In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Faro naar Eindhoven op 22 mei 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht had een vertraging van meer dan twee uur, waardoor de passagiers niet op de geplande bestemming konden landen en naar Amsterdam-Schiphol moesten worden vervoerd.
Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking in de Franse luchtvaartsector, die de vluchtuitvoering beïnvloedde. De kantonrechter oordeelde dat Transavia voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze staking en dat zij niet in staat was om de vertraging te voorkomen, zelfs niet met alle beschikbare middelen. De rechter concludeerde dat de passagiers geen recht hadden op compensatie, omdat de omstandigheden buiten de controle van Transavia lagen.
De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter J. Candido op 22 mei 2019.