ECLI:NL:RBNHO:2019:3588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
15.233439.16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en veroordeling voor vernieling met inachtneming van eerdere strafzaken

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en vernieling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging van [slachtoffer 1], omdat de verklaring van de aangeefster niet als wettig en overtuigend bewijs werd beschouwd. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar op 6 november 2016 had bedreigd via een dreigend bericht, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring onvoldoende betrouwbaar was.

De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte schuldig was aan de vernieling van een keukenraam, toebehorende aan [slachtoffer 2], op 2 augustus 2016. De verdachte had dit raam opzettelijk en wederrechtelijk vernield door een oud tv-meubel door het raam te gooien. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster en de bevindingen van de politie ter plaatse.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met eerdere strafzaken van de verdachte en besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaarde dat de verdachte strafbaar was voor de vernieling, maar dat er geen straf of maatregel werd opgelegd, mede door de vrijspraak van de bedreiging en de reeds lopende strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.233439.16 (P)
Uitspraakdatum: 30 april 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 april 2019 in de zaak tegen:
[verdachte]
[geboortedatum]
thans uit andere hoofde gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad.
De zaak is door de politierechter op 10 januari 2018 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op of omstreeks 6 november 2016 te Den Helder [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Zorg even dat mij spullen terug komen ben jou zoooo zat en wist al dat het lang ging duren toen je zoooo zei haha nep wijf veel plezier en zorg dat mij spullen terug komen anders wurg ik je zooooo daar heb ik wel zin in Ach hoor het zoooo wel dekje", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 2:hij op of omstreeks 2 augustus 2016 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een (keuken)raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 8 november 2016 doet aangeefster aangifte van bedreiging. Zij verklaart dat verdachte op 6 november 2016 diverse berichten naar haar heeft verstuurd, waaronder een bericht met de inhoud zoals ten laste is gelegd. Verdachte heeft dit laatste steeds ontkend.
Tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, verklaart aangeefster op 25 januari 2018 dat zij het bewuste bericht op de telefoon van verdachte zelf heeft opgesteld en naar haar eigen telefoon heeft verstuurd. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van aangeefster onvoldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring van het feit te kunnen komen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij op 2 augustus 2016 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een keukenraam, toebehorende aan A. Reitsma, heeft vernield.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank gelet op haar eis in de gelijktijdig maar niet gevoegd behandelde strafzaken, geregistreerd onder de parketnummers 15/030136-18 en 15/151330-18, aan verdachte in deze strafzaak geen straf of maatregel zal opleggen.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling door midden in de nacht een keukenraam met een oud tv-meubel in te gooien. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde overlast en financiële schade berokkend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 september 2018, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van 24 oktober 2014 door deze kamer eerder ter zake van onder meer vernieling onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 februari 2017 van [reclasseringsmedewerker] als reclasseringswerker verbonden aan Palier forensische & Intensieve zorg.
Nu verdachte van feit 1, de bedreiging, zal worden vrijgesproken en de rechtbank in aanmerking zal nemen de strafoplegging van heden in de strafzaken geregistreerd onder de parketnummers 15/030136-18 en 15/151330-18, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend.
Er zal derhalve in deze zaak geen straf of maatregel aan verdachte worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en R.P. Boon, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2019.
Mr. Boon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feit 2:
I.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 16 april 2019 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Het klopt dat ik op 2 augustus 2016 bij de woning van [slachtoffer 2] ben geweest. Mogelijk is mijn telefoon in de tuin uit mijn zak gevallen.
II
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 2 augustus 2016 door aangeefster [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring (pagina 4):
Op 2 augustus 2016 omstreeks 03.45 uur lag ik in bed te slapen. Ik hoorde ineens meerdere malen mijn deurbel. Ik herkende de stem van [verdachte]. Een aantal minuten later hoorde ik gerommel bij mijn achterdeur. Ik zag dat [verdachte] in mijn achtertuin stond. Ik zag dat hij achter het keukenraam stond. Ik zag dat [verdachte] een oud tv meubel pakte. Ik zag dat [verdachte] met kracht het tv meubel door mijn keukenraam gooide. Ik zag dat het raam uit elkaar spatte en op de keukenvloer belandde.
III
Een proces-verbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] (pagina’s 9 en 10):
Op 2 augustus 2016, omstreeks 03.56 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de [adres]. Aldaar was het raam ingegooid.Ter plaatse in de woning zag ik dat aan de achterzijde van de woning een raam boven de keuken vernield was. Ik ben vervolgens naar het raam gelopen waar ik het tv-meubel nog in zag hangen. Ik keek vervolgens naar beneden en zag daar een mobiele telefoon op de grond liggen. Ik zag dat deze telefoon vlak onder het raam lag. Dit moest blijkbaar de telefoon van [verdachte] zijn. Ik heb hierop de telefoon in beslag genomen.Ik heb op het politiebureau te Den Helder in het politiesysteem BVI-IB verdachte opgezocht en daarbij het meest recente mobiele telefoonnummer opgezocht. Ik heb vervolgens het telefoonnummer gebeld. Ik zag dat in het scherm een oproep stond met daarbij "Privé". Tevens hoorde ik een beltoon. Ik heb vervolgens opgehangen en zag dat de oproep op de telefoon ook gelijk stopte.