Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de besloten vennootschap Kristal Oosterend Onroerend Goed B.V.
1.de vennootschap onder firma Villa VOF, gevestigd te De Koog
1.Het procesverloop
Voorafgaand aan de zitting hebben Kristal OG en Wijnhuis Oosterend bij brieven van respectievelijk 21 en 29 januari 2019 een conclusie van antwoord in reconventie en producties ingezonden.
Vervolgens is de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te bieden de zaak onderling te regelen. Uit de brieven d.d. 6 maart 2019 van partijen is gebleken dat een regeling niet tot stand is gekomen, waarna aan partijen is meegedeeld dat vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
Wijnhuis Oosterend”, bestaande uit winkelvoorraad, inventaris, receptuur en intellectuele eigendom en namen op recepten en goodwill. De koopprijs bedraagt € 265.000,--, waarvan € 40.000,-- ineens dient te worden betaald en voor € 225.000,-- een lening zal worden verstrekt.
bedrijfsruimte (winkelruimte) aan de [adres 1] en de schuur aan de [adres 2] . De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 oktober 2013 en lopende tot 1 oktober 2018. Behoudens tijdige opzegging wordt de huurovereenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van vijf jaar. De huurprijs bedraagt in totaal € 2.100,-- per maand, exclusief btw.
woningaan de [adres 3] . De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 oktober 2013 en lopende tot 1 oktober 2018. Na ommekomst van deze periode loopt de huurovereenkomst, behoudens opzegging, door voor onbepaalde tijd. De huurprijs bedraagt in totaal € 1.200,-- per maand.
geldleninggesloten tussen Wijnhuis Oosterend (vertegenwoordigd door Kristal OG) en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (vennoten van Villa) voor een bedrag van € 225.000,--, tegen een rente van 5,5%, resulterend in een aflossingsbedrag van € 2.247,-- per maand.
pandrecht verstrekt op de roerende zaken(van de onderneming Wijnhuis Oosterend).
Artikel 11 van deze overeenkomst vermeldt:
Gelet op het feit dat de onderneming Wijnhuis Oosterend een seizoensbedrijf is, komen partijen overeen dat indien geldnemer door de aflossingen zoals in artikel 3 lid 3 bedoeld (tijdelijk) in liquiditeitsproblemen dreigt te komen, dat geldgever zal instemmen met een tijdelijke opschorting van de betaling van maandtermijnen door geldnemer met dan per keer schriftelijke afspraken over inloop van aldus opgeschorte maandtermijnen.
Er zijn, naar ik heb begrepen uit de overwaarde bij de verkoop van de woning, op 20 maart jl. een aantal extra betalingen verricht, maar hiermee is de achterstand in de huur van de woning en het bedrijfspand ingelopen. Op de lening zijn geen afbetalingen verricht.
3.De vordering
1 augustus 2018 tot de voldoening, alsmede tot stipte (vooruit)betaling van de
verschuldigde huur voor de woning en winkelruimte tot het moment dat aan de
respectievelijke huurovereenkomsten een rechtsgeldig einde is gekomen, vermeerderd
moment van de algehele voldoening;
rente vanaf 1 augustus 2018 tot de voldoening;
meer subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
4.Het verweer en de tegenvordering
I. Kristal OG en Wijnhuis Oosterend veroordeelt tot betaling van € 13.698,95, excl. btw,
het gehuurde, waarbij het huurder wordt toegestaan betaling van huurtermijnen op te
schorten totdat herstel / reparaties adequaat uitgevoerd zijn;
tardief is geweest, maar tijdig is gedaan;
bedrag in goede justitie te bepalen, vanwege onrechtmatig handelen van Kristal OG en
Wijnhuis Oosterend jegens Villa.
Toen geen terugkoop van de onderneming door Kristal OG tot stand was gekomen, heeft Kristal OG zelfs het faillissement van Villa aangevraagd, waarmee ook onrechtmatig is gehandeld jegens Villa.
5.De beoordeling
Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel, dat ook ten aanzien van de tijdelijk opgelopen huurachterstanden – met name in 2017 – een zekere coulance door Kristal OG en Wijnhuis Oosterend betracht had mogen worden, gelet op de opschortingsbevoegdheid ter zake van de geldlening. De overeenkomsten zijn (vrijwel) gelijktijdig gesloten en niet (geheel) los van elkaar te zien. Dit klemt te meer daar niet eerder dan in 2017 een beroep is gedaan op die boeterente en dan nog wel met terugwerkende kracht. In een e-mail van 4 september 2017 van de heer [naam] aan Villa wordt nog met geen woord gerept over het betalen van boete en/of rente (productie 7 conclusie van antwoord/eis). In die e-mail wordt melding gemaakt van de huurachterstand voor de bedrijfsruimte ad € 4.840,-- (augustus en september) en van € 1.223,39 (september) voor de woning, met daarbij een betalingsverzoek.
De conclusie dient te zijn dat de huur van de bedrijfsruimte niet tijdig is opgezegd, zodat deze op grond van de overeenkomst doorloopt voor een aansluitende periode van vijf jaar, tot 1 oktober 2023. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.