ECLI:NL:RBNHO:2019:4333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de realisatie van startersappartementen en seniorenwoningen in Zaanstad

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad en de besloten vennootschap Linus Duurzaam B.V. De zaak betreft de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van 14 startersappartementen en 10 seniorenwoningen. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd ingediend door SAAP Gebiedsontwikkeling, maar de gemeente verleende alleen vergunning voor het maken van een uitweg en weigerde de vergunning voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Eisers, waaronder Linus Duurzaam B.V., hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 20 februari 2019 werd het standpunt van de eisers besproken, waarbij zij stelden dat het ging om een afwijzing van een verzoek om bestemmingswijziging. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvraag niet om een bestemmingswijziging ging, maar om een omgevingsvergunning voor een project dat niet meer gerealiseerd zou worden. Hierdoor hadden de eisers geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van hun beroepen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres sub 1 niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat haar belang niet verweven was met dat van de aanvrager SAAP. De rechtbank verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 17/5121 en HAA 18/133

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2019 in de zaken tussen

1. de besloten vennootschap Linus Duurzaam B.V.te Zaandam,
2. [eisers]te [woonplaats] ,
eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder

(gemachtigden: mr. F.P. Brouwer, F. Oussouma-Ait Moha, M. Mooij, ing. R.J. Reukema en A. Laarhoven).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder een beslissing genomen op de aanvraag van SAAP Gebiedsontwikkeling (SAAP) om omgevingsvergunning voor het realiseren van 14 startersappartementen en 10 seniorenwoningen met een lift alsmede het verplaatsen van een bestaande inrit op de locatie [adres] (het project). Verweerder heeft omgevingsvergunning verleend voor de activiteit het maken van een uitweg en geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2019. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken geregistreerd onder de nummers HAA 18/2309, HAA 18/5104, HAA 18/5094 en HAA 18/5101. Eiseres sub 1 is vertegenwoordigd door eisers sub 2. Eisers sub 2 zijn verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank is – anders dan verweerder – van oordeel dat diens brief van 22 juni 2018 waarbij hij aan het bestreden besluit een aanvullende passage met informatie van feitelijke aard heeft toegevoegd, niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met de brief wordt immers geen nieuw rechtsgevolg teweeggebracht. Omdat de brief geen besluit is, is artikel 6:19, eerste lid, van de Awb daarop niet van toepassing. De beroepen hebben dan ook niet mede betrekking op de brief van 22 juni 2018, maar alleen op het bestreden besluit.
2.1
De rechtbank is gehouden de ontvankelijkheid van de beroepen ambtshalve te beoordelen.
2.2.1
Voor een inhoudelijke behandeling van de beroepen is vereist dat eisers daarbij belang hebben. Hiervoor geldt dat het doel dat hun voor ogen staat met de beroepen moet kunnen worden bereikt en voor hen feitelijk van betekenis moet zijn.
2.2.2
Eisers hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het in de voorliggende zaken gaat om een afwijzing van een verzoek om een bestemmingswijziging. Volgens eisers heeft SAAP met haar aanvraag in 2016 verzocht de bestemming “Gemengd”, die op basis van het bestemmingsplan “Poelenburg” ter plaatse geldt, te wijzigen in de bestemming “Wonen”. Eisers beogen met hun beroepen te bereiken dat die bestemmingswijziging wordt bewerkstelligd.
2.2.3
De rechtbank stelt vast dat SAAP in 2016 bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken in strijd met de bestemming “Gemengd” van het bestemmingsplan “Poelenburg” heeft ingediend voor het project. Verweerder heeft afwijzend op die aanvraag beslist. Het gaat in deze zaken, anders dan eisers hebben verondersteld, dus niet om een afwijzing van een aanvraag om een wijziging van de bestemming “Gemengd” naar “Wonen”. Voor een bestemmingswijziging zou overigens een aparte procedure moeten worden doorlopen. Eisers kunnen met hun beroepen dan ook niet bereiken dat de ter plaatse geldende bestemming “Gemengd” wordt gewijzigd naar “Wonen”.
Verder hebben eisers ter zitting desgevraagd verklaard dat het project waarvoor verweerder bij het bestreden besluit heeft geweigerd omgevingsvergunning te verlenen, niet meer zal worden gerealiseerd. Gelet op deze omstandigheden hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank geen belang (meer) bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen. Hun beroepen zijn reeds daarom niet-ontvankelijk.
2.3.1
Het beroep van eiseres sub 1 is naar het oordeel van de rechtbank ook niet-ontvankelijk omdat zij niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit is aan te merken. Zij kan daarom, gelet op artikel 8:1 van de Awb, geen beroep instellen tegen het bestreden besluit. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.3.2
Volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 2 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:10) is bij een besluit dat strekt tot weigering van een vergunning voor met het bestemmingsplan strijdig gebruik, in beginsel slechts het belang van de aanvrager rechtstreeks betrokken.
2.3.3
SAAP is op het aanvraagformulier van 29 april 2016 als aanvrager vermeld en eiseres sub 1 als gemachtigde. Uit het uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel van SAAP blijkt niet dat eiseres sub 1 bestuurder/enig aandeelhouder is van SAAP. Het belang van eiseres sub 1 is dan ook niet verweven met en loopt niet parallel aan het belang van aanvrager SAAP.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.
de griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.