ECLI:NL:RBNHO:2019:4246

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2038
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot goedkeuring van het faunabeheerplan en ontheffingsmogelijkheden voor het bejagen van de vos

Op 22 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland en twee eisers, te weten Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland en Vereniging Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land en Dijken. De zaak betreft de gedeeltelijke goedkeuring van het faunabeheerplan Algemene Soorten 2017-2023, waarbij de rechtbank zich heeft gebogen over de ontheffingsmogelijkheden voor het bejagen van de vos. De rechtbank heeft vastgesteld dat de goedkeuring van het faunabeheerplan geen zelfstandig rechtsgevolg heeft en dat er eerst ontheffing aangevraagd en verleend moet worden voordat gebruik kan worden gemaakt van de goedkeuring. De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover verweerder eisers ontvankelijk heeft geacht in hun bezwaren tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan. De rechtbank heeft de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/2038 en HAA 18/2070

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2019 in de zaken tussen

1. Stichting Faunabeheereenheid Noord-Hollandte Haarlem,
2. Vereniging Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land en Dijkente Purmerend,
eisers,
(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigden: mr. H.A. Schoordijk en M.A. van Leeuwen).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten tot gedeeltelijke goedkeuring van het faunabeheerplan Algemene Soorten 2017-2023 (faunabeheerplan) vastgesteld door de Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland.
Bij besluit van 21 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers deels gegrond verklaard en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Eisers hebben, beiden afzonderlijk, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gezamenlijk plaatsgevonden op 27 maart 2019. Namens Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland is verschenen [naam 1] . Namens Vereniging Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land en Dijken is verschenen [naam 2] , projectleider. Eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde mr. T. van der Weijde en vergezeld door dr. [naam 3] , deskundige.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A. Schoordijk, M.A. van Leeuwen, mr. M. Blondelle en W. van Dijk.

Overwegingen

1. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten tot gedeeltelijke goedkeuring van het faunabeheerplan. Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan de volgende onderdelen van het faunabeheerplan:
  • wilde eend;
  • vos;
  • zwarte kraai en kauw;
  • haas en konijn.
2. De beroepen van eisers zijn nog slechts gericht tegen het onthouden van goedkeuring aan het faunabeheerplan voor het onderdeel vos.
Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan het onderdeel vos, voor zover dit de ontheffingsmogelijkheden bovenop de landelijke vrijstelling betreft, te weten de nachtelijke uitvoering met gebruik van geweer en kunstmatige lichtbronnen. Verweerder heeft aan het onderdeel voor zover dat ziet op deze uitvoering in de periode december – februari goedkeuring onthouden en het onderdeel voor het overige, dus voor zover dat ziet op de uitvoeringsperiode van 1 februari – 1 juni, goedgekeurd.
3. Eisers voeren – kort samengevat – aan dat deze periode van uitvoering – van 1 februari tot 1 juni – te kort is om een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan het terugdringen van predatie door de vos. Een langere ontheffingsperiode is volgens eisers effectiever.
Eisers verzoeken de rechtbank te bepalen dat alsnog goedkeuring wordt verleend aan het onderdeel vos voor de gehele in het ter goedkeuring voorgelegde faunabeheerplan opgenomen uitvoeringsperiode.
4.1
De rechtbank dient allereerst, met oog op de beoordeling van de appellabiliteit van het besluit van verweerder tot onthouding van goedkeuring van het faunabeheerplan en met oog op het bepalen van de omvang van dit geding, ambtshalve het rechtskarakter van het bestreden besluit, voor zover dat in beroep wordt bestreden, vast te stellen.
4.2
In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:875). Daarin is geoordeeld dat de goedkeuring van het faunabeheerplan een rechtshandeling is voor zover dat betrekking heeft op de landelijke en provinciale vrijstellingen voor schadebestrijding en de jacht. Uit artikel 3.12, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) volgt dat schadebestrijding slechts kan plaatsvinden voor zover deze een basis vindt in een goedgekeurd faunabeheerplan, en dat de jacht alleen mag worden uitgeoefend als overeenkomstig het faunabeheerplan wordt gehandeld. De goedkeuring van het faunabeheerplan wijzigt in zoverre de rechtspositie van belanghebbenden, heeft dan ook rechtsgevolg en is daarom een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.
4.3
De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is dit ook niet in geschil, dat het onderdeel van het bestreden besluit waartegen de beroepen zijn gericht, ziet op ontheffingsmogelijkheden voor het bejagen van de vos in aanvulling op de voor de vos verleende landelijke vrijstelling. Goedkeuring van het faunabeheerplan brengt, anders dan in de hiervoor genoemde Afdelingsuitspraak, in dit geval niet met zich dat hiervan zonder nadere besluitvorming gebruik kan worden gemaakt. Daarvoor dient immers eerst ontheffing te worden aangevraagd en verleend. Gelet hierop heeft de goedkeuring van het onderdeel van het Faunabeheerplan waarop de beroepen zien geen zelfstandig rechtsgevolg, maar moet het goedkeuringsbesluit op dit punt worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling. Daartegen staat op grond van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht geen rechtsmiddel open, tenzij dit voorbereidingsbesluit de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Van dit laatste is in dit geval geen sprake.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verweerder in het bestreden besluit ten onrechte de bezwaren van eisers tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan ontvankelijk heeft geacht.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn en het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover verweerder eisers daarbij ontvankelijk heeft geacht in hun bezwaren tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan en op die bezwaren heeft beslist. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zal de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit, voor zover deze zijn gericht tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan, alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
6. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften nu sprake is van samenhangende zaken en gelijkluidende beroepschriften,1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder eisers daarbij ontvankelijk heeft geacht in hun bezwaren tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan en daarop heeft beslist;
- verklaart de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit, voor zover deze zijn gericht tegen de goedkeuring van het onderdeel vos van het faunabeheerplan, niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,00,- aan Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,00,- aan Vereniging Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land en Dijken te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.024,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzitter, en mr.drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.