ECLI:NL:RBNHO:2019:3622

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
C/15/286310 / FA RK 19-1570
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van geboorteakte van een kind geboren uit een lesbisch huwelijk met handhaving van de geslachtsnaam van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot verbetering van de geboorteakte van een minderjarige, geboren uit een lesbisch huwelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboortemoeder, die op het moment van de geboorte nog niet was erkend door de duomoeder, niet als moeder kon worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving. De rechtbank verwijst naar artikel 1:198 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de voorwaarden voor het moeder zijn van een kind zijn vastgelegd. Aangezien de duomoeder het kind pas na de geboorte heeft erkend, kon zij niet als juridische moeder worden beschouwd op het moment van de aangifte van de geboorte.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de naamskeuze van het kind, die volgens de wet moet worden gemaakt door de ouders op het moment van de aangifte. Aangezien de duomoeder niet als moeder kon worden aangemerkt, heeft de rechtbank besloten dat de geslachtsnaam van het kind ongewijzigd blijft, maar dat de gegevens van de duomoeder van de geboorteakte moeten worden verwijderd. Dit betekent dat de duomoeder niet langer als moeder op de geboorteakte zal worden vermeld, maar het kind wel haar geslachtsnaam behoudt.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van de officier van justitie toe te wijzen en de geboorteakte te verbeteren. De griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking naar de ambtenaar van de burgerlijke stand te sturen, maar pas na een termijn van drie maanden, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
wijziging geboorteakte
zaak-/rekestnr.: C/15/286310 / FA RK 19-1570
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 1 mei 2019
op verzoek van:
De officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland,
strekkende tot verbeteren van een geboorteakte van de burgerlijke stand betreffende:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] .

1.Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 19 februari 2019 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de officier van justitie.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de verbetering te gelasten van de geboorteakte, met nummer [nummer] van het jaar 2019 van [plaats] , van het kind [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , in die zin dat de gegevens als volgt worden verbeterd:
OUDERS
Geslachtsnaam moeder: -
Voornaam moeder: -
OVERIGE GEGEVENS
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte moeder: -
Dag van geboorte moeder: -

3.Feiten en omstandigheden

3.1.
[minderjarige] is op [geboortedatum] geboren uit [geboortemoeder] (hierna ook [geboortemoeder] ).
3.2.
De geboortemoeder is op [huwelijksdatum] gehuwd met [duomoeder] (hierna ook [duomoeder] ). Blijkens het uittreksel uit de basisregistratie personen van 29 januari 2019 hebben zij nog twee andere kinderen geboren in 2014 respectievelijk in 2017, die beiden de geslachtsnaam [geslachtsnaam] hebben.
3.3.
Op de geboorteakte van [minderjarige] is [geboortemoeder] vermeld als de moeder uit wie hij geboren is en zijn de voornamen, geslachtsnaam, plaats van geboorte en dag van geboorte van [duomoeder] vermeld onder het kopje geboortegegevens ouders/moeder.
3.4.
[duomoeder] heeft [minderjarige] blijkens de latere vermelding betreffende erkenning behorende bij de geboorteakte erkend op [datum] .

4.Beoordeling van het verzoek

4.1.
Verzocht wordt de gegevens van [duomoeder] te verwijderen van de geboorteakte van [minderjarige] en de geslachtsnaam [geslachtsnaam] ongewijzigd te laten.
4.2.
Ingevolge artikel 1:198 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is moeder van een kind, voor zover hier van belang, de vrouw:
a. uit wie het kind is geboren;
b. die op het tijdstip van geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, indien dit kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting en een door de stichting, bedoeld in die wet, afgegeven bewijs onbekende donor is overgelegd;
c. die het kind heeft erkend.
Afgezien van de vraag of [minderjarige] al dan niet is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie, staat vast dat geen bewijs afgegeven door de Stichting is overgelegd.
Voorts staat vast dat [duomoeder] het kind ten tijde van de geboorte nog niet had erkend, maar pas op 5 februari 2019. Dit betekent dat [duomoeder] op grond van voormeld artikel tot die datum juridisch niet als de moeder van het kind kan worden aangemerkt.
4.3.
Op grond van artikel 1 lid 4 juncto lid 13 BW kunnen een ouder en haar echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is en die van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa BW uitoefenen, ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte (of op een ander moment) verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van deze naamskeuze wordt een akte opgemaakt.
Geschiedt de (geslachts)naamkeuze als bedoeld in lid 4 van dit artikel niet ten tijde van de aangifte van de geboorte, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand ingevolge lid 5 juncto lid 13 van dit artikel in de geboorteakte als geslachtsnaam van het kind op:
de geslachtsnaam van de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind geboren is in het geval het kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan;
de geslachtsnaam van de moeder uit wie het kind is geboren in geval een ouder en haar echtgenoot of geregistreerd partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa over het kind uitoefenen.
Krachtens lid 8 van ditzelfde artikel kan een verklaring als bedoeld in het vierde lid slechts ten aanzien van hun eerste kind worden afgelegd. De volgende kinderen over wie de ouder en dezelfde echtgenoot of geregistreerde partner, die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen, hebben dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind.
4.4.
In artikel 1:253sa BW is bepaald dat over het staande hun huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is gezamenlijk het gezag uitoefenen, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot de andere ouder.
[minderjarige] staat niet in familierechtelijke betrekking tot een andere ouder, zodat [duomoeder] en [geboortemoeder] van rechtswege samen het gezag over hem uitoefenen.
4.5.
Nu vaststaat dat [duomoeder] [minderjarige] ten tijde van het opmaken van de geboorteakte (nog) niet had erkend en er geen donorverklaring is overgelegd kan de rechtbank niets anders dan het verzoek van de officier van justitie toewijzen, ook al betekent dit dat de duomoeder als moeder uit de geboorteakte van [minderjarige] wordt geschrapt, maar het kind wel vanaf zijn geboorte haar geslachtsnaam draagt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
Gelast verbetering van akte nummer [nummer] voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van [plaats] over het jaar 2019, betreffende [minderjarige] in die zin dat de volgende gegevens worden gewijzigd en komen te luiden als volgt:
OUDERS
Geslachtsnaam moeder “-”
Voornamen moeder “-”
OVERIGE GEGEVENS
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte moeder “-”
Dag van geboorte moeder “-”
5.2.
Draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. van Dam, rechter, in tegenwoordigheid van E. Dijkstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.