroepschrift per leerling van De Sleutelbloem (I [namen 2] ) alsmede per leerling van De Ark ( [namen 3] ) concreet gemotiveerd uiteengezet hoe hij tot de vaststelling van hun gewichten is gekomen. Eiseres heeft de uiteenzetting van verweerder niet (concreet) bestreden, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet verweerders uiteenzetting voor onjuist te houden.
7.4
Het betoog van eiseres slaagt niet.
8.1
Eiseres betoogt verder dat verweerder haar geen reële herstelmogelijkheid heeft geboden. Verweerder heeft scholen weliswaar de gelegenheid geboden om bij ouders nieuwe ouderverklaringen te vragen, maar veel van de betrokken leerlingen waren inmiddels van school gegaan, waardoor het contact met de ouders werd bemoeilijkt. Ook zouden scholen en medewerkers erdoor worden overvraagd. Verder bestaat het risico dat ouders de verklaring invullen op basis van hun actuele opleidingsniveau, hetgeen in het nadeel is van scholen, omdat dat tot een lagere gewichtenregeling leidt.
8.2
Nog daargelaten of verweerder, gelet op het onder 5 overwogene, gehouden was eiseres de mogelijkheid te bieden ouderverklaringen die onvolledig of onjuist waren ingevuld te laten herstellen, stelt de rechtbank vast dat eiseres daarvoor ruim voldoende de tijd heeft gehad. Vanaf het moment dat bij eiseres controles zijn uitgevoerd, moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat aan een groot deel van de oorspronkelijk ingevulde ouderverklaringen gebreken kleefde. Zelfs tot in beroep heeft eiseres de mogelijkheid gehad die gebreken te herstellen. Dat herstel in de praktijk niet altijd goed mogelijk was, betreft een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt.
8.3
Ook dit betoog van eiseres slaagt niet.
9. Met betrekking tot hetgeen eiseres over de in BRON vermelde gegevens van een aantal leerlingen heeft betoogd, overweegt de rechtbank ten slotte als volgt. Ter zitting is komen vast te staan dat partijen het niet oneens zijn over de gewichten die op de teldatum voor de door eiseres genoemde leerlingen behoorden te gelden. Voor de beoordeling van het voorliggende geschil is uitsluitend van belang of de gegevens ten tijde van de teldatum juist waren. De vraag of in BRON ten opzichte van ParnasSys ten onrechte afwijkende gewichten zijn geregistreerd laat de rechtbank daarom buiten bespreking.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Gelet op het onder 3 overwogene ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank ziet om dezelfde reden aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,00 aan eiseres te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.024,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzitter, mr. J.J. Maarleveld en
mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
Wet op het primair onderwijs
Artikel 178a.
2 Het bevoegd gezag verstrekt het persoonsgebonden nummer van iedere leerling aan Onze minister, tezamen met de volgende gegevens van de leerling:
a. geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats;
b. de datum van in- of uitschrijving;
c. de groep;
d. indien van toepassing het gewicht ten behoeve van de toekenning van aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool; (…).
Besluit bekostiging WPO
Artikel 6
1. De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke administratie van de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school beschikbaar is alsmede van de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging voor personeelskosten. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt in deze administratie een onderverdeling gemaakt naar leerlingen van de hoofdvestiging en leerlingen van elk van de nevenvestigingen en draagt de directeur er zorg voor dat de volledige administratie op de hoofdvestiging aanwezig is.
2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.
Artikel 18
1. Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 15 april, de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 137, eerste en derde lid, van de wet vast voor zover deze bedragen mede gebaseerd zijn op het aantal leerlingen op de teldatum, met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid. De bedragen hebben betrekking op een schooljaar.
2 Onze Minister stelt de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 137, eerste lid, van de wet voorzover het betreft de bekostiging, bedoeld in de artikelen 29 en 30, vast binnen 14 weken na de voor de desbetreffende bekostiging relevante datum.
3 Indien de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 171, vierde lid, van de wet aanleiding geeft tot wijziging van de bekostiging, bedoeld in het eerste of tweede lid, stelt Onze Minister voor 1 oktober de bekostiging voor dat jaar nader vast.
4 De in het eerste en tweede lid bedoelde bekostigingsbedragen kunnen door Onze Minister worden gewijzigd wegens algemene salarismaatregelen of wegens andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.
Artikel 27
1. Voor elke leerling die volgens onderstaande tabel in een categorie kan worden ingedeeld, wordt bij de toelating tot een basisschool het bij die categorie behorende gewicht vastgesteld, met dien verstande dat een leerling slechts bij één categorie wordt ingedeeld.
Leerling categorie
a. Leerling van wie beide ouders of verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Indien het betreft een leerling uit een eenoudergezin, geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder of verzorger. [0,3]
b. Leerling van wie een ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau basisonderwijs, en van wie de andere ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Indien het betreft een leerling uit een eenoudergezin, geldt dat de ouder of verzorger een schoolopleiding heeft gevolgd op maximaal het niveau basisonderwijs. [1,2]
Met het hebben gevolgd van een schoolopleiding op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg wordt gelijkgesteld het hebben doorlopen van ten hoogste de eerste twee leerjaren van een andere vorm van voortgezet onderwijs.
2 De indeling van een leerling in een van de categorieën, genoemd in het eerste lid, wordt gebaseerd op de gegevens over de schoolopleiding van de ouders of verzorgers van de leerling, zoals blijkt uit een door die ouders of verzorgers ingevuld en ondertekend formulier dat is opgenomen in de leerlingenadministratie van de school.
3 Het schoolgewicht wordt berekend door de som van de volgens het eerste lid vastgestelde gewichten van de op de teldatum ingeschreven leerlingen te verminderen met een getal, gelijk aan 6% van het aantal leerlingen op de teldatum. De uitkomst wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Indien de uitkomst negatief is, bedraagt het schoolgewicht nul.
4 Indien het schoolgewicht hoger is dan 80% van het aantal op de teldatum ingeschreven leerlingen van de basisschool, wordt het schoolgewicht vastgesteld op 80% van het aantal op de teldatum op de basisschool ingeschreven leerlingen.
5 Indien een basisschool bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, bestaat het schoolgewicht van de basisschool uit de som van de schoolgewichten die de afzonderlijke vestigingen zouden hebben, indien zij zelfstandige scholen zouden zijn.
Regeling Structurele Gegevenslevering WPO/WEC
Bijlage 5. bij de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC
Inrichting van de leerlingenadministratie
De leerlingenadministratie omvat per leerling de volgende gegevens:
• persoonsgegevens van de leerling, waaronder het persoonsgebonden nummer, inclusief alle mutaties;
• gegevens die nodig zijn om het leerlinggewicht vast te stellen;
• het leerlinggewicht van de leerling;
• de registratie van het verzuim.
Daartoe zijn vanaf het moment van inschrijving in de leerlingenadministratie de volgende documenten opgenomen:
1. Inschrijving
Voor iedere leerling:
− een volledig ingevuld en door de ouder(s) of verzorger(s) ondertekend inschrijfformulier.
Indien van toepassing:
− een bewijs van uitschrijving van de vorige school als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO, respectievelijk artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;
− een verklaring als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder b, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk artikel 6, eerste lid, onderdeel b of c, van het Besluit bekostiging WEC met betrekking tot het in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de inschrijving niet eerder op een andere school, of een school of instelling voor ander onderwijs ingeschreven staan van de leerling. Een aparte verklaring is niet nodig wanneer de betreffende gegevens zijn opgenomen op het inschrijfformulier;
− een kopie van het bericht van inschrijving, bedoeld in artikel 7, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk artikel 6, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, zoals gezonden aan de vorige school;
− een volledig ingevulde en door de ouder(s) of verzorger(s) ondertekende ouderverklaring, waaruit duidelijk het opleidingsniveau van de ouder(s) of verzorger(s) blijkt. Op basis van de opleidingsgegevens zoals opgegeven door de ouders verstrekt de school de gegevens inzake het leerlinggewicht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO. Bij de vaststelling van het leerlinggewicht van leerlingen die na 31 december 2014 op de school zijn ingeschreven, wordt gebruik gemaakt van de standaard voorgeschreven ouderverklaring zoals opgenomen op de website van DUO onder de naam ‘Ouderverklaring vaststelling leerlinggewicht’. Scholen kunnen de vaststelling van het leerlinggewicht van leerlingen die na 31 december 2014 op de school zijn ingeschreven niet baseren op een andere ouderverklaring dan deze standaard voorgeschreven en volledig ingevulde en ondertekende ouderverklaring.
(…)