ECLI:NL:RBNHO:2019:4530
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot echtscheiding op basis van niet-rechtsgeldig huwelijk naar Sudanees recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw met de Ethiopische nationaliteit en een man met de Eritrese nationaliteit. De vrouw heeft gesteld dat zij en de man in Sudan met elkaar zijn gehuwd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het gestelde huwelijk niet rechtsgeldig is volgens het Sudanees recht. Dit is gebaseerd op het feit dat de vrouw moslim is en de man christen, wat volgens het Sudanees islamitisch familierecht een huwelijk tussen hen verbiedt. Bovendien is er geen bewijs dat het huwelijk is aangemeld bij een ambtenaar van de burgerlijke stand, wat een vereiste is voor de rechtsgeldigheid van een huwelijk in Sudan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het huwelijk rechtsgeldig is gesloten en dat het niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot echtscheiding afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook een omgangsregeling vastgesteld voor de minderjarige zoon van partijen. De man heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij hij wekelijks contact heeft met zijn zoon, en de rechtbank heeft besloten dat de minderjarige ieder weekend op een in onderling overleg te bepalen dag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man is. De rechtbank heeft bepaald dat als partijen het niet eens kunnen worden over de dag, dit op zaterdag zal zijn. Beide partijen zijn verantwoordelijk voor het halen en brengen van de minderjarige, tenzij anders afgesproken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.