6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op één dag tweemaal brand gesticht. Eenmaal in een hotelkamer en eenmaal in zijn eigen woning. Dit zijn zeer ernstige feiten. Bij de brand in het hotel was gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten en bij de brand in de woning van verdachte was naast het gevaar voor goederen ook sprake van levensgevaar voor de omwonenden van verdachte. Als gevolg van de brand in de hotelkamer is deze tijdelijk onbruikbaar geworden en is schade en overlast voor het hotel ontstaan. Als gevolg van de brand in de woning van verdachte is deze onbewoonbaar geworden. Verdachte mag van geluk spreken dat de brand in de hotelkamer door het snelle handelen van de hotelmedewerkers en brandpreventieve maatregelen beperkt is gebleven en daarnaast dat de brand in zijn eigen woning niet is overgeslagen naar de woningen van zijn buren. Brandstichting is een zeer gevaarzettend en voor de omgeving bedreigend delict.
De rechtbank acht bovendien de reden dat verdachte is gekomen tot zijn daden – namelijk om te kunnen worden opgenomen – zeer zorgwekkend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten en niet tot vrijheidsbenemende straffen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 15 april 2019 van [reclasseringswerkster] verbonden aan Reclassering Nederland, waaruit volgt dat de reclassering een tbs met voorwaarden thans niet uitvoerbaar acht. Voor het geval voornoemde maatregel wel zal worden opgelegd, heeft de reclassering een aantal voorwaarden geadviseerd. De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting haar rapport onderschreven en toegelicht in die zin dat bij de eventuele oplegging van een tbs met voorwaarden het thans niet mogelijk lijkt te zijn de voorwaarden met verdachte te bespreken, waardoor de reclassering geen mogelijkheden ziet met betrekking tot de uitvoerbaarheid van een plan van aanpak door de reclassering.
- Het psychiatrisch rapport gedateerd 2 februari 2019 dat onder meer het volgende inhoudt:
Betrokkene is een 31- jarige alleenstaande Nederlandse man, die thans verblijft in het [PPC] . Bij betrokkene is sprake van een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis, waarbij psychotische problematiek (schizofrenie) en problemen in de sociale interactie (autisme) worden beschreven. Doordat geen volledig onderzoek plaats heeft kunnen vinden, komt ondergetekende niet tot diagnostische conclusies.
De psychiater is in zijn rapport niet gekomen tot een diagnostische conclusie en tot beantwoording van overige vragen.
- Het psychologisch rapport gedateerd 4 februari 2019 dat onder meer het volgende inhoudt:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie en een autismespectrumstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De mate van ernst van de autismespectrumstoornis is niet goed objectief vast te stellen, omdat de autismespectrumstoornis en schizofrenie met elkaar vervlochten zijn en psychotische klachten de afgelopen jaren telkens op de voorgrond hebben gestaan.
De combinatie van beide leidt hoe dan ook tot een gecompliceerd te behandelen ziektebeeld. Betrokkene is vanuit de autismespectrumstoornis prikkelgevoelig, en daardoor makkelijker psychotisch te ontregelen. Het verwerken van (complexe) informatie kost hem meer moeite, hij is sneller geneigd om sociale signalen verkeerd op te pakken, en minder goed in staat om met spanning en stress om te gaan. Bekend is dat betrokkene, bij oplopende spanning, overprikkeling en in een situatie waarin hij zijn vermijdende coping strategie niet succesvol kan toepassen, psychotisch kan decompenseren en/of agressief-impulsief gedrag kan laten zien.
Mocht betrokkene nu in vrijheid worden gesteld dan heeft hij geen woning, geen inkomen en geen hulpverlening om op terug te vallen. Betrokkene is niet in staat zijn eigen leven te organiseren, een woonvoorziening te regelen, een inkomen aan te vragen en sociale contacten te onderhouden. Hij zal snel stoppen met medicatiegebruik. Dergelijke omstandigheden zullen hem in korte tijd erg veel stress en spanning opleveren, een psychose uitlokken en tot een agressieve impulsdoorbraak kunnen lelden.
Betrokkene heeft aansluitend aan zijn verblijf in detentie een klinische opname nodig op een gesloten psychiatrische afdeling. Daar kan hij verder stabiliseren onder invloed van de medicatie, structuur, rust en regelmaat die op een afdeling aanwezig zijn. Vanuit de kliniek kan betrokkene worden aangemeld voor een beschermde woonvorm, waar zowel specialisatie is in schizofrenie als een autismespectrumstoornis. De klinische setting dient een middelmatig beveiligingsniveau te hebben. Het is lastig in te schatten hoe lang de klinische behandeling zal duren, naar schatting minimaal een halfjaar. De gehele behandeling (dus inclusief de ambulante behandeling) is levenslang van duur.
De psycholoog heeft haar rapport ter terechtzitting onderschreven en aangevuld in die zin dat het iets beter met verdachte lijkt te gaan, maar dat zijn toestand nog niet stabiel is. Verdachte is een zieke, lege man. Medicatie en structuur zijn de komende jaren de belangrijkste behandelinterventies en er moet worden geanticipeerd op agressiedoorbraken. Bij oplegging van een tbs met voorwaarden is mogelijk een probleem dat verdachte niet zou weten waarmee hij instemt. Toch is oplegging van een dergelijke maatregel geïndiceerd. Primair staat de leegte van verdachte op de voorgrond. De verwachting is dat de stabilisatie van verdachte met de oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden te realiseren is. Met direct overgaan tot oplegging van tbs met dwangverpleging zou naar het idee van de psycholoog een stap worden overgeslagen.
Met de conclusie van dit rapport en de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop kan de rechtbank zich verenigen en de rechtbank maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de sanctiesoort en de hoogte daarvan acht geslagen op sancties die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het handelen van verdachte in beginsel de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank is echter – gelet op de over de persoon van verdachte uitgebrachte adviezen en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat het zwaartepunt moet komen te liggen bij de behandeling van verdachte.
Om die reden zal de rechtbank volstaan met een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest slechts in beperkte mate overtreft. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van
302 dagenmet aftrek van voorarrest. Met de keuze van deze strafoplegging beoogt de rechtbank te realiseren dat verdachte gedetineerd blijft tot de datum waarop hij kan worden behandeld. De rechtbank acht een naadloze overgang tussen de detentie van verdachte en zijn vervolgtraject geboden, nu het recidiverisico als groot wordt ingeschat en het onwenselijk zou zijn als verdachte tussentijds onbehandeld in vrijheid zou komen.
Met betrekking tot de behandeling van verdachte acht de rechtbank enerzijds plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op dit moment onvoldoende toereikend voor de problematiek van verdachte en anderzijds de maatregel van tbs met dwangverpleging te zwaar en om die reden prematuur. Binnen de setting van een kliniek met de juiste expertise, stevige begeleiding en voldoende toezicht is het reëel te veronderstellen dat verdachte in staat zal zijn zich aan afspraken en voorwaarden te houden. De rechtbank neemt aldus het advies van de psychologisch deskundige over. Deze heeft aan haar advies nog toegevoegd dat betrokkene impliciet zal instemmen met structuur, medicatie en behandeling en dat dwang geen toegevoegde waarde zal hebben.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van de maatregel van tbs met de hierna in het dictum omschreven voorwaarden. De tbs van verdachte dient te worden gelast nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen/goederen het opleggen van deze maatregel eist.
Ondanks de afwezigheid van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank op basis van het onderzoek ter terechtzitting – verdachte heeft immers verklaard dat hij de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd om te worden opgenomen en de raadsman heeft aangevoerd dat verdachte wil meewerken aan een plan – voldoende gebleken dat verdachte bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals subsidiair geadviseerd door de reclassering.
Ten aanzien van deze voorwaarden overweegt de rechtbank nog dat de voorwaarden die inhouden een alcohol- en drugsverbod en de controle daarop, niet noodzakelijk worden geacht. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte alcohol drinkt en/of drugs gebruikt, waardoor de rechtbank geen meerwaarde ziet in het afzonderlijk opnemen van voorwaarden die strekken tot een verbod daarop. Indien daartoe in de toekomst aanleiding bestaat kan immers een zodanige aanwijzing worden gegeven dan wel een vordering tot wijzing van de voorwaarden worden geadviseerd.
De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling niet is beperkt tot vier jaren.
Gelet op de noodzaak van spoedige behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Nu uit het reclasseringsrapport van 15 april 2019 volgt dat verdachte op 7 juni 2019 kan worden geplaatst in [FPA] , zal de voorlopige hechtenis waarin verdachte zich bevindt worden opgeheven met ingang van 7 juni 2019 vanaf het tijdstip waarop verdachte door DV&O zal zijn vervoerd naar [FPA] .