Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna aangeduid als [verdachte]. De zaak betreft de deelname aan een criminele organisatie en het gebruik van valse (veterinaire) documenten bij de export van vogels naar het buitenland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen 1 januari 2011 en 3 april 2014 handelingen zijn verricht die de verspreiding van besmettelijke dierziekten konden veroorzaken. De verdachte heeft samen met anderen, waaronder verschillende rechtspersonen, deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het opzettelijk gebruik maken van valse documenten.
De rechtbank heeft tijdens de openbare terechtzittingen van 15, 16 en 17 april 2019 de vordering van de officieren van justitie, mr. M.C.A. Plantenga en mr. K. Zweers, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. drs. O.O. van der Lee. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar heeft bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gestructureerde samenwerking tussen de verdachte en andere rechtspersonen, waarbij valse documenten zijn gebruikt om de gezondheid van de geëxporteerde vogels te verdoezelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 15.000,-- met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke bedrijfssluiting opgelegd, mede gezien het tijdsverloop en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte zich nog bezig houdt met illegale praktijken.