ECLI:NL:RBNHO:2019:3741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
19.003022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv

Op 5 april 2019 is een beroepschrift ingediend door mr. H.J. Oosterhagen, gemachtigde van betrokkene, tegen een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering, uitgevaardigd door de officier van justitie op 1 februari 2019. De zaak werd behandeld op 23 april 2019 in een openbare zitting, waar betrokkene en zijn raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. R. Hagemeier. De gedragsaanwijzing hield in dat betrokkene zich gedurende drie maanden diende te onthouden van contact met bepaalde personen en zich niet op de openbare weg of in de nabijheid van een specifieke locatie mocht bevinden.

De rechtbank heeft de stukken en de standpunten van beide partijen bestudeerd. De officier van justitie verzocht de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren en de gedragsaanwijzing te verlengen, terwijl de verdediging stelde dat de gedragsaanwijzing buitenproportioneel was. Betrokkene gaf aan zich neer te leggen bij de situatie en wenste contact met zijn moeder, die in een zorginstelling verbleef. De rechtbank oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren waren voor de gedragsaanwijzing, maar dat de situatie inmiddels was verbeterd en er geen vrees meer bestond voor ernstig belastend gedrag van betrokkene jegens zijn moeder.

De rechtbank concludeerde dat de gedragsaanwijzing niet langer noodzakelijk was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang opgeheven. De beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Dambrink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 19.003022
Uitspraakdatum: 25 april 2019
Beschikking(beroep tegen gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 5 april 2019 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, ingekomen een beroepschrift, van mr. H.J. Oosterhagen gemachtigde van
[betrokkene] , betrokkene,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende te (1082 AC) Amsterdam, Groot Blankenberg 49, ten kantore van
mr. H.J. Oosterhagen, voornoemd,
gericht tegen de gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland, gedateerd op 1 februari 2019.
Op 23 april 2019 is dit beroep op een openbare zitting behandeld.
Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Oosterhagen, voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie, mr. R. Hagemeier.

2.Beoordeling

Bij de gedragsaanwijzing van 1 februari 2019 heeft de officier van justitie aan betrokkene een zogenoemd gebieds- en contactverbod opgelegd, inhoudende dat betrokkene zich met ingang van 2 februari 2019 voor de duur van 3 maanden:
- niet zal ophouden op de openbare weg en/of een aangelegen erf en/of tuin in de omgeving van [locatie] ;
- zal onthouden van contact met [persoon 1] (in persoon, email, sociale media, telefoon, brief, etc.) en/of [persoon 2] .
NB: indien daartoe naar oordeel van de geneesheer-directeur van [locatie] aanleiding bestaat, bijvoorbeeld vanwege de gezondheid van [persoon 1] , kan door hem/haar op dit verbod incidenteel een uitzondering worden gemaakt.
De gedragsaanwijzing is op 2 februari 2019 aan betrokkene uitgereikt.
Het beroep tegen de gedragsaanwijzing is op de voorgeschreven wijze ingediend. Betrokkene kan in zijn beroep worden ontvangen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het beroepschrift en de onderliggende stukken, het strafdossier, alsmede van de standpunten van betrokkene en de officier van justitie.
De officier van justitie heeft haar standpunt op schrift gesteld en deze ter zitting overhandigd. Kort gezegd verzoekt zij de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren. Zij heeft voorts te kennen gegeven dat zij voornemens is de gedragsaanwijzing te verlengen onder wijziging van de voorwaarden. De enige voorwaarde die wat haar betreft nog noodzakelijk is betreft:
- dat betrokkene zich zal onthouden van contact met [persoon 1] in persoon, behoudens tijdens door de geneesheer directeur van [locatie] te bepalen bezoekmomenten in de instelling en volgens door de geneesheer directeur te bepalen regels. Betrokkene mag zich bij gelegenheid van dergelijk bezoek (of op enig ander moment) niet in gezelschap van voornoemde [persoon 1] buiten (het terrein van) de instelling begeven.
Voorts merkt de officier van justitie op dat zij, ondanks dat de geneesheer directeur zelf in het kader van de Wet BOPZ dergelijke voorwaarden aan een bezoek kan stellen, de voorwaarden graag als gedragsaanwijzing wil handhaven, opdat er tot vervolging kan worden overgegaan wanneer betrokkene zich niet aan deze voorwaarden houdt. Gezien het verleden van betrokkene bestaat de vrees voor herhaling, ondanks dat het de laatste tijd rustig is en dat betrokkene zegt zich neer te leggen bij de beslissing. Wanneer betrokkene zich aan de voorwaarden houdt, zal hij geen last hebben van de gedragsaanwijzing.
Betrokkene heeft ter zitting verklaard op de hoogte te zijn van het feit dat de geneesheer directeur voorwaarden kan stellen aan zijn bezoek aan zijn moeder. Betrokkene geeft aan zich neer te leggen bij de huidige situatie. Hij zal zijn moeder niet weghalen uit de instelling. Hij acht het nu van belang, zowel voor zichzelf als voor zijn moeder, dat het contact met zijn moeder weer hersteld wordt. Hij hoop dat dit op korte termijn mogelijk is, nu zij op 27 april jarig is.
De raadsman van betrokkene heeft ter zitting ter aanvulling van het beroepschrift pleitaantekeningen overhandigd en aanvullend verklaard dat ook met de gestelde wijziging van de voorwaarden de gedragsaanwijzing buitenproportioneel is. Betrokkene legt zich bij de huidige situatie neer, hij wil gewoon contact hebben met zijn moeder. Van herhalingsgevaar is geen sprake. De door de officier van justitie beschreven vrees jegens een persoon/personen is niet goed onderbouwd. Naast betrokkene zijn nog twee personen aangehouden, deze hebben geen gedragsaanwijzing gekregen. Door de officier van justitie worden nu gewijzigde voorwaarden genoemd die allemaal al door de verdediging naar voren zijn gebracht. Omdat de officier van justitie daarvan niets wilde weten en het op een mediatontraject gooide, zitten we nu hier, terwijl alles al veel eerder geregeld had kunnen worden. Door die wijziging van voorwaarden, overigens matig onderbouwd, blijkt dat de officier van justitie ook vindt dat de bij de gedragsaanwijzing gestelde voorwaarden niet kunnen.
In de onderhavige procedure dient
de rechtbankte beoordelen of is voldaan aan de wettelijke voorwaarden een aanwijzing betreffende het gedrag te geven, en zo ja, of de gedragsaanwijzing in dit concrete geval proportioneel is.
De wettelijke voorwaarden houden in dat jegens verdachte ernstige bezwaren moeten bestaan ter zake van een strafbaar feit waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van verdachte jegens een persoon of personen, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van verdachte dat herhaald gevaar voor goederen oplevert (artikel 509hh Sv).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van stukken in het dossier blijkt dat voldoende ernstige bezwaren bestaan jegens betrokkene voor het plegen van een strafbaar feit.
Op het moment van de door de officier van justitie uitgevaardigde gedragsaanwijzing bestond er bovendien vrees voor ernstig belastend gedrag van verdachte jegens een persoon, te weten zijn moeder, [persoon 1] .
Inmiddels is gebleken dat de situatie veel rustiger is geworden. In het kader van een voorlopige machtiging verblijft de moeder van betrokkene sinds een aantal maanden in zorginstelling [locatie] , waar het goed met haar gaat.
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij berust in het feit dat zijn moeder in een zorginstelling verblijft. Hij wil slechts contact met zijn moeder. Uit de stukken volgt dat ook moeder gebaat is bij contact met haar zoon. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat de geneesheer directeur op grond van artikel 40 van de Wet BOPZ voorwaarden kan stellen aan het bezoek van betrokkene. De geneesheer directeur heeft reeds per e-mail te kennen gegeven dat in overleg met de curator een bezoekregeling is afgesproken voor betrokkene met zijn moeder. Deze regeling houdt in:
Betrokkene mag één keer per week mag langskomen tijdens kantooruren, dus niet in het weekend. Wanneer blijkt dat mevrouw in toenemende mate onrustig wordt van het bezoek of aangeeft naar huis te willen gaan, zal de bezoekregeling worden aangepast. Voor al het bezoek geldt dat zij zich moeten melden bij de receptie. Eerder is al contact geweest met de wijkagent. Er liggen afspraken wanneer het bezoek tot problemen leidt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet langer sprake is van vrees voor ernstig belastend gedrag van betrokkene jegens zijn moeder. De rechtbank acht een (verlenging van) gedragsaanwijzing dan ook niet langer noodzakelijk, ook niet in voorgestelde gewijzigde vorm.
Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroepschrift gegrond;
- heft met onmiddellijke ingang de op 1 februari 2019 gegeven gedragsaanwijzing op.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. van Beek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Dambrink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.